Forum 27 september 2001

Wat deed ú op die dag?

Wat deed ú op de elfde september? Is die vraag al aan u gesteld? Zoniet, dan komt dat nog wel. In nogal wat kranten en tijdschriften kwam 'ie al aan de orde, en mochten bekende Nederlanders zeggen waar ze zaten of wat ze deden op het moment dat hun het nieuws over de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten ter ore kwam. De een zat in de auto, een ander stond in de rij bij de supermarkt of zat bij de kapper.

De vraag heeft inmiddels een verleden. Waar was u toen president Kennedy werd vermoord? Wat deed u toen Martin Luther King werd doodgeschoten? Bij wereldschokkende gebeurtenissen komen alledaagse dingen kennelijk even in een ander licht te staan. Eigenlijk is het niet meer dan een flauw spelletje van de media, die de wegebbende belangstelling voor 'die dag' nog even willen vasthouden.

Toch is er dit keer meer aan de hand. Want bij de aanslagen in de VS gaat het niet om een eenmalige gebeurtenis. Integendeel. Ik weet niet hoe het ú vergaat, maar mij heeft sindsdien een onbestemd gevoel van onzekerheid bekropen.

Wat is er met mij, met ons aan de hand? Welke collectieve hysterie heeft ons in haar greep? Natuurlijk zorgen berichten over „mogelijk nieuwe aanslagen” –waarbij zelfs chemische wapens kunnen worden ingezet– voor de nodige onrust, maar dat is niet het enige. En dat wijzelf, eenvoudige burgers, doelwit kunnen worden, is natuurlijk wél een cruciale factor, maar ook daarmee is niet alles gezegd.

Doorslaggevend is denk ik de ware aard van terrorisme, datgene waar het uiteindelijk op doelt. Het slagveld van de terrorist bestaat immers niet uit straten en gebouwen van wereldsteden –daar hebben we stadsguerrilla's voor– maar bevindt zich tussen de oren van de massa. Angst inboezemen, massahysterie creëren, door vanuit het niets toe te slaan, dat is het devies. Een complete samenleving kan daar psychisch zwaar door worden toegetakeld!

Het woord terroriseren zegt eigenlijk al genoeg. Dat houdt méér in dan het neerhalen van gebouwen en het doden van burgers. Het slaat op de greep die iemand (of iets) heeft op andermans denken en doen. In Cambodja, dat jarenlang gebukt ging onder een burgeroorlog, zijn het achtergebleven landmijnen die de bevolking nog dagelijks terroriseren. Vaak gaat het dan om één enkele, nog niet gevonden mijn die een compleet dorp in de houdgreep heeft.

De strijd tegen het terrorisme is daarom ook een strijd op het terrein van de geestelijke volksgezondheid. Meer dan ooit moet er leiding worden geven, geestelijke weerbaarheid worden opgebouwd, onder meer door uit te leggen wat terroristen wél en niet beogen.

Eén kenmerk van onze moderne wereld bemoeilijkt die opdracht. Terroristen hebben namelijk het voordeel dat de westerse bevolking met de ogen en oren van de massamedia ziet en hoort. Het eigen levensgevoel en allerlei zingevingsvragen worden door radio, krant en vooral de televisie bepaald, ingevuld, afgebroken of opgebouwd. Met onze handen en voeten zijn we nog aanwezig in ons eigen wereldje (alleen dat verkleinwoord al!), maar met ons hoofd lopen in we in een wolk die door Hilversum, CNN, BBC en talloze andere mediamakers is gecreëerd. Terroristen krijgen het nieuws over hun moorddadige acties zodoende gratis verspreid. En ze weten dat het terroriserend effect ervan buitenproportioneel nadreunt in de geesten van honderden miljoenen burgers.

Maar goed dat ik geen tv heb, denkt u misschien. Maar hoe zit het dan met al die preken van de afgelopen weken? Waarin de terreuraanslagen apocalyptische proporties kregen toegemeten? Waarin weer maar eens Jeruzalem tegenover Babylon werd gesteld, en Israël als „kern van het probleem” werd gesteld. De terroristen van Bin Laden horen niets liever dan dat hun gruweldaden tot zulke proporties worden uitvergroot! Wat meer terughoudendheid bij het interpreteren van zulke complexe gebeurtenissen lijkt me op zijn plaats. En áls er dan al sprake zou zijn van profetisch doorlichten van de tijd, waarom dan zo vaak gezwegen over al die andere apocalyptische misstanden in de wereld? Wel eens een krottenwijk met miljoenen armoedzaaiers gezien na een hevige regenbui? Waar generatie op generatie opgroeit in drek en afval? Zoiets schrééuwt om een Nieuw Begin, maar wij westerlingen zien het niet eens meer.

Laten onze geestelijke verzorgers zich toch niet voor het karretje van een stelletje bandieten laten spannen door mee te helpen dat de schrik er bij burgers diep in komt te zitten. Laten ze liever op hún manier strijden voor 'geestelijke volksgezondheid'. Door dicht bij de Schrift te blijven. En: dicht bij de leefwerelden –heel persoonlijk en authentiek– van hun toehoorders. De Bijbel kent in dit verband geen verkleinwoorden – dus: geen onbetekenende leventjes in het licht van de wereldgebeurtenissen. Het is eerder andersom!

Alledaagse dingen krijgen straks, als het versleten kleed van de geschiedenis wordt opgerold, zélf apocalyptische gestalte. Het is net alsof je de vraag „Wat deed u op dat moment?” hoort doorklinken in Jezus' woorden als Hij het heeft over „de dag op welke de Zoon des mensen geopenbaard zal worden. Ik zeg u: In die nacht zullen twee op één bed zijn; de een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. (...) Twee zullen op de akker zijn; de een zal aangenomen, en de andere zal verlaten worden” (Lukas 17: 34-36).

Is het echt hetzelfde? Natuurlijk niet. Hier draait het niet meer om een onbenullige vraag als „Wat deed u op die dag?” Daar is ons 'eenvoudige bestaantje' veel te belangrijk voor. Waar réíst u heen op die dag? Dát is dan de vraag.

En over het antwoord daarop kunnen we maar beter nú gaan nadenken. Daarom: af en toe de krant opzij, de knop om, of de stekker eruit, zou ik zeggen.

A. Jansen