Gezondheid

Nieuwe verschillen in
resusbloedgroepen

A. M. Alblas
Naast de bekende verschillen tussen bloedgroepen en resusfactoren kunnen met behulp van nieuwe technieken meer verschillen in bloed worden aangetoond dan tot nu toe bekend was. Daarbij gaat het met name om verschillen in de structuur van de resusbloedgroep bij verschillende mensenrassen. Voor de ontvanger van donorbloed kan dat grote consequenties hebben.

Deze belangrijke ontdekking maakte dr. D. J. van Rhenen, directeur medische zaken van de Bloedbank ZWN Rotterdam, vorige week bekend tijdens de presentatie van het jaarverslag 1997 van zijn instelling. „Onderzoek van donorbloed uit Johannesburg (Zuid-Afrika), Addis Abeba (Ethiopië) en Curaçao heeft dat aangetoond”, zei Van Rhenen. „Gezien de multiraciale samenleving in Nederland kan dat voor de bloedgroepbepaling in de Nederlandse ziekenhuizen, en met name bij die in de grote steden, vergaande consequenties hebben”, voegde hij er niet zonder nadruk aan toe.

In nauwe samenwerking met de afdeling Experimentele Immunohematologie van het CLB in Amsterdam heeft Van Rhenen uitvoerig onderzoek gedaan naar de structuurverschillen van de diverse resusfactoren bij autochtonen en bij etnische minderheden. „We hebben tot voor kort, met de middelen en mogelijkheden die we hadden, altijd oppervlakkig gekeken naar de verschillen in bloedgroepen en resusfactoren. Met de nieuwe DNA-technieken kunnen we veel meer. Die hebben we nu ook toegepast op de resusfactoren van allochtonen. Dat leidde niet alleen tot grote verrassingen, maar vervult ons ook met de nodige zorg”, zegt hij.

Bloedafbraak
Dat moet de bloeddoctor wel even uitleggen. „Bij een patiënt die een bloedtransfusie nodig heeft, stellen we uiteraard eerst vast of het bloed van de donor geen reacties geeft bij de ontvanger. Aan de hand van die controle doen zich dan ook niet of nauwelijks reacties voor. Nu we weten dat er structuurverschillen zijn in de resusfactoren tussen Nederlanders en etnische minderheidsgroepen, zou het wel eens kunnen zijn dat dit op langere termijn reacties kan geven bij een Nederlander die bloed krijgt van bijvoorbeeld een Ethiopiër of omgekeerd. In het ergste geval kan dat betekenen dat het Nederlandse donorbloed het bloed van de Ethiopische ontvanger afbreekt. Of omgekeerd natuurlijk”.

Van die niet ondenkbare kans is de Bloedbank ZWN Rotterdam behoorlijk geschrokken. In het werkgebied, dat ook een groot deel van Zuidwest-Nederland omvat, wonen heel wat allochtonen. „Van deze etnische minderheden hebben we maar een heel klein voorraadje bloed in huis. Velen van hen zijn uit culturele of religieuze overwegingen erg terughoudend om bloeddonor te worden. Wanneer zo iemand bloed nodig heeft, kan alleen maar bloed worden toegediend van een Nederlander. Met de mogelijke gevolgen die we nu hebben ontdekt”, aldus Van Rhenen.

Om die reden gaat de bloedbank zich inspannen om ten minste 10 procent van het donorbloed van allochtone herkomst te werven. Dat percentage komt overeen met het percentage allochtonen in de samenleving. De Bloedbank ZWN Rotterdam wil die werving niet via een campagne met toeters en bellen doen. Van Rhenen: „We proberen ze binnen te halen via onze huidige donoren. We hopen dat zij, onder meer met een brochure, allochtonen in hun eigen omgeving enthousiast kunnen maken”.

Test
Ook de veiligheid van het donorbloed blijft een punt van voortdurende aandacht van de Rotterdamse bloedbank. Met ingang van 1 juli 1999 wordt een nieuwe test (HCV.NAT) op alle donorbloed uitgevoerd, die een snellere opsporing mogelijk maakt naar besmetting met het hepatitis-C-virus. De Bloedbank ZWN Rotterdam is gevraagd voor deze landelijke ontwikkeling het voortouw te nemen.

Behalve door het testen van donorbloed kan de veiligheid van de transfusie vergroot worden door het behandelen van bloedproducten om eventueel aanwezige micro-organismen te doden. Een nieuwe ontwikkeling op dat gebied wordt momenteel in een klinische studie bekeken in samenwerking met de afdeling hematologie van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam. Dr. Van Rhenen: „De bloedbank is niet alleen een leverancier van rode en witte bloedcellen, maar levert ook een bijdrage aan patiëntenzorg en aan het onderzoek ten behoeve van professionalisering van de bloedtransfusie”.

In 1998 heeft zich in Nederland een grote reorganisatie in de bloedvoorziening voltrokken, die heeft geleid tot het ontstaan van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening. Hierin zijn alle bloedbanken en het Centraal Laboratorium voor de Bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis (CLB) in Amsterdam samengegaan. In het zuidwesten van Nederland zijn de krachten van de voormalige bloedbanken in Rotterdam, Dordrecht en Breda gebundeld en is de Bloedbank ZWN Rotterdam ontstaan. Zij is verantwoordelijk voor de bloedvoorziening in de regio's Midden-Holland, Rijnmond, Dordrecht, West-Brabant en Zeeland.

Bij de Rotterdamse bloedbank zijn nu 400 medewerkers werkzaam en worden producten en diensten geleverd aan dertig ziekenhuizen in de regio. De bloedbank heeft 24 afnamelocaties en is met 100.000 donoren de grootste bloedbank van Nederland en een van de grootste van Europa.