Forum 21 juli 2001

Bijbelse onderbouwing van zegenen homohuwelijk blijft achterwege

SoW-koers: Humaniteit in
plaats van afhankelijkheid

De werkgroep kerkorde van de Samen-op-Wegkerken stelt voor dat gemeentes die daarvoor de ruimte bieden, homoseksuele relaties mogen ”zegenen”, schreef ds. B. Wallet afgelopen zaterdag op deze pagina. Gemeentes die hierop tegen zijn, zouden met het ”inzegenen” van huwelijken kunnen volstaan. Het klinkt alles humaan, maar over God geen woord, constateert B. Vlot in zijn reactie. Volgens hem heeft in de koers van de SoW-kerken humaniteit de plaats ingenomen van de afhankelijkheid van God.

Met pijn in het hart volg ik de ontwikkelingen binnen de SoW-kerken –en daarmee binnen de eigen Hervormde Kerk– over alternatieve samenlevingsvormen. Welke pastorale steun kan ik als mens met homofiele gevoelens van een kerk verwachten die de worsteling niet begrijpt? Is deze kerk zo tolerant dat ze naast me komt lopen en de moeilijke en gevaarlijke weg met me meegaat, of wijst ze me een andere, een makkelijker weg onder het aanroepen van Gods Naam, in de hoop dat het dan allemaal wel goed komt?

Vandaar dat ik blij was met het artikel ”Kerk mag zegenen en inzegenen” van zaterdag 14 juli op deze pagina. Niet de inhoud van het artikel stemde tot vreugde, maar wel het feit dat uit het artikel blijkt dat het in deze slechts gaat om invoelingsvermogen en pastorale zorg voor de ander. Het klinkt alles zo humaan, maar over God geen woord. Blij omdat de koers van de SoW-kerken hierin helder verwoord wordt: Humaniteit in plaats van afhankelijkheid van God. Deze koers is helaas niet de juiste. Ik wil laten zien op welke gronden het allemaal mis gaat.

Liefde tot God eerst
„De kerk heeft iets speciaals met verbondsrelaties” zo luidt een conclusie van de werkgroep. Het klinkt zo mooi, zo oprecht. De vraag is echter of God ook „iets heeft” met álle verbondsrelaties. Die suggestie wordt immers gewekt. Lezend in het boek Ezra ontdek ik dat er vele huwelijken ontbonden werden omdat deze niet waren naar de wil van God. Niet met de botte bijl, maar omringd met pastorale zorg worden de huwelijken in Israël van heidense invloeden gezuiverd. Ook op andere plaatsen in de Bijbel lees ik over verbondsrelaties die Gods goedkeuring niet wegdragen. Paulus roept zelfs op om geen juk met de ongelovigen aan te gaan. Het moet gezegd, de verbondsrelatie tussen man en vrouw zoals ingesteld in Genesis en later door Christus zelf herhaald in Mattheüs 19:5 heeft inderdaad een speciale plaats in het hart van God: „Daarom zal een mens vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn.” Vandaar dat deze relatie juist als voorbeeld genomen wordt voor de band tussen Christus en Zijn bruidskerk. Het is echter te kort door de bocht om alle verbondsrelaties op één hoop te vegen.

In de kerkelijke discussie, en ook in het artikel van ds. Wallet, komt de relatie ”in liefde en trouw” aan de orde. Ook hier betreft het een gevoel. En dat gevoel lijkt goed. Als God immers liefde is, wie zijn wij mensen dan om anderen hun liefde te ontnemen. De bedoelde liefde en trouw betreft echter de liefde en trouw tussen twee mensen. De liefde en trouw ten opzichte van God en Zijn Woord komt in het geheel niet aan de orde. Hiermee lijkt de onderlinge liefde tussen mensen boven onze liefde tot God te zijn geplaatst. Het heeft er alle schijn van dat de mens God voorschrijft onze liefde goed te keuren. In Markus 10:29-30 komt echter een duidelijk andere lijn naar boven (verkort): „Er is niemand die verlaten heeft broeders of vader of moeder of vrouw (of man) om Mijnentwil en des Evangelies wil, of hij ontvangt honderdvoud.” De liefde tot God wordt onverkort boven de liefde tussen mensen geplaatst. Deze tekst is pastoraal en betrokken op de ander. Niet een dorre regel, maar een rijke belofte.

Tijdgebonden
Ds. Wallet schrijft: „We zijn het erover eens dat het huwelijk als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht heilig gehouden hoort te worden.” Hoe ver reikt deze overeenstemming? Voorzover de trouw of de liefde voortduren? Of is het zo dat in een huwelijk, gesloten voor Gods heilig aangezicht, God ook degene is die het huwelijk kan bewaren? Begrijpen wij als 21e-eeuwers nog dat het vragen van Gods zegen niet een eenmalig gebeuren is, maar dagelijks nodig is? Durven wij, in een relatie die zucht en steunt onder gebrek aan liefde en trouw, samen voor Gods aangezicht te komen en te bidden en smeken of Hij de relatie wil bewaren, ons opnieuw in liefde voor elkaar wil laten ontbranden, omdat het immers God is die ons bij elkaar gebracht heeft, en omdat God de bron van alle liefde is?

Tegenwoordig bepalen wij mensen zelf naar wie onze liefde uitgaat. Toen kortgeleden een mannelijke SoW-predikant een huwelijk sloot met een andere man, gaven beiden openlijk aan niet bij elkaar te gaan wonen: het huwelijk was gesloten als juridische onderbouwing van een relatie. De vraag is in hoeverre een dergelijke relatie de kwalificatie ”liefde en trouw” mag dragen.

Opmerkelijk is dat ds. Wallet in het geheel niet ingaat op de bijbelse onderbouwing van het zegenen van alternatieve samenlevingsvormen. Meestal worden hermeneutische constructies ten tonele gevoerd om met de Bijbel in de hand recht te praten wat krom is. Lezend in de Bijbel kan ik nergens de conclusie trekken dat Gods wil in dezen veranderd is. Totaal onlogisch is het dat de wetten aangaande homoseksualiteit tijdgebonden zouden zijn, terwijl de wetten aangaande andere seksuele uitspattingen, die doorgaans in één adem genoemd worden, dan niet tijdgebonden zouden zijn.

Iedereen welkom
Opvallend is dat de aanstaande schoonzonen van Lot de redding aangereikt krijgen. Zij gaan daar niet op in, maar het aanbod ligt er. Ook zij hadden 's nachts bij Lot voor de deur gestaan. De tekst in Genesis spreekt tenslotte over ”alle mannen van de stad”, daar horen dan ook de schoonzonen van Lot bij. God selecteert niet op geaardheid. Bij God is iedereen welkom. Geen karakter te slecht, geen zonde te groot. In de brief aan Korinthe wordt het zelfs gezegd: „En sommigen uwer zijn dat geweest.” En daarin ben ik het dan ook met ds. Wallet eens: „Op een keerpunt in het menselijk bestaan zal de kerk verkondigend, pastoraal en zegenend aanwezig zijn.” Verkondigend: de boodschap van redding en genade brengen aan mensen in nood, wijzend op Gods wil in ons leven. Pastoraal: de schapen behoedend voor ongelukken, met een blik die verder reikt dan de blik van het argeloze schaap dat de weg niet kent. Zegenend: vragend om Gods nabijheid en kracht op een vaak moeilijke weg, in het geloof en de wetenschap dat er geen mooiere plek is dan aan de voeten van de Goede Herder.

De auteur is werkzaam als technicus binnen een productiebedrijf.