Forum 21 juli 2001

Gelegenheid om buiten eigen kring te spreken niet voorbij laten gaan

Zaaien aan
alle wateren

Zal ik het doen of niet? Ieder mens wordt wel eens uitgenodigd in een bepaalde kring te spreken. Wil men uit oprechte belangstelling met je zienswijze kennismaken en daarover discussiëren, dan ervaartdr. W. H. Velemahet als een roeping erheen te gaan. Waar je gelegenheid ontvangt om het Woord van God te brengen, moet je dat doen, schrijft hij.

Zal ik het doen of niet? Ieder mens wordt wel eens voor die vraag geplaatst. Het antwoord hangt samen met de vraag waarom het gaat. Wat is de inzet van de vraag en wat is daarom ook de draagwijdte van het antwoord? Het gaat in dit artikel om de uitnodiging om in een bepaalde kring te spreken of voor een bepaald blad een artikel te schrijven. Ik kan er niet aan ontkomen enkele persoonlijke dingen in dit artikel ter sprake te brengen. Niet uit een oogpunt van gewichtigdoenerij. Van jongs af heb ik daar een hekel aan gehad. Met afkeer van gewichtig willen zijn ben ik opgevoed. Daarvoor ben ik tot vandaag mijn ouders dankbaar. Mij is altijd voorgehouden: je moet doen wat je hand, hart en hoofd vinden om te doen, in dienst van de Heere God en voor Zijn zaak. Dat is het beslissende criterium voor het aanvaarden of afwijzen van een uitnodiging om een artikel te schrijven of een lezing te houden.

Er zijn meer mannen en vrouwen in onze kring die met deze vraag te maken krijgen. Zal ik het doen of niet? Ik weet niet hoe het anderen vergaat. Nu ik bijna aan het einde van mijn leven ben, heb ik er wel behoefte aan in het publiek rekenschap ervan af te leggen hoe ik met zulke vragen heb leren omgaan. Met opzet formuleer ik het zo, want het is een leerproces geworden. Nu, aan het einde, zou ik niet willen zeggen dat ik volleerd ben. Er zijn nog wel eens twijfels. Maar ik ben wel tot een bepaald beleid gekomen, als ik het zo mag formuleren.

Voor de AVRO
De herinnering staat me nog helder voor de geest. In het begin van de zestiger jaren, nog maar net begonnen in mijn tweede gemeente, kreeg ik van professor Van Ruler een uitnodiging om een morgenwijding voor de AVRO te verzorgen. Met hem was ik via een theologisch werkgezelschap in persoonlijk contact gekomen. Hij verzorgde zelf een vaste rubriek een- of tweemaal per week. Hij kreeg van de AVRO gelegenheid om ook andere predikanten voor zo'n morgenwijding uit te nodigen.

Daar lag dan die uitnodiging. Het was de tijd waarin de NCRV ook in onze kringen nog gewaardeerd werd. De EO was er nog niet. En dan als christelijk gereformeerd predikant voor de AVRO. Wat zou mijn gemeente, die mij nog maar kort kende, daarvan zeggen? Hoe zouden anderen in het kerkverband en daarbuiten op een morgenwijding voor de AVRO reageren? Voorzover mij bekend waren er vrijwel nog geen predikanten uit onze kerken voor die microfoon geweest ter verzorging van een morgenwijding. En zo er al geweest waren, dan was dat een uitzondering. Ik heb er met enkele broeders uit mijn gemeente over gesproken. Toen is er een beslissing gevallen, die mij in de vele jaren daarna tot leidraad en criterium is geworden. Ik mag er wel aan toevoegen dat deze beslissing na intensief gebed, op meer dan één moment, is genomen.

Zij komt hierop neer: waar je gelegenheid ontvangt om het Woord van God te brengen, moet je dat doen. Je bent dienaar van het Woord, in eerste instantie in eigen kerken; maar als je gelegenheid krijgt daarbuiten het Woord te spreken, moet je dat doen. Uiteraard met inachtneming van het feit dat ik niet overal officieel als predikant kan voorgaan. Wel zo, dat ik ook buiten eigen kring vanuit het Woord kan spreken.

Opvoeding
Deze overtuiging ligt in het verlengde van wat mijn vader mij had voorgehouden. Hij heeft erop aangedrongen dat ik na mijn gymnasiumopleiding in Leiden het eerste jaar theologie zou gaan doen. Onze kerken, zo redeneerde hij, hebben mensen nodig die ook met mensen buiten onze kerken kunnen spreken. Ik gebruik mijn eigen woorden. Zijn redenering kwam hierop neer. Dus niet naar Amsterdam of Utrecht, maar uitgerekend naar Leiden. Terloops mag ik zeggen dat ik tot op vandaag voor die start in Leiden mijn vader (en mijn moeder) dankbaar ben. De lezer bedenke dat dit alles zich meer dan vijftig jaar geleden afspeelde, in volstrekt andere sociale, culturele en kerkelijke omstandigheden dan nu. Vanuit een besloten, in zichzelf gekeerd kerkelijk leven gingen de deuren voor mij open. Nu ik dit schrijf, wil ik met dankbaarheid vermelden de klassieke vorming die ik op het 's-Gravenhaags Christelijk Gymnasium heb ontvangen. Met veel genoegen, maar ook met grote dankbaarheid denk ik aan de jaren 1942-1948 terug. In zekere zin was dat voor mij het voorstadium van de weg naar Leiden.

