Gezondheid

Bewegingsarmoede in de klas bestrijden

Functioneel wiebelen
op een zitbal

Door Alice de Stigter
Kinderen hebben steeds minder tijd en gelegenheid om te bewegen. De straat wordt door toenemende verkeersdrukte een onveilige plek om buiten te spelen. Veel ouders vinden het prima dat jonge kinderen binnenshuis spelen en nemen het voor lief dat ze uren achter de tv of computer zitten. De resultaten blijven niet uit. Kinderen kunnen veelal geen koprol meer maken en zijn steeds minder soepel. De bewegingsarmoede bij kinderen slaat toe.

Deze ontwikkeling is al meer dan tien jaar aan de gang, denkt fysiotherapeut J. Lipsch van het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Vorig jaar slaagde hij cum laude voor zijn afstudeeropdracht “SPELENderWIJS. De rol van de fysiotherapeut bij de motorische ontwikkeling van het kind op de basisschool”.

„Ik werk met jongeren op een sportclub en dan zie je dat ze steeds minder soepel worden. Eerst kon ik die ontwikkeling niet goed plaatsen, totdat ik een paar maanden bij een bevriende tropenarts in Zimbabwe was geweest”.

Tijdens zijn verblijf ging Lipsch verbanden leggen en zag hij hoe een kind eigenlijk moet bewegen. „Je ziet het al bij baby's. Ze worden in een doek op de rug of buik gedragen. Ze worden continue geprikkeld en moeten zelf maar zorgen dat ze zich recht houden. Je ziet baby's al op jonge leeftijd met gestrekte beentjes en rechte rug zitten. Dat zie je bij ons niet, dan rollen ze gelijk op hun rug”.

Boomstammen
De kinderen in Zimbabwe hebben geen stoeltjes, ze zitten op boomstammen of op de grond. „Ze zitten eigenlijk nooit stil, maar hebben een perfecte actieve houding. Als je daar de kinderen ziet zitten, lopen en rennen, zie je pas het schrille contrast met hier. Je kunt dat ook doortrekken naar de volwassenen”, zag Lipsch. „In Zimbabwe heeft nog nooit iemand van rugklachten gehoord. En dat terwijl de belasting vaak een stuk zwaarder is dan hier. Vrouwen lopen daar zonder problemen 15 kilometer met een last van 30 tot 40 kilo op hun hoofd en een kind op de rug. Daarbij hebben ze hun rug in een fantastische houding”.

„Het mooiste was om te zien hoe enthousiast en onvermoeibaar de kinderen in Zimbabwe eigenlijk spelend bewegen en het plezier waarmee ze dat doen. Dan besef je pas dat door het bewegingsarme karakter van onze maatschappij kinderen eigenlijk iets heel kostbaars wordt ontnomen, namelijk het veel en vrij spelend kunnen bewegen”.

Terug in ons land keek hij met andere ogen naar het bewegen van kinderen. „In ons land wordt door de steeds verdergaande verstedelijking de ruimte voor jonge kinderen om te spelen steeds krapper. Veel kinderen kunnen met goed fatsoen niet meer buiten op straat spelen. Veel kleine kinderen spelen binnenshuis, met als eerste en meest dominante 'opvoeders' makers van televisieprogramma's en producenten van computerspelletjes. Tv en computerspelletjes zijn een concurrent voor het buiten spelen”.

„Veel ouders zien het als een veilige manier om hun kinderen bezig te houden. Waar kinderen vroeger met de fiets of lopend naar school gingen, worden ze nu veelal met de auto naar de basisschool gebracht. Al die factoren zorgen ervoor dat kinderen steeds minder bewegen. Het bewegingsonderwijs op de basisschool kan slechts gedeeltelijk compensatie bieden”.

Wiebelen en draaien
Lipsch denkt dat kinderen juist op school een actievere zithouding moeten hebben. „Ik denk dat wij de kinderen hier te veel in een stilzitcultuur aan het kweken zijn. Een kind mag niet wiebelen en draaien, terwijl het de natuurlijke bewegingsdrang van het kind is. Ook op de basisschool zijn er maar twee uur gereserveerd voor bewegen, voor gymnastiekles. Bovendien hebben de basisscholen –mede door bezuinigingen– ervoor gekozen de gymnastieklessen zelf in te vullen. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat op dit moment aan de motorische ontwikkeling op de basisschool veel minder aandacht wordt besteed dan aan de cognitieve ontwikkeling van het kind”.

