Forum27 oktober 2001

Communicatie in het Latijn

Door mr. S. de Jong
Theologen moeten maar weer gaan communiceren in het Latijn. Dan heeft verder niemand in de kerk daar last van. Zonder publiek hebben theologen waarschijnlijk ook minder behoefte om aan discussies deel te nemen. Ze moeten bovendien voorzichtig zijn overal vraagtekens bij te plaatsen. Theologen klagen dat het kerkvolk geen kennis meer bezit, maar ze halen aan de andere kant de zekerheden die ze hebben onderuit.

Aldushoogleraar kerkgeschiedenis aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn dr. H. J. Selderhuis. Hij reageerde daarmee vorige week in het Nederlands Dagblad op een lezer die vond dat de „strijd om het eigen gelijk wordt uitgevochten voor het oog van niet onderlegde, eenvoudige gelovigen.”

Zijn voorganger in Apeldoorn, emeritus hoogleraar dr. W. van 't Spijker, zwijgt in alle talen. „Over de uitspraken van Selderhuis heb ik in het openbaar geen mening. Een reactie van mij zou op een correctie van zijn visie lijken. Dat wil ik voorkomen. Snapt u?”

Emeritus hoogleraar Oude Testament aan de Universiteit Utrecht dr. C. van Leeuwen ziet in theorie wel wat in de gedachte. „Onder het kerkvolk is al veel verwarring gesticht. Het zou goed zijn dat niet ieder vermeend nieuw inzicht in de Schrift direct in de kerk terechtkomt. Dat maakt mensen onzeker, brengt ze in verwarring. Ik ben niet bang dat we rooms-katholieke toestanden krijgen met een scherp onderscheid tussen de lekenstand en de priesters. De fout van Rome was niet dat Latijn als taal van de geleerden werd gehanteerd, maar dat het volk met beelden werd afgescheept in plaats van met de bijbel. Praktisch gesproken vind ik dit een illusoir voorstel. De meeste theologen beheersen het Latijn niet meer, laat staan dat ze erin kunnen discussiëren. De talenkennis gaat hollend achteruit. Het is bedroevend hoe bitter weinig studenten, toch de aanstaande theologen, van het Latijn afweten.”

Ds. A. A. Egas, christelijk gereformeerd predikant te Urk, kan geen enkel enthousiasme opbrengen. „Een theologische discussie moet er altijd op zijn gericht de kerk te dienen. Als dit niet het oogmerk is, dan kunnen we de discussie maar beter direct staken. Als wij gaan discussiëren met de gedachte dat „dan verder niemand daar last van heeft”, zijn we verkeerd bezig. Bovendien vind ik deze visie ten aanzien van de deelnemers aan het theologische debat uitgesproken negatief. De meeste theologen zijn er niet op uit pontificaal in de krant te komen. Verder diskwalificeert iemand die rustig wil discussiëren zonder zekerheden onderuit te halen, in wezen de gemeenteleden. Alsof goed opgeleide, mondige mensen niet hun eigen gedachten kunnen hebben, bijvoorbeeld over een boek van prof. dr. Graafland. Een pleidooi voor het Latijn betekent zo een oproep tot de terugtocht in een elitaire ivoren toren. Ten slotte was Latijn vroeger de algemene taal van de wetenschap. Iedereen sprak dat, zoals men tegenwoordig Engels spreekt. In historisch perspectief gezien is de oproep dan ook onjuist.

Dr. J. H. van der Bank, die kerkgeschiedenis doceerde aan de Universiteit Utrecht, vindt discussiëren in het Latijn een aardig idee. „Ik juich de kennis van het Latijn toe, maar stel tegelijkertijd vast dat de praktijk een heel ander spoor uitwijst. Zolang het maar geen aanzet is om terug te keren tot de rooms-katholieke traditie. Dat vind ik gevaarlijk. Het kerkvolk mag en moet op de hoogte blijven van ontwikkelingen in de theologie. Uitermate reformatorisch is dat de eenvoudigste boer een bijdrage kan leveren aan de uitleg van de bijbel, terwijl de wetenschapper op zijn beurt niet aan de dijk wordt gezet. Correctie van vakgeleerden blijft noodzakelijk. Dan heb ik het natuurlijk niet over potjeslatijn van de dokter tegen zijn assistent, zodat de patiënt in het ongewisse blijft. Ik heb ook wel eens vanaf de kansel horen verkondigen dat de aarde tohu en bohu (woest en ledig) was. Gebruik de grondtekst liever op een zinvolle manier. Als geleerden rollebollend over straat gaan, is dat vaak hun eigen schuld. Ik begrijp Selderhuis wel. Vandaag zegt hij iets, morgen staat het in de krant. Op een universiteit moet een stuk discussie mogelijk zijn die zich niet direct leent voor publicatie.”

Directeur L. M. P. Scholten van de Gereformeerde Bijbelstichting gaat ervan uit dat de oproep niet serieus is bedoeld: „Ik ben het er volstrekt mee eens dat gemeenteleden het recht hebben verschoond te blijven van discussies over het gezag van Gods Woord en de geloofsbelijdenis die er niet behoren te zijn. Maar daarvoor is een ander, passender middel aanwezig dan het Latijn. De afgescheiden kerken –de hervormde helaas niet– hanteren nog steeds het ondertekeningsformulier voor predikanten. Daarmee loopt dat van hoogleraren parallel. Hierin beloven ambtsdragers alles wat met Gods Woord overeenkomt trouw te blijven, te verdedigen en bezwaren in de geëigende weg voor te leggen aan de kerkelijke vergaderingen. Wie binnen deze bandbreedte blijft, hoeft niet in het Latijn te discussiëren. Wie wel behoefte heeft aan een debat, moet zich afvragen of dat voor 'gewone gemeenteleden' van belang is. Is daarvan sprake, dan mogen deze daarvan kennis nemen in hun eigen taal. Als enige, praktische voordeel zie ik dat de participanten aan een debat in het Latijn zich opnieuw in het gedachtegoed van de vaderen moeten verdiepen.