Forum 23 oktober 2001

Van open verbinding terug naar ”filternet” is moeilijke weg

Alleen geloofsopvoeding weert tegen internet

Op drie manier kan de gereformeerde gezindte omgaan met internet, schreef drs. J. Mulder 9 oktober op deze pagina: door te negeren, te weren of op te voeden. Dr. C. P. Polderman ziet vooral kansen voor een gefilterd internet in combinatie met een goede geloofsopvoeding. Alleen zo'n opvoeding wapent.

Mulder gaat in zijn bijdrage in op de herdenking van vijftig jaar televisie en in het verlengde daarvan op het gebruik van internet in de toekomst. Hij begint met te constateren dat het gebruik van ICT-middelen in de gereformeerde gezindte een hoge vlucht heeft genomen en vraagt zich af hoe we daarmee moeten omgaan. Hij noemt dan drie mogelijkheden: negeren, weren en opvoeden. Op basis van bovengenoemde constatering vallen negeren en weren eigenlijk al bij voorbaat af en blijft opvoeden over. Dit is ook de grote lijn in zijn bijdrage

Ik vind dit wel een heel gemakkelijke wijze van poneren en argumenteren. Het kwam op mij over als: de ICT-mogelijkheden zijn er nu eenmaal, ze worden al op grote schaal gebruikt, we kunnen in de toekomst niet zonder, we moeten bedacht zijn op de schadelijke bijwerkingen en deze zo veel mogelijk neutraliseren.

„Tv en internet zijn over ons heen gekomen. We hebben er niet om gevraagd”, zegt Mulder. Ja, dat zal zo zijn, maar laten we ons niet als slachtoffer zien, maar ons afvragen hoe komt het dat we het ongevraagde zo graag willen hebben en willen gebruiken? Het is toch niet zo dat de gereformeerde gezindte de gevaren niet kent? Van tv- en internetgebruik weten we toch dat het een geweldige invloed heeft op het denken en doen? Kunnen we die aan? Kunnen we ze negeren? Hoe zouden we ze af kunnen weren? Dat lijken me stuk voor stuk relevante vragen die om een antwoord vragen.

Amusement
„Tv hebben we een tijdlang kunnen weerstaan omdat dit medium opkwam uit de amusementsmarkt.” Dat laatste is niet correct. Tv is namelijk begonnen als een cultuurmedium en een informatieverschaffer. Voor verstrooiende programma's was decennialang maar 25 procent van de zendtijd beschikbaar. Dit was bij wet zo geregeld. Dat na verloop van tijd, ondanks deze bepaling, de amusementswereld het medium 'overnam', is bekend. De wens van de kijker werd meer en meer bepalend. Vraaggestuurd. Die wens ging uit naar amusement. Toen werden de mediawetten veranderd. Deed commerciële televisie haar intrede, enzovoort.

Eenzelfde ontwikkeling is te verwachten voor internet. Gelet op de cijfers over de meest bezochte sites, weten we waar de voorkeur van de gemiddelde internetgebruiker naar uitgaat. Daar wordt op ingespeeld. Een groot verschil met tv is dat regulerende wetgeving voor internet totaal afwezig is. Bij internet is –in tegenstelling tot tv– ook iedereen in de gelegenheid zendgemachtigde te zijn.

Zaken
Dat internet zijn oorsprong heeft in de zakelijke markt, is mijns inziens een niet relevante opmerking. Internet is dáárdoor niet minder bedreigend. Allerlei (ongure) zakenlieden hebben immers de mogelijkheid gekregen om de (verborgen) wensen van de gebruikers te exploiteren. Zij zijn er in ieder geval als de kippen bij om hun (immorele) producten aan de man te brengen. Met succes! Internet is ook een laagdrempelig en goedkoop medium. Het pad is geëffend. De kabels zijn gelegd. Velen hebben een computer en daardoor is –en dat ben ik met Mulder eens– het weren van internet vele malen lastiger dan het weren van tv. Hoe moeten we verantwoord met deze ontwikkelingen omgaan, verzucht Mulder.

Negeren is volgens hem onverantwoord, „want zeer veel jonge mensen halen hun informatie van internet en op scholen worden ze vaardigheden bijgebracht om de moderne ICT-mogelijkheden te gebruiken.” En als de technische mogelijkheden er zijn, zullen ze ook worden benut...

