Forum 15 september 2001

Gedogen

Het Nederlandse gedoogbeleid moet niet worden afgeschaft.

Gijs van Oenen, rechtsfilosoof Erasmus Universiteit Rotterdam

„Mee eens. Onze hedendaagse samenleving vereist een woud aan regels en wetten om de door ons gewenste orde te realiseren. Er bestaan echter ook veel fenomenen die zich tegen regulering verzetten, variërend van beurshandel met voorkennis tot straathandel in drugs. En duizend andere soorten van afwijking: motorfietsen scheuren door de stad, fietsers rijden zonder licht, illegalen verlaten het land niet, ambtenaren en ondernemers kijken niet naar vergunningen. Of we hier nu blij mee zijn of niet, in onze soort moderne, pluralistische maatschappij kunnen we niet verwachten dat zulke afwijkingen helemaal uit de wereld kan worden geholpen. Moralisering zal falen wegens gebrek aan morele consensus: moreel pluralisme is thans een ”fact of life”. Maar verhevigde repressie, ofwel striktere rechtshandhaving, faalt eveneens. Deze wordt genegeerd, ontweken, afgewenteld, of met agressie beantwoord.

Het alternatief voor bestrijding van deviantie of wildheid is het vinden van een omgangsregeling ermee. Zulke omgangsregelingen beogen, onder bepaalde condities, zoiets als een informele rechtsorde tot stand te brengen. Hierin staat de bevordering van het zelfregulerend en zelfbeperkend vermogen van de betrokken actoren centraal. Burgers, maar ook betrokken ambtsdragers, genieten in zo'n informele rechtsorde enige 'discretie' om oplossingen te vinden – oplossingen die formeel weliswaar tegen de wet zijn, maar beter sociaal aanvaardbaar en werkbaar dan die welke via repressie of moralisme tot stand zouden komen. Wanneer de overheid de interpretaties van de rechtsorde overneemt die de betrokken actoren via hun discretie tot stand brengen, spreken we van bewust en openlijk gedogen. Gedogen is zo niet ondermijning van verantwoordelijkheidsbesef, maar juist bevordering ervan. Natuurlijk is dit niet in alle situaties mogelijk. Maar een samenleving die niet meer tot (openlijk) gedogen in staat is, is enkel nog aangewezen op repressie en daarmee moreel ten dode opgeschreven. Gedogen heeft daarom niet alleen een praktische, maar ook een morele meerwaarde.”

Wim van de Camp, Tweede-Kamerlid voor het CDA

„Niet mee eens. De afgelopen jaren heb ik vaak gehoord dat gedogen hét smeermiddel is van de Nederlandse samenleving: sommige wetten zouden te star zijn om een moderne samenleving met 16 miljoen inwoners in goede banen te leiden.

Ik vind dat onjuist en getuigen van vluchtgedrag. Toch moet je ook bij het werkwoord gedogen niet alles over één kam scheren. Voor een heldere discussie is het nodig onderscheiden te maken. Enerzijds is er het bestuurlijk gedogen, dat bewust gebeurt op basis van richtlijnen (denk aan de coffeeshops en sommige milieuwetten), en anderzijds het gedogen in de zin van het domweg niet naleven van regels. Beide vormen zijn af te keuren, maar de laatste vorm is het meest verwerpelijk. De rampen in Enschede en Volendam hebben alles te maken met dat domweg niet naleven van veiligheidsvoorschriften en milieuwetten. Wanneer de plaatselijke overheden helderder hun eigen regels hadden gehandhaafd was het grote aantal slachtoffers waarschijnlijk niet nodig geweest. Het niet uitzetten van overduidelijk uitgeprocedeerde asielzoekers is eveneens een voorbeeld van een wankelmoedige overheid.

De heer Van Oenen zegt in een interview in de Volkskrant dat hij „al een kwarteeuw zonder fatsoenlijk achterlicht fietst.” Maar waar is hij nu eigenlijk trots op? Hoe kunnen wij kinderen aanleren wat de maatschappelijke spelregels zijn als dit soort opinieleiders de draak steekt met in zijn beleving kleine (veiligheids)voorschriften? Hoeveel kinderen overlijden er jaarlijks niet omdat ze niet zichtbaar zijn in het verkeer? Natuurlijk, ook ik besef dat het leven soms sterker is dan de leer. Maar gedogen in de zin van het domweg niet naleven van regels heeft alles te maken met slordigheid en een overheid met slappe knieën. Het vertrouwen in de overheid is slechts terug te winnen als diezelfde overheid de eigen regels naleeft en vervolgens ook de burger daar op aanspreekt.”