Forum 23 oktober 2001

Bij voorbaat inzetten op grotere rol getuigt van weinig inzicht

Europa moet geen te grote jas aantrekken

Onder de titel ”De Europese les van 11 september” verscheen in het RD van 13 oktober een interview met de voormalige secretaris-generaal van de NAVO, Willy Claes. In de bewoordingen van Claes is sprake van een opmerkelijke paradox, stellen drs. B. Belder en drs. G. J. Visser-Westland vast. Volgens hen getuigt het bij voorbaat inzetten op een grotere zelfstandige rol voor Europa van weinig inzicht.

Enerzijds geeft Claes aan overtuigd federalist te zijn. Hij pleit voor snellere Europese integratie. Tegelijkertijd geeft hij toe dat Europa niet veel meer is dan een optelsom van nationale belangen. Hij hoopt dat de gebeurtenissen van 11 september deze feitelijke situatie kunnen doorbreken. Met name op het gebied van het buitenlands beleid. Echter, vooralsnog geven de Europese acties daar weinig blijk van. Het is ook maar de vraag of het buitenlands beleid van de Unie in zijn huidige vorm weerstand kan bieden aan de bedreigingen die sinds 11 september serieus genomen moeten worden.

Grotere rol
Als voorstander van een federaal Europa wenst de ex-secretaris-generaal van de NAVO dat Europa een grotere rol zal spelen op het wereldtoneel. De politieke dwerg die Europa nu op politiek gebied is, moet zo langzamerhand veranderen in een formaat dat past bij zijn status van economische reus. Claes erkent dat daarvoor de politieke wil ontbreekt. Als concreet voorbeeld noemt hij daarbij het ontbreken van unanieme besluitvorming op buitenlands beleid.

Terecht constateert Claes tegelijkertijd dat de nationale belangen in Europa nog immer zegevieren. De aanslagen van 11 september hebben daar geen wezenlijke verandering in gebracht. Sterker nog, de verschillende Europese regeringsleiders hebben de terroristische aanslagen vooral aangegrepen om hun eigen internationale positie te versterken. Europa heeft weliswaar de bestrijding van terrorisme en het verder ontwikkelen van het gemeenschappelijke buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB) weer hoog op de agenda gezet, maar daarmee zijn nog weinig echte besluiten genomen. Het ligt allemaal nogal gevoelig. Ook hier duikt het nationale belang weer op. Het is dan ook maar de vraag wat verstandiger is: je hoop vestigen op één Europees buitenlands beleid, of een meer realistischer toekomstvisie: goede samenwerking tussen zelfstandige nationale staten. De laatste optie heeft onze voorkeur.

Strategisch concept
Ondertussen had Europa wel een andere belangrijke les kunnen trekken. De aard van de bedreigingen van de veiligheid van zijn burgers is wezenlijk van karakter veranderd. Daarom had Europa niet zo hard moeten roepen de verdere ontwikkeling van het GBVB hoog op de agenda te zetten. Nadenken over de huidige bedreigingen dient immers aan het creëren van nieuw machtsinstrumentarium vooraf te gaan. De werkendewegmethode, waarbij militaire en civiele instrumenten bijna doel op zich zijn, moet worden vervangen door een serieuze analyse van bedreigingen en het ontwikkelen van een strategisch concept. Niet overbodig is daarbij de vraag of na 11 september de contouren van een nieuwe wereldorde soms zichtbaar worden. Ontstaat er een wereld van wisselende coalities met één grote leider? Of krijgen we een mondiaal stelsel met diverse machtsblokken: de VS, de EU, de Arabische wereld, de Russische Federatie, de Chinese Volksrepubliek? Kortom, een multipolaire wereld. Misschien is het voor een antwoord op deze vragen nog iets te vroeg. Het gevaar bestaat altijd weer door de actualiteit te worden achterhaald. Maar het bij voorbaat inzetten op een grotere zelfstandige rol voor Europa en daarbij andere scenario's uit het oog verliezen, getuigt van weinig inzicht. Daarom een oproep aan Europa: Denk eerst na over het wenselijke doel van het buitenlands beleid van de lidstaten, alvorens te gaan werken aan het zoeken van eigen middelen. Een duidelijke doelstelling zou voor de Europese lidstaten een aanmoediging zijn om hun defensiebegrotingen behoorlijk bij te stellen. Slechts op deze wijze vijzel je het Europese aanzien binnen de NAVO, in ieder geval in Amerikaanse ogen, op.

EU en VS
Europa zal bij zijn analyse van de bedreigingen en formulering van een strategisch concept rekening moeten houden met een aantal feiten. Welk scenario ook van toepassing zal zijn op een nieuwe wereldorde, duidelijk is dat Europa zonder de VS weinig mans is op het wereldtoneel. Claes zegt dat expliciet in zijn verhaal over de achterstand van Europa op onze Atlantische partners. Impliciet hebben ook de premiers Blair en Kok dat erkend met hun uitspraken over de Palestijnse staat. Er was weinig sprake van enige zelfstandigheid. Bush gaf immers het startschot voor deze verklaringen. Afhankelijkheid van de VS is voor Europa gewoon de werkelijkheid. Het moet dan ook niet Europa's ambitie zijn de VS te evenaren qua betekenis. Dat zou het geval zijn bij een echt zelfstandig Europees buitenlands beleid. Het gevaar van duplicatie en dus het gevaar van inefficiëntie ligt dan werkelijk op de loer. De Europese inspanningen zullen dan ook vooral gezien moeten worden als complementair en gedaan moeten worden binnen grotere internationale organisaties. Alle anti-Amerikaanse gevoelens in Europese intellectuele kring ten spijt.

Idealistisch
Een tweede belangrijke factor in het Europees buitenlands beleid is de beperkte betekenis van civiele inspanningen. Europa hanteert in zijn huidige beleid een eufemistische benadering van conflicten. De formuleringen die Claes gebruikt voor zijn aanduiding van moslimfundamentalisme zul je in Brussel niet horen. Daar wordt elke link tussen de islam en terrorisme categorisch afgewezen. Met behulp van landenstrategieën en dialogen denkt men het kwaad in de wereld te kunnen indammen. Europa's eigen conditionaliteit op het gebied van mensenrechten wordt daarbij gemakshalve buiten beschouwing gelaten. Op z'n minst opmerkelijk voor een grote mogendheid die zich nogal eens laat voorstaan op haar fundamentele waarden. Wat telt, is het hebben van contact. Alsof terroristen zich iets gelegen laten liggen aan een akkoord dat de Europese Unie eventueel met de regeringen van hun landen van herkomst sluit. Een idealistische benadering, maar weinig realistisch in het licht van de huidige internationale ontwikkelingen.

De auteurs zijn respectievelijk lid van de commissie buitenlandse zaken in het EP voor de CU/SGP en beleidsmedewerkster buitenlandse zaken voor de eurofractie CU/SGP.