Gezondheid

Slechte ogen zijn een hoofdoorzaak van ongevallen

„Ik keek wel,
maar zag het niet”

Door N. Sterk
In de landelijke toptien van oorzaken van verkeersongevallen staat „gefrustreerd of agressief gedrag” op de negende plaats. Alcohol en geneesmiddelen staan op drie. De plaats daarboven is voor waarnemingsfouten: „Keek wel, maar zag het niet”. Op de eerste plaats staat „verkeerde handeling”: te snel rijden, verkeerd inhalen, te dicht op de voorligger rijden, niet kijken.

„Niet gezien: dat is misschien wel de meest voorkomende verklaring van ongelukken op de weg. Veel mensen zien niet of zien weinig, en dat levert ongelukken op, zeker als men zich als autorijder in het verkeer begeeft. Is er sprake van een geldig excuus? Juridisch lijkt mij niet, maar ook ethisch gezien is het de vraag of „Niet gezien” een geldig excuus is”, aldus prof. dr. Heleen M. Dupuis vorige week op de conferentie “Beter zien, beter rijden?” van de vereniging Veilig Verkeer Nederland (VVN). Prof. Dupuis is bekend als lid van de Commissie Medische Ethiek (CME) van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG) en was onder meer voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE).

Op de vraag in hoeverre mensen verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor wat zij zien, overweegt Dupuis dat iedereen persoonlijk verantwoordelijk is voor zijn deelname aan het verkeer. „Is het eigen gezichtsvermogen onvoldoende, dan is deelname aan het verkeer ongewenst en onverantwoordelijk”.

Geen excuus
Wie om externe redenen slecht zicht heeft –het is donker, het stortregent, sneeuwt of mist– heeft zelf de verantwoordelijkheid om zijn snelheid aan te passen en meer afstand te houden. Het weer is geen excuus, zegt Dupuis. Zien is vaak ook een kwestie van wíllen zien, zegt ze. „Dan hebben we het over alertheid; wie niet alert is, behoort niet in het verkeer thuis, of behoort zijn eigen beperkingen te onderkennen en het rijgedrag aan te passen”. En ook wie niet kan zien door andere obstakels –zoals geparkeerde vrachtauto's op de weg– heeft de plicht om hoe dan ook uiterst voorzichtig te zijn, zegt de hoogleraar medische ethiek van de Rijksuniversiteit Leiden.

Aanleiding voor “Beter zien, beter rijden?” is het gegeven dat veel automobilisten problemen hebben met het gezichtsvermogen. Ongeveer 14 procent zou een (sterkere) bril of contactlenzen moeten aanschaffen, blijkt uit recent onderzoek van het VU-ziekenhuis in Amsterdam onder bestuurders tussen de 18 en 70 jaar.

Veel mensen vinden ook zelf dat zij in het verkeer niet zo goed zien, maar kennelijk komen zij er niet toe daar iets aan te doen. Velen hebben de neiging de oogproblemen te verdoezelen door hun rijgedrag aan te passen. Zij gaan bijvoorbeeld langzamer rijden of bewegen hun hoofd vaker, aldus het onderzoek, waarvan de resultaten op de conferentie werden gepresenteerd.

Zien is overleven
Anderhalf jaar geleden deed de VU een soortgelijk onderzoek. Ook toen kwam aan het licht dat relatief veel automobilisten op de een of andere manier problemen met het gezichtsvermogen hebben. Dat is er niet beter op geworden, ondanks de campagne “Zien is overleven” die Veilig Verkeer Nederland en het ministerie van verkeer en waterstaat sindsdien voerden. Het onderzoek bracht bij de automobilisten veel uiteenlopende afwijkingen aan het licht. M. Zaal van het VU-ziekenhuis ziet hierin een bevestiging van de bestaande capaciteitsproblemen binnen de oogzorg.

Het onderzoek “Blind vertrouwen, gezichtsstoornissen als oorzaak van ongevallen” van prof. dr. Annemarie Buser, hoogleraar natuurwetenschappen aan de universiteit van München, trok op de conferentie terecht veel aandacht. Buser bekeek ruim 750 mensen die bij een ongeluk betrokken waren. Eenderde deel van hen werd heel uitgebreid bevraagd en door specialisten gescreend.

