Forum 24 juli 2001

Bij verantwoord economisch handelen gelden in de eerste plaats de daden

Christelijke ondernemer
moet in spiegel kijken

”Het einde van de christelijke ondernemer”. Onder deze titel verscheen recent een column van de hand van de bekende filosoof en oud-hoogleraar bedrijfsethiek H. L. van Luijk. Zijn christelijke ondernemers en organisaties nog herkenbaar in hun maatschappelijk handelen? Of is het onderscheid nagenoeg verdwenen? Naar onze medemensen toe gelden primair onze daden, de zichtbare vruchten van geloof, schrijft drs. A. P. de Jong. Zaterdag een tweede bijdrage van dr. ir. R. A. Jongeneel.

De column van Van Luijk in Het Financieele Dagblad van 26 juni gaat in op het boek van de theoloog en ethicus Henk Vijver getiteld ”Daarvoor hoef je niet christelijk te zijn”, waarin hij klip en klaar stelt dat de bijdrage van christenen en christelijke organisaties aan het debat rond maatschappelijk verantwoord ondernemen van verwaarloosbare betekenis is. Of ze hebben zich buiten spel gezet door het zichzelf toegekende alleenvertoningsrecht van het ware inzicht en van de echte moraal. Of hun bijdragen blijken niet te onderscheiden van waarden die ook elders worden gehuldigd. Me dunkt, een nogal confronterende stellingname!

Moeten we niet erkennen dat het verwijt ten minste gedeeltelijk en misschien zelfs grotendeels terecht is? Zijn christelijke ondernemers en/of organisaties nog herkenbaar in hun maatschappelijk handelen? Of is het onderscheid nagenoeg verdwenen, op wat eigen cultuurkenmerken na? Is er niet veelal sprake van een leven in twee werelden: de 'harde zakenwereld' en de 'religieus-ethische wereld van de zondag'? De spiegel wordt ons voorgehouden! Laten ondernemers en maatschappelijke organisaties uit de gereformeerde gezindte hier toch vooral goed in kijken.

Vergis ik mij als ik een parallel zie met de politieke ontwikkelingen in Nederland? Vanuit de regeringspartijen D66 en VVD is de christelijke partijen CU en SGP herhaaldelijk verweten in debatten rond het zogenaamde homohuwelijk en de euthanasiewetgeving dat zij pretenderen als enige te staan voor normen en waarden. Alsof zij hiertoe het alleenrecht zouden hebben! Dit verwijt proef ik ook in de stelling van Vijver, terwijl naar zijn oordeel het christelijk 'gedachtegoed' niets toevoegt aan de algemeen maatschappelijk opvattingen met betrekking tot menswaardigheid, zorg voor het milieu, integriteit en dergelijke.

Niet aantoonbaar
Naar mijn indruk wordt hierbij echter uitgegaan van een onjuiste verhouding tussen economie en christelijke ethiek, namelijk die van wat wel het 'meerwaardemodel' wordt genoemd. In deze visie wordt de christelijke identiteit toegevoegd aan het economisch handelen als een 'meerwaarde' of 'plus' ten opzichte van andere opvattingen. De betekenis van het christelijk geloof wordt dan slechts erkend zolang deze meerwaarde ook blijkt. Zo wordt de eenheid van levensbeschouwing en handelen tot het minimum van een persoonlijke ethiek of motivatie teruggebracht.

Datzelfde gevaar geldt ook het zogenaamde 'beginselmodel'. Deze benadering gaat ervan uit dat de christelijke levensovertuiging altijd leidt tot uniek handelen. Dat de christelijke opvattingen ook altijd herkenbaar zullen zijn in het gevoerde beleid of de gerealiseerde uitkomsten. Op die manier wordt echter geen recht gedaan aan het feit dat niet-christenen in de praktijk tot dezelfde keuze kunnen komen. Beide benaderingswijzen benadrukken het onderscheid tussen christelijke ethiek en seculier handelen. Dat is in de praktijk echter onhoudbaar, omdat dit onderscheid lang niet altijd aantoonbaar is.

Verantwoord
Vanuit christelijk oogpunt blijft weliswaar de intentie van ons handelen, ons hart, van wezenlijk belang. God ziet immers het hart aan, en Hij oordeelt over onze diepste gedachten. Maar naar onze medemensen toe gelden primair onze daden, de (zichtbare) vrúchten en niet de (onzichtbare) wortel van de boom!