En toen in het begin van de zestiger jaren de uitnodiging van de AVRO. Van Ruler zei me: Je mag helemaal jezelf zijn. Neen, dat moet je zelfs. Daarom heb ik je uitgenodigd. Dus ging ik. Het is niet bij één keer gebleven.

Speelt de context een rol?
Speelde de context van de AVRO dan geen rol in mijn overwegingen? Ja zeker, maar niet zodanig dat ik daarom ”nee” moest zeggen. Ik zou in die jaren ook niet voor elk programma van de NCRV getekend hebben. Het programma bestond uit een morgenwijding, te verzorgen door... Die uitzending te vullen was mijn verantwoordelijkheid, inclusief wat gezongen werd en –eventueel– het gebed.

Dat is voor mij een beslissend criterium geweest en gebleven. Ben ik vrij in het verkondigen? Ben ik vrij –om het wat gewoon te zeggen– in het verhaal dat ik breng? Ik zou geweigerd hebben als men tevoren mijn tekst ter beoordeling had willen inzien. Deze vrijheid is een beslissende voorwaarde.

Iets later heb ik er nog een tweede aan toegevoegd. Dat is de vraag of ik eventueel in een directe context zou moeten optreden waardoor mijn boodschap onderuitgehaald werd. Ik herinner me dat ik ooit door een tv-presentatrice werd gebeld of ik aan haar programma wilde meewerken. Ik had ooit door omstandigheden, maar zonder belangstelling, enkele van haar uitzendingen gezien. Toen was het me al duidelijk geworden dat zij mensen onderuithaalde, eigenlijk misbruikte. Zonder iets van een mogelijke uitnodiging te weten, had ik tegen mijn vrouw gezegd: Aan dat programma zou ik nooit meedoen. Toen het bewuste telefoontje kwam, heb ik direct geantwoord: Neen mevrouw, aan uw programma doe ik niet mee. Haar verbolgen antwoord was de vraag: Waarom niet, mijnheer? Het antwoord was heel simpel en recht op de vrouw af: Mevrouw, ik heb bij het zien van uw uitzendingen geconstateerd dat u geen respect voor mensen hebt. Daarom zal ik niet aan uw programma meedoen. De lezer kan zich voorstellen welke woordenwisseling daarna nog plaatsvond. Mevrouw wist genoeg.

Zo heb ik ook geweigerd om mee te doen aan het televisieprogramma Buitenhof, omdat dat op zondag live werd opgenomen en werd uitgezonden.

Maar overigens heb ik vrijmoedigheid gevonden om een woord te spreken of te schrijven, waar ik daarvoor uitgenodigd werd. Ik herinner me dat ik in de liberale krant NRC Handelsblad gelegenheid kreeg om mijn standpunt uiteen te zetten. Zou ik de gelegenheid moeten laten voorbijgaan om de lezers van die krant ook zelf via dat artikel onder ogen te kunnen komen? Uiteraard heb ik gevraagd of het artikel onverkort zou worden geplaatst. Dat werd toegezegd.

Als een redactie, een bestuur, een instantie mij uitnodigt, omdat men van mijn standpunt kennis wil nemen, dan ontloop ik de discussie, eventueel de confrontatie, niet. Mijn vader liet me naar Leiden gaan. Daar heb ik, hoe jong ik ook was, inhoudelijk, maar ook wat het leggen en onderhouden van contacten betreft veel geleerd.

Wat is er te koop?
Als ik een winkel binnenstap waar wat dan ook te koop ligt dat ik niet zal kopen, loop ik niet weg als juist dat daar te krijgen is wat ik moet hebben. Ben ik verantwoordelijk voor wat de eigenaar verder verkoopt?

Mij is wel eens gevraagd: Kun je niet beter naar een andere zaak gaan, waar je wat levensovertuiging betreft dichterbij staat? Ik doe dat bij voorkeur en beveel het anderen ook aan. Dat is hier op de Veluwe soms een spannende zoektocht. Maar ik zeg wel: Als ik het niet kan vinden en het dus koop waar ik vele andere dingen niet koop, dan voel ik me vrij. Ik ben niet verantwoordelijk voor wat er verder te koop is. Het gaat mij om de kwaliteit van het product en de billijkheid van de prijs, juist in die situaties waarin ik bij mensen dichterbij niet terecht kan.

Ditzelfde is ook mijn beleid ten aanzien van een uitnodiging uit een kring waar men bij voorkeur andere sprekers laat komen. Wil men uit oprechte belangstelling met mijn zienswijze kennismaken en daarover met mij discussiëren, dan ervaar ik het als een roeping erheen te gaan. Ook daar waar ik niet helemaal thuis ben. Ik denk dat ik me hiervoor niet enkel op mijn vader mag beroepen. Paulus op de Areopagus deed het ook. Hij volgde daarin het spoor van zijn en mijn Meester, onze Heere Jezus Christus. Zaait aan alle wateren!

De auteur is ethicus en emeritus hoogleraar van de Christelijke Gereformeerde Kerken.