10 augustus 2001

Ook christenen in niet-christelijke organisaties in het oog houden

Bedrijfsethiek zoekt
dagelijkse invulling

De verklaringen die dr. ir. R. A. Jongeneel geeft voor de „beperkte bijdrage van christenen aan het publieke debat over maatschappelijk verantwoord ondernemen” (Reformatorisch Dagblad 28 juli) hebben P. I. W. Oudenaarden en E. J. Slootweg aan het denken gezet. In de huidige Nederlandse omgeving moet gekozen worden voor de praktische invalshoek van de christelijke ethiek, schrijven ze. Volgende week dinsdag een reactie van dr. ir. Jongeneel.

Het CNV neemt als vakcentrale volop zijn verantwoordelijkheid in de SER, het belangrijkste adviesorgaan voor de regering op sociaal-economisch gebied. Denken en handelen van het CNV wordt gemotiveerd door het christelijk-sociaal denken. De verklaringen van Jongeneel voor de „beperkte bijdrage van christenen aan het publieke debat over maatschappelijk verantwoord ondernemen” zette ons aan het denken. Het CNV heeft zich in de SER bijzonder druk gemaakt over het SER-advies 00-11 ”De winst van waarden”. Heeft het CNV onvoldoende gecommuniceerd dat het in de SER ook met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen een voluit christelijk-sociale invalshoek heeft? Of zit de pijn ergens anders?

Verantwoordelijk
Wij vermoeden het laatste. Jongeneel zegt immers zelf dat je „vanuit de christelijke ethiek, wanneer vertaald naar praktische consequenties, ook op iets dergelijks zou uitkomen, al is ze waarschijnlijk kritischer ten aanzien van de status-quo”. Uit deze opmerking menen wij te kunnen afleiden dat Jongeneel materieel het SER-advies onderschrijft. Formeel wijst hij het echter af, omdat hij er het verlangen in mist „verantwoord economisch te handelen in de zin van het gehoorzamen en het eren van de Schepper.” Hiermee wordt het kernpunt van het debat over ”herkenbaarheid van christelijke organisaties in hun maatschappelijk handelen” helder. In zijn uiterste consequentie zou volgens Jongeneel het maatschappelijk handelen van het CNV pas herkenbaar zijn als in elk standpunt een duidelijke, praktische christelijk-sociale ethiek klinkt. Aan het SER-advies waar het CNV medeverantwoordelijkheid voor draagt, zou dus een preambule vooraf moeten gaan waarin een dergelijke christelijke ethiek is opgenomen. Als wij als vakcentrale op deze manier zouden opereren zou het christelijk-sociale geluid binnen de kortste keren zijn gemarginaliseerd. Van de SER zijn behalve het CNV twee andere vakcentrales, werkgeversorganisaties en kroonleden lid. Het CNV zal dan nooit meer verantwoordelijkheid kunnen dragen voor enig SER-advies. Met de consequentie dat het gedwongen is altijd een onbegrepen minderheidsstandpunt in te nemen.

Meer dan winst maken
Laten wij ons dan leiden door de ”eisen van de praktijk”, zoals Jongeneel ons impliciet verwijt? In zekere zin wel. Het gaat ons erom als maatschappelijke organisatie vanuit onze christelijk-sociale visie zo veel mogelijk invloed uit te oefenen op politiek en maatschappij. Als Jongeneel dan zegt dat hij in praktische zin ook op iets dergelijks zou zijn uitgekomen, is dat eigenlijk een groot compliment aan het CNV. Blijkbaar is het ons gelukt zo veel christelijk-sociaal denken in het SER-advies onder te brengen dat slechts het hoofdstuk ”bijbelse verantwoording” ontbreekt. Voor dat laatste laten we ons graag uitnodigen zowel door Henk van Luijk van het Financieele Dagblad als door Jongeneel.

Vanuit de keuken bekeken komt het CNV tot de conclusie dat er nog niet eerder een SER-advies is afgegeven met zo'n ideologische inhoud. Ondernemen betekent meer dan alleen winst maken. Je hebt ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. De kritiek van Jongeneel dat de tijdgeest rijp was, is dan ook te makkelijk. Feit is dat het CNV een rol speelt in de discussie over maatschappelijk verantwoord ondernemen. We verwijzen in dit verband maar eens naar de beleggingscode van het CNV voor pensioenfondsen. In eerste instantie grote terughoudendheid, maar ondertussen een document dat bij de pensioenfondsen op tafel is terechtgekomen. Grote pensioenfondsen zoals PGGM en ABP hebben nu een beleggingscode. Het is als CNV niet alleen je taak ervoor te zorgen dat het ijzer begint te gloeien, maar ook het te smeden als het heet is.

