Gezondheid

Kunstmatig speeksel

Voor de honderdduizenden Nederlanders die last hebben van een droge mond doordat de speekselklieren niet goed werken, hebben onderzoekers van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) kunstmatig speeksel ontwikkeld.

Het product is bedoeld voor patiënten die zijn bestraald, patiënten die lijden aan de ziekte van Sjögren, chronische medicijngebruikers en nierdialysepatiënten. Wanneer de speekselklieren niet meer functioneren, is de patiënt aangewezen op middelen die de afscheiding van speeksel stimuleren of op kunstspeeksel. De onderzoekers van het ACTA hebben een nieuw kunstspeeksel ontwikkeld met zowel een smerende als een beschermende werking. Het product is totstandgekomen in samenwerking met de Vrije Universiteit, Lommerse Pharma BV in Oss, de Nationale Vereniging Sjögren-patiënten en de Technologiestichting STW. Het product is binnenkort bij de apotheek verkrijgbaar.

De ontwikkelde speekselvervanger is evenals normaal speeksel elastisch. Deze eigenschap maakt dat als het wordt doorgeslikt, het speeksel gedeeltelijk weer terugkomt. De elastische stof zorgt voor een gedeeltelijke bescherming van het gebit, terwijl toegevoegd fluoride, net als in tandpasta, voor extra bescherming zorgt. Daarnaast bevat kunstspeeksel calcium, voor een langer behoud van het gebit.

Voor gebruik van het kunstspeeksel is het van belang te bepalen hoeveel eigen speeksel een patiënt nog produceert. Gebleken is dat patiënten met een gortdroge mond een dun en waterig kunstspeeksel nodig hebben. Als er nog een gedeeltelijke eigen productie van speeksel is, is aanvulling met een dikkere vorm van kunstspeeksel prettiger.

Een chronisch speekseltekort kan het dagelijks leven van patiënten ernstig veronaangenamen, doordat zij voortdurend last hebben van een droge mond. Dat veroorzaakt spraakproblemen (slissen), een kleverige tong en moeite met slikken en een gevoeligheid bij het eten van gekruide of droge spijzen. Zelfs het eten van een beschuitje is meestal onmogelijk. Gebruik van een goede speekselvervanger kan veel klachten verminderen.

Meer informatie is te verkrijgen bij G. Th. J. Lommerse
(Lommerse Pharma BV), tel.: 0412-62 77 00.

BMR-vaccinatie en complicaties

In Engeland is verontrusting ontstaan over de vaccinatie tegen bof, mazelen en rode hond (BMR) en de mogelijkheid dat dit vaccin op termijn leidt tot autistische verschijnselen en een darmaandoening die veel weg heeft van de ziekte van Crohn.

Artsen verbonden aan het Royal Free Hospital in Londen schetsen het ziektebeeld van twaalf kinderen tussen de drie en tien jaar oud. Zij werden verwezen naar de kinderafdeling voor maagdarmziekten.

Na een periode van schijnbaar normale ontwikkeling verloren de kinderen hun inmiddels opgedane vaardigheden. Ze konden zelfs niet meer praten. Daarnaast ontwikkelden zij maagdarmklachten die zich kenmerkten door diarree, buikpijn en opgeblazenheid.

Alle twaalf kinderen hadden tevens gezwollen lymfeklieren en periodiek terugkerende verschijnselen van darmontsteking. Bij negen van de kinderen werd ook autisme vastgesteld. Bij acht kinderen brachten de ouders of de huisarts de verschijnselen in verband met de BMR-prik. In twee gevallen werd een verband gelegd met mazelen en middenoorontsteking.

Bij 46 andere kinderen is een vergelijkbaar beeld beschreven, maar dit is tot dusver niet gepubliceerd. Meer dan 700 kinderen zijn inmiddels verwezen naar het ziekenhuis vanwege verschijnselen die eveneens lijken op het „nieuwe syndroom”.

Hoofdonderzoeker Andrew Wakefield ziet uit naar de uitkomsten van virologisch onderzoek dat mogelijk de link naar het mazelenvirus legt. Het onderzoeksteam zegt te geloven dat het nieuwe syndroom leidt tot opname van opiaten die ontstaan tijdens de spijsvertering. Die kunnen de hersenen bereiken en de hersenfuncties ontregelen. De onderzoekers wijzen er tevens op dat alle kinderen verschijnselen vertoonden van een tekort aan vitamine B12. Vitamine B12 is zeer belangrijk voor de ontwikkeling van de myelineschede die de zenuwbanen omhult.

De onderzoekers verwachten dat de verschijnselen van autisme tijdelijk zijn. Na behandeling van de buikklachten konden sommige kinderen namelijk weer praten. Een onderzoek naar het effect van het medicament sulfasalazine, een gangbaar middel bij de behandeling van de ziekte van Crohn, start binnenkort.

(Bron: British Medical Journal, 7 mrt. 1998)

Uitstrijkjes betrouwbaarder

Een nieuwe, in de Verenigde Staten ontwikkelde methode voor fixatie en verwerking van baarmoederhalsuitstrijkjes maakt de uitslag van dat onderzoek veel betrouwbaarder. Dat blijkt na de eerste 1200 onderzoeken die volgens de nieuwe methode in het Nijmeegse Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) zijn gedaan.

Jaarlijks krijgen in Nederland zevenhonderd vrouwen baarmoederhalskanker. Omdat het voorstadium van deze kankersoort vrij gemakkelijk te ontdekken en te behandelen is, krijgt elke vrouw tussen de 30 en 60 jaar elke vijf jaar een oproep om een uitstrijkje te laten maken.

Drie jaar geleden namen huisartsen het maken van uitstrijkjes over van speciaal daarvoor opgeleide 'strijksters'. Dat leverde een aanzienlijk hogere opkomst voor het onderzoek op. Nadeel blijkt echter dat huisartsen niet erg handig zijn in het maken van de uitstrijkjes. Pathologen constateren een duidelijke achteruitgang van de kwaliteit van het materiaal, met daardoor een veel grotere kans op het missen van kankercellen.

Met de nieuwe methode hoeft de huisarts het afgenomen celmateriaal niet langer meer uit te strijken op een glaasje en dat te fixeren. Die handelingen zijn heel belangrijk, want elke seconde in de open lucht doet de kwaliteit van het uitstrijkje verminderen.

De huisarts kan het borsteltje met materiaal nu direct in een potje met vloeistof zetten. Pathologen in het ziekenhuis analyseren het preparaat. Ze beschikken dan over alle, al gefilterde cellen in plaats van over een klein uitgestreken deel.

Volgens het CWZ is het aantal vrouwen dat voor een tweede uitstrijkje moet komen vanwege onzekerheden al met 10 procent afgenomen. Ook vinden de pathologen veel vaker afwijkende cellen. Het Nederlandse onderzoek wordt in 1999 geëvalueerd.