Forum22 september 2001

Belangrijker dan Babylon

Door G. Roos
Is New York Babylon? Wat een vraag, zegt iemand. Wie aardrijkskunde kreeg op een christelijke school weet immers beter? Toch vertelt een inlegveld bij het recente nummer van Het Zoeklicht dat Babylon waarover Johannes onder andere in Openbaring 14:8 spreekt, alle kenmerken heeft van de zo zwaar getroffen stad in de Verenigde Staten. Is die gedachte reëel?

Het ook door diverse gereformeerden gelezen blad voert als argument onder andere aan dat de Amerikaanse beurs dichtging en dat deskundigen een wereldwijde economische recessie voorspellen. Over de rijke en machtige, aan de zee gelegen stad, het hart van de wereldeconomie, komt volgens Openbaring in één uur het oordeel. Het geestelijke Babylon heeft, aldus de schrijver, alle kenmerken van New York.

Niet alleen Het Zoeklicht uit zich in deze zin. De Amerikaanse auteur Hal Lindsey spreekt in zijn boek ”De planeet die aarde heette” over een ramp die wellicht Amerika zal treffen. Hij verwijst daarbij naar Ezechiël 39:6. Dat luidt in de Statenvertaling aldus: „En Ik zal een vuur zenden in Magog en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen.” Nieuwere vertalingen hebben niet het woord „eilanden”, maar spreken over „kustlanden.” En Lindsey zegt: „Het is heel goed mogelijk dat Ezechiël ten dele doelde op de Verenigde Staten, toen hij zei: „Ik zal vuur werpen op hen die in gerustheid de kustlanden bewonen.”” Toch legt de Amerikaan niet de relatie die Het Zoeklicht ziet.

Er zijn meer mensen die zich hebben gebogen over de betekenis van het begrip Babylon in Johannes' beschrijving van apocalyptische gebeurtenissen. Wie oppervlakkig kennisneemt van passages uit ”En voort wentelen de eeuwen” van dr. J. H. Bavinck, stemt mogelijk in met de in Het Zoeklicht geuite gedachte. Babylon heet bij hem „het hart van het nieuwe wereldrijk.” Hij zegt –in een boek uit 1952– over die grote stad: „Haar wolkenkrabbers storten in, haar pleinen worden plaatsen waar het puin metershoog ligt, de regeringsgebouwen sidderen op hun grondvesten.” En dan gaat het over de plaats waar „de regeringsbureaux staan” en waar „de geheime staatspolitie troont en de macht en de rijkdom zich ophopen.”

Anderen hebben het meer gezocht in de cultuur in de eindtijd, de levensstijl van de samenleving. Dr. E. Schuurman spreekt over een Babelcultuur. Dr. W. Aalders schrijft in ”De hemel is rood” hoe de geschiedenis buiten Jezus Christus een weg des doods moet heten. Boze heerschappijen, machten en krachten zullen haar bedreigen. Christenen raakten geïmponeerd door de grote bouwsels van de moderne cultuur en bewonderen het Babylon van het rationalistische, revolutionaire humanisme. Dr. J. van Genderen reageerde daar in ”De Bijbel en de Toekomst” hoewel waarderend toch ook kritisch op. „Is de radicale diskwalificatie van de geschiedenis in overeenstemming te brengen met het geloof dat de Heere regeert?”

Weer anderen zagen, vroeger in de geschiedenis, Babylon als de Rooms-Katholieke Kerk. L. R. Conradi somt ze op in ”De ziener van Patmos”: Bullinger, Savonarola, de Waldenzen, Wiclif, Hus, Luther en vele anderen. Zelf stemt de adventist in met J. M. Hahn: Het gaat niet om „de stad Rome alleen, niet de katholieke religie, niet één bepaalde godsdienstige richting, met uitsluiting van andere, maar alle godsdiensten tezamen genomen, de onze inbegrepen, in 't kort, de hele geesteloze christenheid, waarin men tevergeefs zoekt naar een openbaring van het leven van Christus, die zich met Diens naam noemt, maar wie de Geest van Christus, Zijn karakter, vreemd is.” Uiteindelijk kiest ook iemand als Lindsey deze positie. Waarbij hij zich behoorlijk fel keert tegen de Wereldraad van Kerken. „Het betreft hier de zichtbare kerk die wordt gekenmerkt door toenemend ongeloof en afvalligheid.” Cultuur en religie vormen minstens deelaspecten van het totaal.

Waaraan heeft de apostel Johannes zélf gedacht? Bavinck meent: aan Rome. „Van het hart van Rome uit gingen de heirwegen naar de verre uithoeken van het machtige rijk. Romeinse legioenen drongen door in de uiterste hoeken van de toenmaals bekende wereld. Van Brittannië af tot aan de grenzen van India toe heerste de scepter van Romes keizers. Al die tijd, toen hij schreef, heeft dat beeld van Rome Johannes voor de geest gestaan.” In deze lijn kan Van Genderen ook schrijven dat Openbaring als het laatste boek van de Bijbel betrekking heeft op de eindtijd, „maar spreekt over een toekomst die al begonnen is.”

Johannes heeft aan Rome gedacht. Dat betekent niet dat het uiteindelijk om Rome gaat. Het gaat om de „stad”, die in de laatste dagen als het hart van de ondergaande wereld zal functioneren. Bavinck: „Het is nutteloos onze gedachten te laten gaan over de vraag welke stad dat wezen zal. Dat weten wij niet, zolang God het ons niet klaarlijk zegt. Alle fantasie kan hier voorlopig alleen maar schade doen.” Het gaat om „het overweldigend grote wereldrijk, dat alle landen der wereld omspant. Oorlogen van buiten af zijn niet meer te duchten, want er zijn buiten de grenzen van het rijk geen machten meer die ook maar enigermate in aanmerking komen om de strijd aan te binden tegen Babylon.”

Dr. J. C. de Moor typeert in ”De hemel geopend” Babylon als „de mensheid die niet heeft willen gehoorzamen (...) de stad der hemelbestormers, de zondige gemeenschap der mensenkinderen, die zichzelf genoegzaam wil zijn en Gods eer vertreedt. De stad, die toornt tegen God en, van Hem afhoererende, alle volken drenkt met deze haar wijn, om alzo de ganse aarde niet te doen aanbidden voor, doch te doen vloeken tegen de Heere.” Komt daarbij het enige onheil dat nog te duchten valt niet van bovenaf, van God, of anders van binnenuit? Moeten wij dan volhouden dat met de aanslag op New York Babylon gevallen is?

Er is iets dat nog belangrijker is. Als ons, grootschalig, indien iemand persoonlijk, kleinschalig, een ramp zou treffen, als het sterven wordt, hoe onverwacht ook: zijn wij, ben ik bereid. Heeft God vanuit Zijn welbehagen het genadewerk in mijn hart verheerlijkt? Is er dan sprake van eigen bedenksels of is het waar? Billy Graham vertelt in zijn boek ”Armagedon” dat de laatste woorden van de atheïst Voltaire als volgt luidden: „Ik ben van God en mensen verlaten! Ik ga naar de hel! O Christus, o Jezus Christus!”