Weren kan niet meer, of er zou een blokkade moeten worden bedacht die het onmogelijk maakt verderfelijke informatie op te vragen. Zolang die er niet is of (nog) niet aan de wensen voldoet, gaan 'onze mensen' in groten getale aan de slag met een open verbinding. Het bewijs daarvan wordt geleverd door het feit dat een zeer groot aantal mensen uit onze kring (nog) niet heeft gekozen voor een ”filternet”. Als we verder bedenken dat de weg van het gebruik van een open verbinding naar een filternet zeer moeilijk is (volgens insiders is dat vergelijkbaar met de heropvoeding van een alcoholist tot een chocoladedrinker), dan lijkt weren inderdaad dweilen met de kraan open.

Weren door censurerend optreden door de kerken of het aanbrengen van een scheiding tussen privé en zakelijk gebruik, biedt volgens Mulder ook geen soelaas.

Blijft opvoeden over. Hier worden helaas door Mulder maar enkele zinnen aan gewijd. Het zijn heel algemene en niet uitgewerkte opmerkingen. Dat laatste zal te maken hebben met de beperkte ruimte voor een column. Ondanks zijn reserves –welke?– noemt Mulder mediaopvoeding „een noodzakelijke keuze tussen twee kwaden”(?). Hij ziet taken liggen voor alle opvoeders en noemt eerst de scholen en dan de kerken. Dan herhaalt hij zijn aannames (zonder die te onderbouwen), te weten: de verschillende media zijn voor ons een realiteit; wij bevinden ons op de digitale snelweg; de media zijn gebruiksvoorwerpen zoals een fiets en een auto.

Mulder schrijft tot slot: „We moeten ons als opvoeders en gebruikers bewust zijn van de gevaren in het omgaan met ICT-media. Het bijbrengen van een wapenrusting, in de eerste plaats door de ouders, is de koninklijke weg.”

Enkele opmerkingen. Het is mijns inziens niet terecht dat geponeerd wordt dat je zonder actieve gebruikmaking van ICT-middelen eigenlijk niet meer kunt functioneren in deze en in de toekomstige maatschappij. Wat houdt dat functioneren in? Waar is het op gericht? Ook is het mijns inziens onverstandig om het onderscheid tussen privé en zakelijk gebruik van tafel te vegen. Zeker als dit gebeurt met een beroep op toekomstige ontwikkelingen. We leven immers nu en velen nog maar kort. Vooruitgrijpen op de maatschappij van de toekomst staat ook haaks op het christelijk toekomstperspectief.

Opvoeden moet niet gericht zijn op „het bijbrengen van een wapenrusting” (tegen ICT-gevaren), maar op „het aandoen van de gehele wapenrusting Gods.” De gevaren worden in Efeze 6 „de listige omleidingen van de duivel” genoemd. Satan bedient zich daarbij van de overheden, de machten, de geweldhebbers der wereld, de geestelijke boosheden in de lucht. Efeze 6 zegt dat opvoeding geloofsopvoeding moet zijn, want alleen met het schild van het geloof kunnen de vurige pijlen van de boze worden uitgeblust. Met name deze dimensie mis ik in de bijdrage van Mulder.

Discipelschap
De koninklijke weg is niet in de eerste plaats het gehoorzamen van onze opvoeders, maar is het volgen van de Koning. En daaraan is verbonden „het krachtig worden in de Heere en in de sterkte Zijner macht.”

Kortom, niet het aanleren van regels, maar het praktiseren van het discipelschap. Alleen opvoeders die zelf volgeling van Jezus zijn, kunnen anderen tot een voorbeeld zijn. Dit geldt zowel voor de dingen van deze wereld, als voor de dingen die het koninkrijk van God aangaan. Zonder dit discipelschap zal ons negeren, weren en opvoeden ijdel (blijken te) zijn. We zullen het dan op zijn best kunnen brengen tot naamchristenen die een dubbelleven leiden waar niemand jaloers op zal worden.

De auteur is gepromoveerd op een proefschrift over gereformeerden en hun uiteenlopende visies op televisie.