Zoutend zout
We moeten onze zegeningen tellen! Het CNV is niet de grootste speler in het polderlandschap. Onze kwalitatieve inbreng wordt wel gewaardeerd. Door de dialoog met de andere partijen in de polder gaande te houden –dus ook naar de ander luisteren– lukt het de ene keer beter dan de andere om de standpunten voor het voetlicht te brengen dan wel in beleid te verwerkt te krijgen.

Jongeneel wil werken aan een praktische christelijke bedrijfsethiek. „Dat is belangrijker dan zich zorgen te maken of ze daarmee bij het brede publiek wel in de smaak valt.” Volgens het CNV sluit het één het ander niet uit. Als we als christelijk-sociale vakcentrale invloed willen hebben op het politiek-maatschappelijke debat, dus een ”zoutend zout” willen zijn, moeten we aan beide kanten werken. Dan valt het ”zoutende zout” bij het brede publiek in de smaak en staan wij ook effectief voor de belangen van onze leden.

Het CNV zou vanuit de rijke christelijk-sociale traditie dan ook graag een bijdrage leveren aan een praktische christelijke bedrijfsethiek. We willen niet aan de ene kant mooie christelijk-sociale dingen roepen en aan de andere kant onze leden in de kou laten staan. Want, en dat aspect lijkt Jongeneel te vergeten, een praktische christelijke bedrijfsethiek zou niet alleen christelijke ondernemers moeten dienen, maar ook christenen die werken in niet-christelijke organisaties. Wat betekenen we voor onze leden in de tabaksindustrie, in de wapenindustrie (bijvoorbeeld Hollandse Signaal) of bij de rijksoverheid (bijvoorbeeld het ministerie van VWS, dat een belangrijke rol speelt bij bijvoorbeeld euthanasiewetgeving)?

Dagelijkse invulling
Een bezwaar aan een christelijke bedrijfsethiek is de veronderstelling van een christelijk ondernemer die blijkbaar geheel autonoom zijn ethiek, waarden- en normenpatroon, aan de onderneming kan opleggen. Echter: ook de christelijke ondernemer zal niet-christenen in dienst hebben die hij bijvoorbeeld in een ondernemingsraad weer tegenover zich ziet. Het ontwikkelen van een praktische christelijke bedrijfsethiek is één, het in de praktijk brengen van een dergelijke ethiek is twee. Het christelijk-sociaal denken zoekt steeds weer naar de dagelijkse invulling.

Als maatschappelijk betrokken organisatie merken we dat in de huidige Nederlandse omgeving gekozen moet worden voor de praktische invalshoek van de christelijke ethiek. Als we willen dat de christelijke ethiek ingang vindt in het bedrijfsleven, moeten we andere woorden vinden. Met het expliciet maken wat voor ons als christenen zo duidelijk is, veranderen we de huidige ethische opvattingen niet. Dit geldt voor veel christelijke werknemers en ondernemers. Werkend bij een organisatieadviesbureau begint een christen het advies voor een bedrijf ook niet met een verwijzing naar de Bijbel, zoals Jongeneel verlangt van het SER-advies.

Ondertussen werken wij verder aan ons project maatschappelijk verantwoord ondernemen. Nu onze christelijk-sociale ideeën zo aansluiten op de mooie woorden uit het SER-advies ”De winst van waarden”, moeten we maatschappelijk verantwoord ondernemen ook handen en voeten gaan geven. De hype mag niet overwaaien! We willen onze leden dan ook helpen maatschappelijk verantwoord ondernemen vanuit christelijk-sociale optiek op bijvoorbeeld de agenda van een ondernemingsraad te krijgen. Dat lukt waarschijnlijk alleen als de ideeën bij een ”breed publiek in de smaak vallen”, als er draagvlak voor is. Aan dat draagvlak werkt het CNV door stevig met onze voeten in de modder van het Nederlandse poldermodel te staan.

De auteurs zijn respectievelijk programmaleider onderzoek en beleidsmedewerker sociale economie. Beiden zijn werkzaam bij de vakcentrale CNV.