Forum29 september 2001

Raad van Kerken
op de politieke toer

„De ongerechtigheid van de tegenpartij noopt de wijze rechtmatige oorlogen te voeren”, zo schrijft Augustinus (354-430) in zijn De Civitate Dei. Hij begrenst de strijd. „De naburen oorlog aan te doen en dan aldoor verder te gaan en volkeren, die geen last veroorzaken, alleen uit begeerte naar machtsuitbreiding onder de voet te lopen en te onderwerpen, hoe moet men dat anders noemen dan roverij in 't groot?” De bisschop van Hippo denkt ook aan zijn medemens. In een brief zegt hij: „De wil verlangt de vrede, de noodzaak de oorlog, opdat God ons bevrijde van de noodzaak en beware bij de vrede.” Dan komt de waarschuwing: „Wees dus ook bij het oorlogvoeren vredelievend, opdat ge hen, die ge verslaat, door hen te overwinnen voeren moogt tot het nut van de vrede.”

De Raad van Kerken bepleitte vorige week bij premier Kok het bevorderen van een geweldloos antwoord op het terrorisme in de VS. Misschien kan iemand president Bush óók eens wat citaten in handen drukken van de zoon van Monnica. Dat houdt de postzak in evenwicht.

Critici ontkennen de actualiteit van Augustinus' woorden. Een dik rapport van de Gereformeerde Kerken uit 1983 over oorlog bevat onder andere de visie van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). Dat zegt dat de kerk pas sinds keizer Constantijn (ý337) „medeverantwoordelijk werd voor de wereldlijke orde.” Pas dat zou de kerk er toe hebben gebracht een theorie te formuleren van de rechtvaardige oorlog. Voorttheoretiserend stelt de vredesbeweging vervolgens vast dat van een rechtvaardige oorlog in een tijd van massavernietigingswapens geen sprake meer kan zijn.

De Raad van Kerken lijkt dat geweldloze spoor te volgen. De regering moet zich optimaal inzetten voor het zoeken naar vreedzame oplossingen van de wereldcrisis. Het gaat om een zich tot het uiterste inzetten voor een vreedzame, diplomatieke en juridische reactie op de aanslagen in de Verenigde Staten. Nou, dat is prachtig.

Gedraagt de Raad zich met deze bemoeienis aanmatigend? Vooralsnog: Neen. Een kerk mag zich met een profetisch getuigenis tot de overheid wenden. Reeds Cicero schreef in de eerste eeuw voor Christus in zijn De Natura Deorum over het belang van goddelijke bemoeienis met de wereld. Als deze teloor zou gaan, „zou het leven in grote verwarring en ontreddering geraken. En als de eerbied jegens de goden weg is, betwijfel ik zeer of niet ook de onderlinge goede trouw en de gemeenschapsband van het mensengeslacht (...) zou verdwijnen.” Ook heidenen erkenden het belang van godsdienst richting de politiek.

H. Berkhof bepleit in zijn ”De kerk en de keizer” (1946) terecht een andere theocratie. Em. Doumergue typeert in ”Calvijn als mensch en hervormer” diens visie zo „dat de staat voor de (christelijke) kerk is, wat het ene oog voor het andere is.” Voor beide dient de decaloog als het doel en de regel en het einde van alle wetten.

De meeste landelijke kerkgemeenschappen kennen een speciale raad, of commissie of deputaten voor contact met de overheid. Maar de wind waait daarbij wel uit allerlei onderscheiden hoeken. Het éne deputaatschap richt zich vooral op de kleinschalige vragen van het eigen sociaal en zedelijk leven, de andere commissie op wereldpolitieke problemen. Mag een kerk de overheid aanspreken? Ja. Met het oog op de zorg voor een „stil en gerust leven.” Proclameer Gods wet als richtsnoer. Maar laat politici ook hun eigen praktische verantwoordelijkheid.

Moeten kerken in detail adviezen geven over politieke of militaire zaken? Zodra de kerk in de concrete situatie van Afghanistan „vergeldings- of wraakacties” gaat verbieden, omdat ze tot escalatie leiden, is er sprake van grensoverschreiding. Zo'n uitspraak gaat gemakkelijk als aanslag fungeren op de eigen deskundigheid van politici.

Het bestrijden van terrorisme moet volgens de Raad plaatshebben binnen het kader van de internationale rechtsorde. De daders van de aanslagen en hun medeplichtigen zouden aan justitie moeten worden overgedragen. Wraakacties waarvan ook onschuldige burgers het slachtoffer worden, zijn in strijd met het internationale humanitaire recht, aldus de brief. Prachtig. Mee eens. Maar wat te doen als zo'n vrome wens onuitvoerbaar is? Moet dan de zaak blijven rusten?

Belangrijk is het argument achter de brief van de Raad. Zij schrijft: „In de christelijke traditie klinkt de diepe overtuiging dat wraak en vergelding geen bijdrage kunnen leveren aan vrede en veiligheid. Ze zullen tot escalatie leiden.” Dat valt te betwisten. Allereerst vanuit de concrete werkelijkheid van de historie. Heeft het –vreselijk, jazeker– bombardement op Rotterdam in 1940 een de oorlog uitbreidend effect gehad? En de atoombom –huiveringwekkend, absoluut– op Hirosjima?

Maar nu het principiële: vormen wraak en vergelding niet-christelijke categorieën? De filosoof Kant typeerde straf als de door de natuur afgedwongen terugwerking op het misdrijf. Vergelding heette een categorische imperatief, een onverbiddelijke eis der gerechtigheid. Voor Hegel is straf vergelding die als een dialectische noodzaak uit het misdrijf voortvloeit.

Christenen spreken anders. Hier is het God Zelf die de overheid opdraagt ter handhaving van de gerechtigheid en tot instandhouding van de maatschappij de schuldige misdadiger te straffen. Dat heeft ook iets voorbeeldigs en waarschuwends. Natuurlijk is er sprake van misbruik van straf en vergelding. Mensen maken ze, ook voor de rechter, dienstbaar aan eigenbelang of persoonlijke wraak en haat. Dat mag niet. „Daarvoor in de plaats stelt Jezus het beginsel der liefde en der lijdzaamheid”, aldus dr. G. M. den Hartogh. Maar misdaden ongestraft laten is verkeerd.

Ook in onze tijd hebben de overheden een leger nodig om hun zwaardmacht naar behoren te kunnen uitvoeren. Pacifisme is niet bijbels verantwoord. Maar om met ds. M. R. van den Berg te spreken: „Dat neemt niet weg dat de maatstaven van zakelijkheid en menselijkheid die de HEERE in het Oude Testament aanlegt, ook voor onze moderne oorlogvoering van betekenis zijn.” En dan zijn we weer terug bij Augustinus, die de rechtmatigheid van oorlog onderschrijft, maar oproept tot medemenselijke vriendelijkheid in de strijd. „Mr. Bush, luistert u?”

G. Roos