Gezondheid14 maart 2000

Experimenten met gentherapie
niet zonder gevaar

Door S. M. de Bruijn
Met de huidige geneesmiddelen benutten medici slechts 10 procent van alle mogelijkheden om ziekten te bestrijden. De sleutel tot de resterende 90 procent ligt in de genetische informatie van de mens. Dat enorme potentieel verklaart de wereldwijde aandacht voor gentherapie. Bestrijding van kanker is de eerste stap, en na meer dan tien jaar onderzoek druppelen nu ook de eerste resultaten voor andere ziekten binnen. Niet alleen in het laboratorium en bij dierproeven, maar ook in experimenten met mensen.

Twee weken geleden meldde Nature voor het eerst een succes bij patiënten die leden aan een ernstige vorm van hemofilie B, bloederziekte. Twee van de drie patiënten reageerden goed op de gentherapie. In november vorig jaar werd bekend dat vijf patiënten met een slechte doorbloeding in de hartstreek als gevolg van een hartinfarct, door gentherapie weer nieuwe bloedvaten gingen maken in de hartspier. Begin december slaagden artsen erin ook de beschadigde hartspiercellen –buiten het lichaam– te repareren. In februari is een ernstig zieke vrouw met eierstokkanker in een vergevorderd stadium genezen verklaard, nadat ze vier jaar geleden gentherapie ondergaan had. De resultaten zijn weliswaar nog bescheiden, maar zeker hoopvol.

Zo'n steun in de rug kunnen de onderzoekers goed gebruiken. De afgelopen maanden lagen ze flink onder vuur, nadat op 16 september in de Amerikaanse stad Tucson de 18-jarige Jesse Gelsinger overleed. Vier dagen eerder injecteerden artsen virussen in de poortader die naar zijn lever leidt. Jesse leed aan een zeldzame storing in zijn metabolisme, waardoor zich ammonia ophoopte in zijn lichaam. De ziekte was ongeneeslijk en uiteindelijk dodelijk; de enige hoop op genezing was gentherapie. Helaas veroorzaakte het virus een heftige immuunreactie, waardoor de patiënt overleed.

Tot overmaat van ramp onthulde de Washington Post vorige maand dat een flink aantal ongunstige uitkomsten van gentherapie-experimenten in de VS niet gemeld was bij een van de twee toezichthoudende organen, het National Institute of Health (NIH), terwijl dat wel verplicht was. Ten minste drie patiënten zijn overleden, zonder dat het NIH daarvan wist.

De storm die toen losbarstte, is nog steeds niet gaan liggen. Helaas lijkt het ethische debat rond gentherapie nu vooral bepaald te worden door de veiligheid van de experimenten. Begin vorige week kondigde het andere toezichthoudende orgaan voor de VS, de Food and Drug Administration (FDA), strengere regels af en vorige week vrijdag riep Jeremy Rifkin, een bekend verzetsstrijder tegen alles wat met genen te maken heeft, voor de Amerikaanse televisie op tot een moratorium op experimenten met gentherapie. „We weten nog steeds niet wat die virussen zullen doen. We hebben nog geen enkele patiënt genezen, dus het lijkt me onverantwoord als het NIH de experimenten niet stopzet.”

Dr. J. A. Zwiebel van het NIH, vorige week hoofdspreker op het gentherapiesymposium in Amsterdam, is het daar niet mee eens. „Vergeet niet dat mensen die met deze experimenten meedoen, zonder uitzondering ernstig ziek zijn. Ze hebben een levensverwachting van minder dan een jaar. Daarom zijn ze meestal erg gemotiveerd, ze hebben geen keus. Het geval van Jesse is heel tragisch, hij zou misschien nog jaren hebben kunnen leven. Achteraf is het allemaal goed te verklaren, maar dat is geen excuus.

Wat die niet-gemelde ongelukken betreft: ze waren allemaal bekend bij de Food and Drug Administration. Ik ben ervan overtuigd dat het absoluut nooit de bedoeling is geweest iets te verbergen. We moeten niet vergeten dat ook bij de introductie van vorige nieuwe geneeswijzen er veel doden gevallen zijn. En het publiek lijkt anders te reageren zodra het om genen gaat, kijk naar de discussie over genetisch gemanipuleerd voedsel. Het is een goede les voor ons geweest: we moeten zo voorzichtig mogelijk zijn.”

Dat bevestigt de Leidse hoogleraar Van der Eb, die op het symposium laat zien wat er allemaal mis kan gaan. Zoals bij het veelbelovende middel Apoptin, een eiwit uit een kippenvirus. Van der Ebs zijn groep ontdekte dat dit middel bij bepaalde patiënten in combinatie met bestraling niet alleen tumorcellen maar ook gezonde lichaamscellen aanvalt. „Er zijn veel meer problemen dan we weten. Een van de moeilijkheden is het bereiken van de tumor. Een virus dat het gen p53 in kankercellen brengt, werkt prima in het laboratorium, maar als we het via de poortader in de lever van een rat brengen, is de reactie minimaal. Bij een ander virus bleek de bijwerking zo ernstig dat we enkele ratten voortijdig moesten afmaken.”

De coördinator van het symposium, oncoloog Gerritsen, beaamt dat er nog veel horden genomen moeten worden, maar benadrukt dat de experimenten met gentherapie bij mensen in Nederland –in totaal 120 patiënten– veilig zijn. „We hanteren heel strenge criteria. Voor elke proef is dubbele toestemming nodig. In feite zitten wij al op het veiligheidsniveau dat de FDA nu in Amerika gaat instellen.”