Uitstrijkjes betrouwbaarder
Een nieuwe, in de Verenigde Staten ontwikkelde methode voor fixatie en verwerking van baarmoederhalsuitstrijkjes maakt de uitslag van dat onderzoek veel betrouwbaarder. Dat blijkt na de eerste 1200 onderzoeken die volgens de nieuwe methode in het Nijmeegse Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) zijn gedaan.Jaarlijks krijgen in Nederland zevenhonderd vrouwen baarmoederhalskanker. Omdat het voorstadium van deze kankersoort vrij gemakkelijk te ontdekken en te behandelen is, krijgt elke vrouw tussen de 30 en 60 jaar elke vijf jaar een oproep om een uitstrijkje te laten maken.
Drie jaar geleden namen huisartsen het maken van uitstrijkjes over van speciaal daarvoor opgeleide 'strijksters'. Dat leverde een aanzienlijk hogere opkomst voor het onderzoek op. Nadeel blijkt echter dat huisartsen niet erg handig zijn in het maken van de uitstrijkjes. Pathologen constateren een duidelijke achteruitgang van de kwaliteit van het materiaal, met daardoor een veel grotere kans op het missen van kankercellen.
Met de nieuwe methode hoeft de huisarts het afgenomen celmateriaal niet langer meer uit te strijken op een glaasje en dat te fixeren. Die handelingen zijn heel belangrijk, want elke seconde in de open lucht doet de kwaliteit van het uitstrijkje verminderen.
De huisarts kan het borsteltje met materiaal nu direct in een potje met vloeistof zetten. Pathologen in het ziekenhuis analyseren het preparaat. Ze beschikken dan over alle, al gefilterde cellen in plaats van over een klein uitgestreken deel.
Volgens het CWZ is het aantal vrouwen dat voor een tweede uitstrijkje moet komen vanwege onzekerheden al met 10 procent afgenomen. Ook vinden de pathologen veel vaker afwijkende cellen. Het Nederlandse onderzoek wordt in 1999 geëvalueerd.