Borstkanker en oestrogeenreceptorenDoor dr. J. W. Copius Peereboom In Nederland veroorzaakt kanker na hart- en vaatziekten het grootste aantal sterfgevallen. Volgens sommige auteurs is de sterfte aan kanker weinig verminderd sinds Nixon de war on cancer proclameerde. Dit is merkwaardig, omdat duizenden patiënten individueel langer leven door de sterk verbeterde behandelingsmethoden. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat de kankersterfte bij sommige kwaadaardige aandoeningen sterk verlaagd is, maar bij andere soorten juist verhoogd. Zo is de afgelopen jaren het aantal gevallen van kinderkanker, prostaatkanker (plus 300 procent bij 60-plussers, mede door een verbeterde diagnostiek), van zaadbalkanker en van non-Hodgkinkanker gestegen. Een grote groeier is ook borstkanker. Wereldwijd nam tussen 1980 en 1995 de incidentie toe met 26 procent. In Nederland is het aantal gevallen van borstkanker in dertig jaar toegenomen met 90 procent. Dit betreft jaarlijks circa 10.000 vrouwen; ongeveer een op de elf. Oorzaken Velen vragen zich natuurlijk af wat de oorzakelijke factoren achter deze verontrustende cijfers zijn. Genetische invloeden spelen een rol, maar over het algemeen worden die toch laag ingeschat, circa 5 procent. De voornaamste (milieu)factoren zijn: medicatie met hormonen, de aanwezigheid van chloorhoudende chemicaliën en van voedingscomponenten. Op het recent in Canada gehouden eerste wereldcongres over borstkanker werd gesteld dat slechts 30 procent van de incidentie van borstkanker door genetische factoren verklaard kan worden. Door mevrouw dr. R. van Leeuwen, epidemiologe bij het Nederlands Kankerinstituut in Amsterdam, zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de extra belasting van vrouwen met hormoonpreparaten. Het slikken van de pil blijkt in het algemeen een 24 procent hoger risico op borstkanker op te leveren. Dit verhoogde risico wordt niet groter indien de pil zeer lang wordt geslikt. Ook de zogenaamde hormoonvervangende therapie tijdens de menopauze heeft een soortgelijk effect. Een nadeel is dat hierbij wel een verhoogd risico optreedt als men langer slikt. Opvallend is dat vrouwen met overgewicht minder te lijden hebben van dit effect dan de wat slankere types. Hormoonpillen tijdens de overgang kunnen het risico op botontkalking en hart- en vaatziekten verminderen. Hormoongebruik langer dan vijf jaar zal de kankerincidentie echter met circa 35 procent verhogen. Dit hormoongebruik is belangrijk, omdat in ons land circa 190.000 vrouwen hormoonsuppletie voorgeschreven krijgen. Chemicaliën Ongeveer tien jaar geleden werden enkele onderzoeken gedaan naar een mogelijke relatie tussen het voorkomen van borstkanker en verontreiniging van het borstweefsel met chloorhoudende bestrijdingsmiddelen zoals ddt, het afbraakproduct dde en pcb's. Inderdaad werden volgens verschillende publicaties hogere gehalten aan bestrijdingsmiddelen gevonden in het aangetaste borstweefsel. Deze bevindingen konden in recente publicaties echter niet bevestigd worden. De onderzoekster Devra Lee Davis heeft evenwel in een recent artikel gesuggereerd dat de aanwezigheid van chloorhoudende verbindingen tijdens bepaalde, gevoelige perioden van de zwangerschap een oorzaak zou kunnen zijn. Hierover bestaan echter nog geen definitieve gegevens. In 1981 hebben de epidemiologen Doll en Peto geschat dat circa 35 procent van alle kankers wordt veroorzaakt door de voeding. Het is duidelijk dat veel onderzoekers een mogelijke relatie tussen voeding en borstkanker hebben onderzocht. Daarbij bleek een dieet met veel groente het optreden van deze kanker te verminderen. In het algemeen is een mediterraan dieet met veel vis, (weinig vlees en dierlijke vetten), veel groenten en olijfolie op zich al gezonder dan het vleesrijke voedsel met veel fastfood in de meer noordelijke landen. Oestrogeenreceptoren Door biochemisch onderzoek heeft men meer inzicht kunnen krijgen in het mechanisme van de vorming van borstkankercellen. In vethoudend weefsel komen veel receptoren voor, waarin bepaalde hormonen ruimtelijk goed passen. Men kan denken aan het beeld van een sleutel op een slot. Volgens recent onderzoek blijkt dat er dan een koppeling optreedt tussen zo'n oestrogeenreceptor en bepaalde vrouwelijke hormonen. Daardoor kunnen er signalen worden doorgegeven naar het DNA, waarbij bepaalde kankerverwekkende oncogenen worden geactiveerd. Dit proces kan ten slotte leiden tot de vorming van tumorcellen. In veel voedingsmiddelen blijken stoffen voor te komen die ook een dergelijke binding met oestrogeenreceptoren kunnen aangaan. Deze zogenaamde fyto-oestrogenen komen vooral voor in sojaproducten, zoals sojamelk, sojakoeken, tofoe, en tevens in lijnzaad. Omdat de oestrogeenreceptor dan door een andere verbinding dan (xeno)hormonen bezet wordt, kunnen de oncogenen niet geactiveerd worden en ontstaan er geen schadelijke tumorcellen. Recentelijk is ook zo'n tweede soort oestrogeenreceptor ontdekt, die toch biochemisch van de echte oestrogeenreceptor onderscheiden kan worden. Wanneer die receptoren niet door schadelijke oestrogenen/hormonen worden 'bezet' maar door fyto-oestrogenen uit voedsel, zal dat een remmende werking op de vorming van borstkanker kunnen uitoefenen. Bij een sojarijk dieet wordt de kans op borstkanker derhalve geringer. De koppeling van een oestrogeen met een oestrogeenreceptor kan dus het begin zijn van de vorming van tumorcellen. Het is logisch dat verschillende farmaceutische bedrijven thans zoeken naar medicijnen die de vorming van borstkanker verhinderen door koppeling van het medicijn aan een oestrogeenreceptor. Daarvoor worden diverse stoffen onderzocht waarvan men aanneemt dat ze goed kunnen passen in de oestrogeenreceptor (volgens het sleutel-slotmodel). Nieuw medicijn Onlangs heeft de Amerikaanse Food and Drug Administration al het antiborstkanker-medicijn raloxifen goedgekeurd, een zogenaamd synthetisch oestrogeen. Gesuggereerd wordt dat het risico op baarmoederhalskanker en op borstkanker door dat medicijn verlaagd wordt. Een ander soortelijk medicijn is tamoxifen. Een daarmee verwante stof is resveratrol, dat voorkomt in de schil van druiven. Men vermoedt dat deze stof verantwoordelijk is voor de lage kankersterfte onder Franse wijndrinkers. Deze stof blijkt zich ook aan oestrogeenreceptoren te kunnen hechten. Dat zou ook de relatief lage incidentie van hart- en vaatziekten in zuidelijke landen met een hoge wijnconsumptie kunnen verklaren. De auteur is milieudeskundige/toxicoloog. |