Daarom zou ik willen pleiten voor de weg van het trouw zijn aan de christelijke uitgangspunten, het 'verantwoordingsmodel'. Christelijk ondernemerschap is dan niet per definitie anders, maar het is ondernemerschap dat christelijk verantwoord kan worden. God vraagt niet zozeer dat we ons altijd in alle opzichten onderscheiden, maar veeleer dat we trouw zijn aan Zijn Evangelie, gehoorzaam aan Zijn geboden. Daarvoor hebben we ons uiteindelijk ook tegenover God te verantwoorden. Veelal kan hetzelfde economisch handelen verantwoord worden vanuit verschillend perspectief, niet vanwege neutraliteit, maar door verschillende overlappende normatieve visies. Christenen hoeven niet altijd te laten zien dat het christen-zijn overal invloed heeft en onderscheid maakt. Alleen daar waar dat relevant en mogelijk is.

In zijn column schetst Van Luijk als oorzaak de teloorgang van de unieke combinatie van de christelijke traditie en gevoel voor de behoeften en mogelijkheden van de eigen tijd. Een grondige en vernieuwende doordenking van de relevantie van het christelijk geloof voor de huidige vraagstukken en omstandigheden ziet hij als de enig mogelijke uitweg.

Het gevaar is echter, dat daarmee de betekenis en het gezag van de Schrift afhankelijk worden gemaakt van de mate waarin zij op de huidige vraagstukken kan worden betrokken. Dan gaat de mens uitmaken in hoeverre de Bijbel anno 2001 nog bruikbaar voor hem is, en daar valt weinig van te verwachten. Voor een nieuw begin is noodzakelijk dat we weer ten volle en van harte leren buigen voor het gezag van Gods Woord, voor het persoonlijk leven en als richtsnoer voor het ondernemerschap.

Drie P's
In de discussie rond maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn de drie P's uit de ethische code van Shell wereldberoemd: ”profit” (duurzame winst), ”people” (mensen in en buiten de onderneming) en ”planet” (milieu). Mogelijkheden om christelijk ondernemerschap weer maatschappelijk zichtbaar te maken, zie ik niet in de extra P van ”preachy” (prekerigheid), maar in drie andere P's.

Allereerst is dat de noodzaak van een persoonlijke en doorleefde geloofsovertuiging, die uitkomt in de vreemdelingschap, de ”pilgrimage”. Dan blijkt in ons handelen dat we het niet van het hier en nu verwachten, maar dat we, door de opstandingskracht van Christus, zoeken de dingen die boven zijn (Kolossenzen 3 vers 1).

In de tweede plaats wordt christelijk economisch denken gekenmerkt door een afweging van meer normen dan alleen economische, de zogenaamde „simultane realisatie van normen” (T. P. van der Kooy). Juist hierin komt het rentmeesterschap van een christen uit, als een zorgzaam beheer over alles wat God geschapen heeft. Ik zou daaraan de P van ”providence” (voorzorg) willen verbinden. Zaken als arbeidstijden (zondagsrust, tijd voor zorg en niet-betaalde arbeid), reclame, productkeuze en dergelijke komen dan zeker in een ander licht te staan.

Nieuwe ijver
In de derde plaats moeten meer mogelijkheden gezocht worden tot publieke verantwoording, de ”presentation”. Recent is door de Tweede-Kamerleden Koenders (PvdA) en Rabbae (GroenLinks) een initiatiefwetsvoorstel voor verantwoord ondernemen ingediend, dat bedrijven wil verplichten in hun jaarverslag rekenschap af te leggen van hun maatschappelijk handelen. De controlerende accountant dient de vermelde feiten te toetsen, bijvoorbeeld of de weergegeven uitgaven voor scholing van mensen in de buitenlandse vestigingen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

Hoewel hier wel wat voor te zeggen valt, geef ik de voorkeur aan een ander motief. Een christen behoort altijd bereid te zijn tot verantwoording van de hoop die in hem is. Die hoop geldt allereerst zijn persoonlijk geloof in Christus, maar strekt zich naar mijn overtuiging ook uit tot zijn hele handel en wandel. Immers, rentmeesterschap en het afleggen van verantwoording zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden! Laten christelijke ondernemers en organisaties daarom met nieuwe ijver zoeken naar mogelijkheden om een zoutend zout en een lichtend licht te zijn.

De auteur is werkzaam in het bankwezen.