Forum12 oktober 2001

Bijgeloof blijft springlevend

„De stemmen uit de huiskamer gingen als naalden langs open zenuwen. De hele wereld lag als verdronken in een troebele, olieachtige aanschijn, een vloed. Kon mescaline mij soms helpen? En peyote, de magische paddestoel, waarmee de Indianen droomden van goden?” Zo'n aanhaling wekt interesse in degene die zijn diepste emoties aan het papier toevertrouwde. Wie is of was hij? Hoe leefde hij? Heeft hij na deze duidelijke uiting van ongeluk nog iets gevonden dat beter is? Dat waarvan een christen weet heeft?

Van wie het zojuist verschafte citaat is? Niet van mensen die sterrenmix hebben gedronken. De gevolgen van dat drinken zijn waarschijnlijk verklaarbaar. De Keuringsdienst van Waren heeft er wel een verhaal bij. De oorzaak is bij vrijwel elke gebeurtenis van deze aard –mensen vertonen plotseling ziekteverschijnselen– aanwijsbaar. Het is alleen de vraag of wij, eindige mensen, het achterliggende verhaal kennen.

De interesse wekkende regels in de aanhef zijn van een ex-verslaafde die opgroeide in een kerkelijk milieu, maar afdwaalde. Hij raakte verslaafd aan verdovende middelen. Hij sloot een hip huwelijk in een park. Een van de dagbladen schreef dat het „heel popachtig was.” Toen hij trouwde, presenteerde hij zijn gasten stuff.

Mensen die gewoon thee drinken, doen zo niet. En ze worden ook niet high. Maar weet je altijd wat je drinkt als je allerlei theetjes en kruidenmixjes worden voorgezet? Er kan een mooie verpakking omheen zitten. Dat is dan voor mensen vaak een teken van veiligheid. Maar niet zelden zit het mengsel gewoon in een plastic zakje. Het komt van een vertrouwde leverancier. Of het is aanbevolen door de schoonmoeder van een verre kennis.

Toch is het goed dat er een Keuringsdienst van Waren bestaat. En andere controlemechanismen. Een verkoper prijst doorgaans zijn waar aan als voortreffelijk. Begrijpelijk. En natuurlijk beoogt niemand iets verkeerds. Fijn. Maar dat doet niets af van ieders eigen verantwoordelijkheid. Van de noodzaak om te weten wat je slikt, eet of drinkt.

De kwestie van de sterrenmix is redelijk verklaarbaar. Het mengsel bestaat uit onder andere venkelzaad, pepermunt, zoethout, jeneverbes en steranijs. Natuurlijke grondstoffen kunnen bederven. Er kan in bepaalde gevallen sprake zijn van ontwikkeling van toxines. Dat zijn eiwitachtige gifstoffen. Bij een heel kleine hoeveelheid kan er al sprake zijn van een giftige werking. Dat moet de oorzaak zijn van de lagere hartslag, hallucinaties en een toeval na gebruik. Zoiets mag de goede natuurgeneeswijze zeker niet in diskrediet brengen.

Maar mensen kunnen met hun vertrouwen op natuurlijke brouwsels te ver gaan. F. E. Bilz schreef lang geleden in zijn dikke boek: „De aanhangers der natuurgeneeswijze hebben de natuur met haar genezende kracht tot gids gekozen, tegenover de doktoren der officiële geneeskunde, die zich laten leiden door het gif met zijn verwoestend karakter. De officiële geneeskunde kent niet de genezende kracht die in ons lichaam schuilt.” Daarmee ging meneer Bilz te ver. Fantasieën en afwijzing van de dokter kunnen catastrofale gevolgen hebben.

Iemand als dr. W. J. Ouweneel erkende destijds in zijn ”Het domein van de slang” dat er „oprechte, bonafide kruidendokters” zijn. Maar hij trok niet slechts in twijfel „of hun kruiden helpen.” Ook hij ging te ver. Toen hij schreef over de samenhang tussen de visie op het universum als „een levend, goddelijk geheel, waarmee de mens 'in fase' is” en homeopathie. Hij veegde in zijn kritiek op de terug-naar-de-natuur-manie van tegenwoordig antroposofie en dergelijke te gemakkelijk op één hoop met natuurgeneeswijze en homeopathie.

Mensen voor wie de keerzijde van hun keuze ten gunste van homeopathie is dat ze tegen allopathie zijn, gaan te ver. Maar de geleerde doctor ging in zijn boek over de slang net zo goed over de schreef. Naar de andere kant. Dat neemt niet weg dat er inderdaad heel wat bijgeloof leeft. En opnieuw: wij dienen ons bewust te zijn van onze menselijke verantwoordelijkheid.

Bijgeloof is een eenvoudig woord. Zo simpel wil ik het niet gebruiken. Louis Couperus schreef reeds: „Bijgelovigheid is het nietszeggende, gemakkelijke woord, waarmee grove geesten schimpen op de allerfijnste ontroeringen, zieningen en begaafdheden der menselijke ziel.” Een ander sprak over bijgeloof als „een kind van de angst, de zwakheid en de onwetendheid.” Een derde zei dat „het bijgeloof van de ene generatie de wetenschap is van de volgende.”

Ook vandaag nemen veel mensen een duik in de raadsels van het onderbewustzijn en mystieke beschouwing van de primitieven. Omdat zij God kwijt zijn. Rationalisme en bijgeloof vullen elkaar aan. Daardoor hebben tallozen toch nog iets positiefs met een magische houding. De autobestuurder die forse blikschade oploopt, stapte met het verkeerde been uit bed. De bruidegom die in de rooms-katholieke kerk op de treden van het altaar struikelt, blijkt straks, als het huwelijk strandt, als schuldige te fungeren. Een van de overlevenden van de Titanic, die in 1912 vreselijk verging, vertelde een halve eeuw later in een televisie-uitzending –dat was dus in 1962– dat zij nog altijd haar talisman als levensredder zag. Het stoffen beestje hielp haar om in een reddingsboot te komen. Menigeen lacht daarom. Tallozen koesteren anno 2001 nog hetzelfde 'geloof'.

Een belijnde menselijke verwachting van de mogelijkheden die de natuur biedt, is niet misplaatst. Maar schuddingen bij een bepaalde maanstand zijn uit den boze. Dingen die misgaan zijn veelal te verklaren. Ook rond de sterrenmix. Dat drugs en tabak ongezond zijn, valt te bewijzen. Maar mensen moeten zich realiseren wat ze doen. Bijgeloof blijft springlevend.

G. Roos