Forum 23 oktober 2001

Journalisten zien kritische kanttekeningen vaak als aanval op hun goede bedoelingen

Mediahype onderscheiden van paniekzaaierij

Doen journalisten en media hun werk wel goed? Of overdrijven en verdraaien ze de werkelijkheid waarover ze verslag moeten doen? Discussies daarover laaien steeds opnieuw op en verlopen altijd onbevredigend. Kritische kanttekeningen worden namelijk onveranderlijk opgevat als een aanval op de goede bedoelingen, energie of intelligentie van de nieuwsgaarders. Dat gaat echter uit van de veronderstelling dat het resultaat slechts afhangt van hun intenties, inzet of inzicht. Maar zo werkt het helemaal niet, schrijft dr. Jaap van Ginneken.

Om te begrijpen hoe dergelijke processen werken, moeten we te rade gaan bij een anekdote die de Amsterdamse hoogleraar sociologie Johan Goudsblom graag vertelde. Mensen komen daarin naar een receptie voor contact met andere mensen. De eerstgekomenen beginnen te converseren en kunnen zich goed verstaanbaar maken. Maar naarmate er meer mensen komen, wordt het lawaaiiger. Ze praten daarom allemaal steeds harder. Als de zaal eenmaal helemaal vol is, staat iedereen tegen elkaar te schreeuwen, maar kan niemand meer goed horen wat er eigenlijk gezegd wordt. De spelverruwing is door niemand zo bedoeld, maar is desondanks een gevolg van hun interactie.

Soortgelijke zaken gelden voor de WTC-paniek en de miltvuurscare. Vijf jaar geleden heb ik in het boek ”De schepping van de wereld in het nieuws” laten zien dat er dagelijks honderd-en-een structurele vertekeningen zijn die het journaal en de krant binnensluipen: economische, sociale, politieke, historische, geografische, linguïstische, semiologische, psychologische en filosofische. Ze zijn door niemand zo bedoeld, of staan zelfs haaks op de verklaarde bedoelingen van de betrokkenen. Maar ze zijn onafwendbaar, zitten in het systeem ingebouwd, vooral bij berichtgeving over andere culturen.

Woestijn
Lower Manhattan in New York en The Mall in Washington zijn bijvoorbeeld letterlijk de machts- en aandachtscentra bij uitstek van de wereldwijde media-industrie. Wat daar gebeurt werd zelfs onder gewone omstandigheden al buiten elke proportie uitvergroot, en dat is ook precies wat ze tot een terroristisch doelwit heeft gemaakt. De woestijn- en bergachtige landen van de Arabische wereld zijn daarentegen door de wereldwijde media-industrie altijd slechts van marginaal belang geacht en we begrijpen nauwelijks wat zich in de hoofden van een miljard moslims in de wereld afspeelt.

Over de bewoners van de eerstgenoemde vierkante kilometers horen wij buitensporig veel, we leven met hen mee, vereenzelvigen ons met hun moderne en 'verantwoordelijke' blik op de wereld. Over de bewoners van de laatstgenoemde miljoenen vierkante kilometers horen wij daarentegen meestal buitensporig weinig, hun traditionele en 'onverantwoordelijke' blik op de wereld komt als incoherent en absurd op ons over. Hoezo zou de westerse wereld –met Hollywood als voorbeeld– bijvoorbeeld verregaand decadent zijn, met alomtegenwoordige pornografie, gratuit geweld en obscene inkomensverschillen?

En de miltvuurscare? Twee jaar geleden heb ik in het boek ”Brein-bevingen” laten zien hoe mediahypes werken. Onder gewone omstandigheden wordt het nieuws op tientallen verschillende niveaus gescreend: de beweringen en geloofwaardigheid van ooggetuigen, deskundigen en gezagsdragers tot aan stringers, verslaggevers en redacteuren worden voortdurend kritisch getoetst. De berichtgeving is bovendien goeddeels zakelijk: woorden, cijfers, beelden worden niet onnodig gedramatiseerd.

