Forum 15 september 2001

Amerikanen zullen wacht betrekken bij de vrijheid

Armer, maar niet
aan geestkracht

De strijd die de Amerikanen tegemoet kunnen zien zal hen armer maken, schrijft Thomas B. Silver, maar alleen aan geld. Niet aan geestkracht.

In zijn rede tot het Amerikaanse volk op woensdagmorgen karakteriseerde president George W. Bush de terroristische aanvallen op het World Trade Center en het Pentagon als ”oorlogshandelingen”. Op dit moment lijkt er echter geen antwoord te zijn op de vraag hoe de VS moet reageren. Hoewel de president een grote speelruimte heeft om zijn macht uit te oefenen, vooral nu er van een nationale noodsituatie sprake is, heeft alleen het Congres de bevoegdheid om de oorlog te verklaren. Zodra de bewijzen zich opstapelen tegen hen die achter deze terreurdaden zitten, zal de president de Amerikanen moeten voorlichten over wat nodig zal zijn om deze oorlog te voeren.

Hierbij, ongevraagd, een 'conceptversie' van de volgende speech van Bush.

My Fellow Americans,

Op dinsdag, 11 september 2001, werd ons land weloverwogen aangevallen door verklaarde vijanden van vrijheid en beschaving. Het ging om terreurdaden, inderdaad, maar in de grond van de zaak waren het oorlogsdaden.

Daarom zal ik het congres vragen om de oorlog te verklaren aan de vijanden van de Verenigde Staten.

U zou kunnen vragen wie dat zijn, denkend dat daar niet precies een antwoord op te geven is. Het kan zijn dat het antwoord inderdaad niet gemakkelijk is – maar er is een antwoord.

My fellow Americans,

Ik geef u ter overweging of het uitmaakt of we met zekerheid kunnen vaststellen wie de daders waren. Het in staat van beschuldiging stellen is een zaak van rechtbanken. Het opsporen en vernietigen van de vijand is het werk van militairen. Als grote landen in oorlog zijn proberen ze niet de politici en generaals waartegen ze oorlog voeren te arresteren en te berechten. Ze proberen hun strijdkrachten te vernietigen, zodat ze de oorlog niet meer kunnen voortzetten.

Onze vijand is het duistere web van terroristische groepen dat in de afgelopen decennia bezig is geweest Amerikaanse bases, ambassades, schepen en nu ook Amerikaanse steden te treffen. Onze vijanden zijn de regeringen die deze groepen onderdak verlenen en steunen met mankracht, geld, uitrustingen en aansporingen, om zo Amerikaanse soldaten en burgers te kunnen doden. En –het spijt me zeer dit te moeten zeggen– onze vijanden hebben hun agenten in dit land, die hier werken, trainen, en plannen maken voor een volgende aanval.

Als bevelhebbers op het slagveld een bepaalde vijand tegenkomen, bekommeren ze zich niet uitsluitend om het regiment dat hen op dat moment aanvalt. Op hun kaarten staan alle regimenten en divisies, luchtmachtbases en wapendepots. En deze zijn allemaal 'kandidaten' om aangevallen te worden, als potentie en tact het toelaten.

Het gaat er niet zozeer om dat deze of gene terrorist, gesteund door wat voor land ook, de wreedheid van dinsdag heeft gepleegd. Als hij niet verantwoordelijk is voor het bloedbad van vandaag, dan is hij wellicht zijn straf ontgaan voor een misdaad die hij gisteren beging. En als hij gisteren geen onschuldigen doodde, is hij misschien van plan dit morgen te doen.

In de Tweede Wereldoorlog hebben we geen duimbreed toegegeven aan de Duitse divisies – ook al waren ze ver weg en hadden de Amerikanen niet aangevallen. Zo zullen we ook in deze oorlog, de oorlog die dinsdag begon, onze vijand geen genade schenken, waar hij zich ook bevindt.

My fellow Americans.

Het zal een lange, harde strijd worden. Van ons allemaal zal ze het uiterste vergen. Velen van ons zullen het leven laten, en nog meer mensen zullen hun geliefden verliezen. De strijd zal ons vermoeid, bedroefd en waarschijnlijk –althans op korte termijn– wat armer maken.

Maar dan alleen armer aan geld: nooit aan geestkracht. Tenminste, als we ervoor kiezen om ons niet door deze oorlog en deze startschoten uit het veld te laten slaan. Die keus moeten we maken – het wordt kiezen.

De oorlog die ik uw afgevaardigden zal vragen te verklaren zal alle kracht, moed en vastberadenheid vragen die we kunnen opbrengen. Ze vraagt van ons dat we geloven in de edelmoedigheid en rechtvaardigheid van onze natie, en in de juistheid van ons doel.

In de komende weken zal ik weer tot u spreken over de oorlog. Dan zal ik nog meer zeggen over ons doel. Maar tot dan toe vraag ik u om in uw hart te kijken en te geloven de woorden van president Lincoln te geloven – ik ben ervan overtuigd dat ieder van ons ze gelooft: de Verenigde Staten vormen de laatste en beste hoop op aarde.

Mijn laatste woorden richt ik tot onze vijand. Ik weet dat u luistert, luister dus goed. Meer dan zestig jaar geleden, toen de beschaving met een misschien zelfs groter gevaar werd geconfronteerd, waarschuwde een groot staatsman zijn landgenoten voor de gevaren die hen te wachten stonden. Vandaag gebruik ik de beroemde woorden van Winston Churchill, maar ik spreek ze tot u:

„Denk niet dat dit het einde is. Dit is slechts het begin van de afrekening. Dit is de voorproef, de eerste teug van een bittere drank die u jaar aan jaar zal worden aangeboden, als wij – door herstel van morele welstand en kracht– opnieuw zullen herrijzen en de wacht zullen betrekken bij de vrijheid, zoals in oude tijden.

Thomas B. Silver is directeur van het Amerikaanse Claremont Institute dat zich bezighoudt met het Amerikaanse staatsrecht en de politieke filosofie.