Verdeelde kerk heeft veel te biedenDoor G. Roos Alles rumoert op de 'kerkvloer'. Kerkverlating neemt toe. De leden rollen soms scheldend over straat. De schande van verdeeldheid komt naar buiten. Zelfs binnen één gemeente kan de eenheid ontbreken. Het fluisterend gerucht van scheuring binnen de Nederlandse Hervormde Kerk waart rond. Wat bindt ons nog aan de Gereformeerde Gemeenten? Aan de Christelijke Gereformeerde Kerken? Zouden we geen zuivere, vrije kerken kunnen oprichten? Waarom niet naar een evangelische gemeente? Of bij elkaar thuis samenkomsten organiseren? Samen op weg? De Heere Jezus bidt wel opdat zij allen één zijn. Maar Hij beloofde nooit dat alle kerken ooit daadwerkelijk één zullen zijn in hun zichtbare gestalte op aarde. En juist als wij werken aan die eenheid kunnen er vreselijke dingen gebeuren. De eenheid van het kerkverband kan stukgaan. Het kan ons overkomen. Mag trouwens trouw blijven aan het geloof van ons voorgeslacht afscheiding heten? Moet er straks een keuze gemaakt worden tussen in de SoW-kerk blijven en gebouwen behouden enerzijds en de Schrift en de gereformeerde belijdenis anderzijds? Het zijn allemaal grote vragen. Laat niemand zich verbeelden een zuivere kerk te kunnen creëren. Binnen de kortste tijd ontstaat opnieuw ruzie. De kerk blijft in haar zichtbare vorm onvolmaakt. Wij leven na Genesis 3. Wie overstapt naar een evangelische gemeente raakt van de regen in de drup. En samenkomsten thuis? Wij hebben ervoor te waken dat stilzwijgend de gedachte groeit: In de kerk is alles zo stoffig, zo doods; wij trekken ons daarom terug in onze groep. Dat heeft iets hoogmoedigs. Wat heeft de kerk aan jongeren en ouderen te bieden? Die vraag kan voortkomen uit liefde. Zulke vragenstellers bidden voor de kerk. Zij keren het instituut de rug niet toe. Maar de vraag kan eveneens gevolg zijn van het in onze totale samenleving afnemend godsbesef. Wij leven in een tijd dat mensen verwisselen van religie zoals van colbertje, broek of stropdas. Onze maatschappij vraagt: Wat schuift het; wat is het voordeel voor mij? En waarom zou dan het christelijk geloof, dat van de Bijbel, het ware zijn? De 'grote verhalen', levensbeschouwingen, staan ter discussie. Twijfel geeft de toon aan. Individualisme ik vind; ik voel; ik denk regeert. Worden wij met onze moedeloosheid of kritiek soms door de tijdgeest beïnvloed? In de tijd van de koningen van Juda verliet het volk God. Denk aan Rehabeam en de 7000 van Elia. Het was altijd al narigheid. Dr. Otto de Jong noemt in zijn kerkgeschiedenis de kerk na 1914 de bestreden kerk. Aangevochten: anno 2001 van buitenaf door de paarse overheid; door het dreigend islamitisch gevaar. Maar bestreden ook van binnenuit: door de in de kerk binnengedrongen secularisatie, liberalisme in de theologie, valse oecumene en verdeeldheid onder degenen die vast zeggen te houden aan de oude waarheid. De Heere Jezus zei tot Zijn discipelen: In de wereld zult gij verdrukking hebben. Kerk zijn is kruisdragen. Tot de kerk horen is de voetstappen van de lijdende Christus drukken. Dat valt niet mee. Het is beter dan de rust van de dood in de kerk. Want Paulus schrijft en belooft: Indien wij één plant met Hem geworden zijn, in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding. Wij zijn verwend in West-Europa. In Pakistan is het onmogelijk te evangeliseren. Op Cuba heerst nog altijd het communisme. In India uiten hindoes zich soms zeer vijandig in de richting van christenen. Wij leefden lang in luilekkerland. Maar Guido de Brès had een andere benadering. Hij zat gevangen. Hij vroeg zich echter niet vertwijfeld af wat de kerk nog te bieden heeft. Zoals Paulus en Silas zongen in de kerker, beleed Guido de Brès zijn uitzien naar Christus' wederkomst met een groot verlangen. Waarom zouden wij dan het bijltje erbij neergooien als de kerk onder druk staat? De ter sprake zijnde vraag kwam eerder aan de orde in een andere vorm. Jezus vroeg Zijn discipelen: Wilt gij ook niet weggaan? Waar moesten ze anders heen? Dat is de taal van ieder die iets van de Koning gezien heeft in Zijn schoonheid. Wij moeten niet kijken naar mensen van de kerk, maar naar de Koning. Wat heeft de kerk nog aan te bieden? De Koning. Het verstand van de mens, zegt Calvijn in de Institutie, is een werkplaats waar voortdurend afgoden worden gemaakt. Maar de kerk is de werkplaats van de Koning en de werkplaats van de Heilige Geest. Hij zet Zijn predikers op het kerkhof van onze geestelijke doodstaat. En via de dwaasheid der prediking spoort Hij juist in de kerk de kinderen des koninkrijks aan: Zo waarachtig als Ik leef, zo Ik lust heb in de dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Hij vraagt: Dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder. De Koning is het Die Zelf Zijn beloften in ons leven kan vervullen. Hij maakt de doden levend. Hij betaalde voor de zonden in de plaats van Zijn volk. Hij deed genoeg aan Gods eis op onze overtreding: het doodvonnis. Hij Die de ons allen beschuldigende en veroordelende wet volkomen vervulde. Deze Christus wordt bij uitstek geproclameerd in de kerk als schoner dan alle mensenkinderen. De Zaligmaker, de Rotssteen, de Weg, de Waarheid, Hij schittert in Zijn namen. De gezalfde Christus, de profeet, de priester, de koning, blinkt uit in Zijn ambten. De Immanuël, God en mens, is heerlijk in Zijn naturen. De verhoogde, de vernederde Jezus schittert in Zijn staten. Hij Die de grote belofte is van het verbond der genade is heerlijk in Zijn weldaden. Deze Christus wordt verkondigd in de kerk. Wie durft, wie mag van harte meezingen: U al mijn liefde waardig schatten? Is er nog verwachting? Wij lijden onder dat waar we zelf niet vrij van zijn of aan meedoen. In de kerk. In ons gezin. Op de werkvloer. Liefdeloosheid. Egoïsme. Gemenigheid. Vuilheid. Gevaar. Discriminatie. Is er dan nog perspectief? Voor de kerk in Nederland? Voor ons? Ja. Want God zegt nog altijd: Ontwaakt, gij die slaapt. En Christus zal over u lichten. Wat heeft de kerk nog te bieden? De Koning! Hij is als een verberging tegen de wind; en een schuilplaats tegen de vloed, als de schaduw van een zware rotssteen in een dorstig land. En de Koning regeert. |