Salmonella
Maar bij een mediahype worden die remmen verminderd werkzaam en die aanjagers vermeerderd werkzaam. Het proces gaat rondzingen, en de gebeurtenissen worden disproportioneel uitvergroot. Tot nu toe zijn er door miltvuurterrorisme bijvoorbeeld minder slachtoffers gevallen dan bij die éne salmonellabesmetting in een verpleegtehuis in Zwolle. Toch gaan openingsitems in de televisiejournaals en voorpagina-artikelen in de kranten in de héle wereld al twee weken lang over de antraxdreiging. Dat nieuwe woord spreekt tot de verbeelding, dat rare beeld van de astronautenpakken van de ontsmettingsbrigade, die waanzinnige cijfers van lage en hoge besmettingskansen.

Een mooi voorbeeld van het volledig ontbreken van checks-and-balances was een verhaal uit het begin. Dat het mediabedrijf in Florida zou zijn besmet door een vage stagiair uit het Midden Oosten, die na zijn vertrek –kort daarvoor– aan zijn collega's geheimzinnige bedreigingen zou hebben gestuurd, over „verrassingen” die hij op het kantoor had achtergelaten. Dat bleek achteraf gewoon een doodaardige jongen, die hier en daar snoep had verstopt. Maar het duurde vele dagen voordat het behoorlijk was nagetrokken en rechtgezet.

Echtscheiding
Hypes en scares hebben allerlei perverse gevolgen, zoals het copycat-, intimidatie- en demonstratie-effect. Het copycat-effect betekent dat er opeens allerlei na-apers opduiken. Van kwajongens die een grap willen uithalen tot haatdragenden met een wrok tegen anderen, of tegen de samenleving als geheel. Ze zien hoe eenvoudig het is om een heleboel opschudding teweeg te brengen, en pakken hun kans. Wat poeder in een envelop, en klaar is kees: zelfs bij echtscheidingsruzies in New York is het schrikmiddel al opgedoken.

Het probleem is hoe daarmee om te gaan. Bij de tunnelscare iets daarvóór werden de Nederlandse autoriteiten door schade en schande wijs. Eerst bliezen ze het gevaar enorm op, maar daardoor kwamen er steeds meer valse bommeldingen van sensatiezoekers. In de dagen erna hielden ze valse alarmen juist zoveel mogelijk buiten de publiciteit, en nam de onrustzaaierij daardoor weer wat af. Dat lijkt ook met biobedreigingen voorlopig een wijzere gedragslijn te zijn. Want anders krijgt de psychologische oorlogsvoering door terroristen toch nog effect.

De miltvuuraanvallen zijn namelijk kennelijk door de WTC-gebeurtenissen vervroegd; ze zijn tamelijk primitief. Ze zijn klaarblijkelijk bedoeld om de Amerikanen en de westerse wereld te intimideren. En om ook langs deze nieuwe weg te laten zien dat het onmogelijk is om zich volledig tegen dergelijke aanslagen te beschermen, ondanks alle technische en financiële overmacht. Ze zijn bedoeld om angst aan te jagen en slagen daar kennelijk in. Uit communicatieonderzoek weten we dat bepaalde categorieën daarvoor bijzonder vatbaar zijn. Bijvoorbeeld kwetsbare groepen zoals alleenstaande oudere vrouwen, voor wie televisie de belangrijkste huisgenoot en informatiebron is.

Tegelijk heeft de mobilisatie niet alleen een negatief, maar ook een positief demonstratie-effect. Ze laat namelijk aan de terroristen en de naapers, maar ook aan de media en het publiek zien dat de westerse wereld over aanzienlijke middelen beschikt om een dergelijke dreiging tegemoet te treden en in te dammen. Het is in die zin ook een soort generale repetitie en signaal voor als het ooit nog eens werkelijk menens wordt.

De auteur is media- en massapsycholoog en in deeltijd verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.