Sinds 1976 worden kinderen in Nederland op de leeftijd van veertien maanden ingeënt tegen mazelen. In datzelfde jaar werden nog 2512 patiënten met mazelen gemeld. In de jaren daarna daalde hun aantal snel tot gemiddeld negentig patiënten in de periode 1978 tot 1987, met uitzondering van 480 meldingen in 1983. In 1987/1988 brak een uitgebreide epidemie uit. Bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg werd opgave gedaan van 1666 gevallen van mazelen.
Navraag wees toen uit dat de belangrijkste redenen om niet in te enten van religieuze aard (64 procent) of van antroposofische aard (16 procent) was.
In de zomer van 1992 was er opnieuw sprake van een epidemie van forse omvang. Er werden in totaal 472 gevallen van mazelen gemeld. Van hen waren 395 personen niet gevaccineerd, bijna de helft vanwege een antroposofische levensbeschouwing. Ook in 1993 lag het aantal ziektegevallen nog tamelijk hoog, namelijk op 468.
Daarna daalde het aantal meldingen tot slechts negen aangegeven gevallen in 1998. Van de 1041 personen met mazelen in de periode 1993-1998 waren er 923 niet en 98 wel gevaccineerd.
Bron Infectieziekten Bulletin
|