Gezondheid

Dotteren het beste na hartinfarct

Alle mensen die een hartinfarct hebben gehad zouden gedotterd moeten worden. Zij hebben daar meer baat bij dan bij een behandeling met een stolseloplossend middel. Komen patiënten met een infarct binnen in een ziekenhuis waar dotteren niet mogelijk is, dan dient overplaatsing naar een dottercentrum ernstig te worden overwogen.

Dit stelt cardioloog A. van 't Hof op grond van onderzoek waarop hij vorige week promoveerde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Patiënten met een acuut infarct kunnen op twee manieren worden behandeld: met behulp van een stolseloplossend middel (trombolyse), of mechanisch, door middel van het dotteren van een afgesloten kransslagader (percutane transluminale coronaire angioplastiek, meestal kortweg PTCA genoemd). Daarbij worden verstopte aderen met een ballonnetje 'opgerekt' zodat het bloed er weer doorheen kan stromen.

Inmiddels laat een tiental onderzoeken zien dat een dotterbehandeling tot betere resultaten leidt dan trombolyse. Desondanks wordt in Nederland slechts een op de twintig patiënten met een acuut infarct op deze manier behandeld. Aanvankelijk werd gedacht dat alleen mensen met een groot infarct voordeel hebben bij dotteren. Maar het onderzoek van Van 't Hof laat zien dat ook patiënten met een klein infarct er baat bij hebben en minder vaak een tweede infarct krijgen dan degenen die behandeld waren met een middel dat stolsels oplost. Daarom zouden alle patiënten met een hartinfarct –groot of klein– moeten worden gedotterd, aldus de promovendus.

De meeste patiënten komen echter terecht in ziekenhuizen waar geen mogelijkheden voorhanden zijn te dotteren. De techniek is slechts mogelijk in dertien ziekenhuizen in Nederland.

Volgens Van 't Hof kunnen patiënten met een hartinfarct veilig vervoerd worden naar een dottercentrum. De tijd die verloren gaat door het transport kan volgens hem worden ingehaald door de patiënt bij aankomst direct door te sluizen naar de dotterkamer. In de praktijk komt het erop neer dat elk ziekenhuis op minder dan een uur rijden ligt van een dottercentrum.

In het tweede deel van zijn onderzoek laat Van 't Hof zien dat het electrocardiogram (ECG) of hartfilmpje nog steeds van grote waarde is. Niet alleen voor het stellen van de diagnose hartinfarct, maar ook voor de verdere prognose. Bij patiënten bij wie het ECG na de dotterbehandeling volledig normaliseerde, bleek de overleving zeer gunstig te zijn (96 procent over drie jaar). Daarentegen gold voor patiënten bij wie het hartfilmpje niet verbeterde, een overlevingspercentage dat aanzienlijk lager lag (73 procent).