Lipsch ziet hier een braakliggend terrein voor de fysiotherapeut. Op dit moment is er volgens hem geen goede filterfunctie in het basisonderwijs. „Eén keer in de twee jaar komt de schoolarts op school. Die ziet dan per ongeluk dat een kind een beetje raar hinkt. Op dat moment wordt zo'n kind pas doorverwezen naar de fysiotherapeut. Maar dat is eigenlijk in een heel laat stadium. Wij hebben een opleiding gehad met betrekking tot de motorische ontwikkeling van het kind, daar zou je eigenlijk op de basisschool al iets mee moeten doen”, vindt de fysiotherapeut.

Hij zou het een goede zaak vinden als een fysiotherapeut één uur in de week op de basisschool bewegingsonderwijs zou geven. „Die heeft in ieder geval de kennis en de kunde in huis, alleen moet het op een creatieve manier worden gebracht. Dan kun je gelijk zien dan sommige kinderen in een bepaalde fase zijn blijven hangen. In dat ene uur kun je de signaalfunctie en de behandeling samenvoegen”.

„Tussen het vierde en het twaalfde jaar vinden de belangrijkste ontwikkelingen plaats en is het belangrijk dat er ruimte is voor structureel gericht bewegingsonderwijs. Op die manier kunnen tijdig problemen in de motoriek worden onderkend. Bovendien bestaat op de basisschool niet alleen de mogelijkheid tot het begeleiden van kinderen in het gymnastieklokaal, maar zijn er ook mogelijkheden voor bewegen of bewegingsonderwijs binnen het klaslokaal”.

Zitbal
Met zijn project SPELENderWIJS probeert Lipsch te bereiken dat kinderen niet uren per dag op hun stoeltje zitten. Hij wil ze actief leren zitten zodat ze hun bewegingsdrang kunnen ontwikkelen. De fysiotherapeut vindt het zitten op een bal in plaats van op een stoel een goed alternatief om de stilzitcultuur op school te doorbreken. Tijdens een stage in Zwitserland zag Lipsch het balzitten in de praktijk en raakte hij er enthousiast over. „De bal wordt in Zwitserland veel toegepast in de fysiotherapie. De zitbal is in het klaslokaal, maar ook thuis, een geïntegreerd zitmeubel. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat je aan het zitten op een bal in het begin even moet wennen, het is eerst vermoeiend, maar vervolgens een heel goede en prettige manier van zitten”.

Na zijn stage heeft Lipsch verschillende scholen warm weten te krijgen voor de zitbal. „Ik heb presentaties gehouden op basisscholen en daar mijn ideeën uiteengezet voor het onderwijzend personeel. Ik heb ze laten kennismaken met een aantal leuke en goedkope tips waarmee leerkrachten zelf aan de slag kunnen. Daar zit ook de bal in de klas bij. Het vraagt wel enige aanpassing van leraar en leerlingen, maar na een week blijkt al dat de meeste leerlingen liever op de bal dan op een stoel zitten. Misschien wel omdat ze er op mogen bewegen”.

Kinderen zitten niet onnodig op de bal te wiebelen, is de ervaring van de fysiotherapeut. Sommige leerkrachten stonden in het begin niet gelijk te juichen toen ze hoorden dat een deel van de leerlingen op een zitbal de les zouden volgen. „Tijdens de eerste dagen wordt er wat meer gewiebeld, dat is even het nieuwe, maar na een paar dagen zie je de kinderen alleen functioneel bewegen, als ze iets moeten pakken bijvoorbeeld. Je houdt het ook maar vijf minuten vol om onnodig op zo'n bal te bewegen, want dan ben je versleten. De leerlingen moeten een actieve zit hebben, anders schiet de bal onder hen uit”.

Corrigeren
Tijdens het project werden ook video-opnamen gemaakt. „Het is heel leuk om bepaalde bewegingen van het kind te zien. Als een kind een pen pakt die verderop op het bankje ligt, vindt er een heel proces plaats. Als hij alleen maar naar rechts hangt, schiet de bal links onder hem uit, dus moet hij corrigeren met het bekken. Dat gaat helemaal vanzelf, kinderen hebben er geen erg in. We hebben stickers op de ruggenwervel van kinderen geplakt. Dan zie je hoe actief die wervelkolom is tijdens een uur balzitten; het is een continue beweging.

Het project SPELENderWIJS loopt momenteel nog in verschillende basisscholen in Zuid-Limburg. Er zijn nog steeds basisscholen die belangstelling hebben voor het project. Lipsch hoort ook van docenten dat veel ouders de zitballen voor thuis op de studeerkamer van de kinderen bestellen. „De kinderen zijn er blijkbaar thuis heel enthousiast over. Een bal kost ongeveer 40 gulden, dus het is geen grote investering. Dat was, denk ik, ook een van de redenen waarom scholen heel makkelijk meedoen aan het project. De instap was niet duur. Er zijn ook leerkrachten die zelf een bal aanschaffen en zich in een actieve zit willen oefenen”.