Uit “Blind vertrouwen” blijkt dat bij veel automobilisten die bij een ongeval betrokken waren, statistisch belangrijk vaker een kleinere gezichtsscherpte, een verstoord gezichtsvermogen in het donker en grotere lichtgevoeligheid optreden. „Precies die gezichtsfuncties die met het ouder worden aan kwaliteit inboeten als gevolg van lenstroebeling, degeneratie van de gele vlek en dergelijke”, aldus Buser.

Leeftijd verlagen
Op de conferentie pleitte R. Bredewoud, hoofd medische zaken van het Centraal Bureau Rijvaardigheid, er daarom voor de leeftijdsgrens voor de verplichte medische keuring voor automobilisten te verlagen. Sinds 1986 moeten alleen nog mensen vanaf 70 jaar zich eens in de vijf jaar laten keuren. Bredewoud zou graag zien dat dit vanaf 60 jaar gaat gelden. Ruim 16 procent van de 70-plussers wordt op dit moment voor nader onderzoek doorverwezen naar een oogarts.

„Het is echter lang niet zo dat al deze aanvragers uiteindelijk ongeschikt blijken te zijn. Een grote groep hoeft slechts een (andere) bril aan te schaffen om het rijbewijs weer zonder problemen voor vijf jaar verlengd te krijgen. Feit blijft echter dat zij de jaren voor de rijbewijskeuring met een onvoldoende of marginale, maar te corrigeren gezichtsscherpte aan het verkeer deelnamen”. Bij 3 tot 4 procent –dat zijn zo'n 3000 tot 5000 personen– wordt het rijbewijs niet meer verlengd, mede om het verminderd gezichtsvermogen.

De intentie van de medische afdeling van het CBR is altijd geweest mensen met een ziekte of handicap zo veel mogelijk in staat te stellen zelfstandig een auto te besturen, voorzover daarbij de verkeersveiligheid natuurlijk niet in het geding kwam, zegt Bredewoud. „Mobiliteit neem je mensen niet af, en als het nog op een verkeersveilige manier kan zit de fysiek kwetsbare oudere medemens heel wat veiliger in een auto dan op een bromfiets of in een brommobiel”.

Beperkt rijbewijs
Vandaar ook dat het CBR graag gebruikmaakt van de mogelijkheden om een aanvrager een beperkt rijbewijs te geven, in plaats van hem af te keuren. Een verplichting tot het dragen van een bril of contactlenzen kan met een code (01.06) op de verklaring van geschiktheid worden gezet. Ook kan het soms een oplossing zijn de aanvrager te verplichten een automaat aan te schaffen. „De problemen die door verminderde waarneming bestonden, verdwijnen als sneeuw voor de zon als er niet langer geschakeld hoeft te worden en er meer tijd is om te kijken”. In een enkel geval geeft het CBR zelfs een regionaal beperkt rijbewijs af, alleen geldig in de eigen (bekende) woonomgeving.

Bredewoud nam de gelegenheid te baat om de wat primitief aandoende nummerplaattest van het CBR nog eens te verdedigen tegenover critici. „Deze test lijkt soms wat primitief, maar werkt in de praktijk uitstekend. Doordat de minimumeis aan de gezichtsscherpte voor het motor- of autorijbewijs veel lager ligt dan wat met de nummerplaattest wordt gemeten, is er heel veel ruimte voor onvolkomenheden tijdens de meting. Zelfs al zou de rijexaminator een auto aanwijzen die slechts op driekwart van de vereiste afstand staat (circa 18 meter), dan voldoet de gemeten gezichtsscherpte nog ruim aan de minimumnorm”.

Bredewoud pleit er ook voor om, net als in Zweden, artsen te verplichten aan de rijbewijsinstanties te melden wanneer hun patiënten om medische redenen niet meer zouden kunnen rijden. Het beroepsgeheim staat dat nu in de weg.