Voor partij die ernst maakt met de Bijbel is meeregeren ver weg
Het CDA-schip is een baken in zeeMet nog bijna een jaar te gaan tot de kamerverkiezingen, wordt er op het Binnenhof al volop gespeculeerd over toekomstige coalities. Is het, te midden van de zich allerwegen openbarende antichristelijke machten, realistisch om als christenen uitgerekend nu te speculeren op meeregeren? vraagt Menno de Bruyne zich af, onder verwijzing naar het CDA-verleden. De speculaties over mogelijke coalities bereikten een hoogtepunt toen zes fractievoorzitters op het vliegtuig stapten naar de Antillen. Bij hen was ook de voorman van de ChristenUnie, Van Dijke. Zowel voor, tijdens als na het tripje wierp hij zich op als potentiële regeringspartner. Hoe reëel zijn z'n kansen, en wat is de positie van de SGP? Dat de kleine christelijke partijen in het kader van de regeringsvorming wel eens worden genoemd, is niets nieuws. In 1977 consulteerde de toenmalige informateur de fractievoorzitters van SGP en GPV om te kijken hoe deze partijen zich tegenover het wankele kabinet-Van Agt zouden opstellen. Later, in de jaren '80, was er regelmatig sprake van een zogenaamde Staphorster variant. Net als nu lonkten sommige politici uit de grote partijen af en toe opzichtig naar SGP, GPV en RPF. Later echter bleek dat deze liefkozingen slechts een rol speelden in het machtsspel tussen de grote partijen. Één pot nat Hoe zit dat nu? Laten we vooral nuchter blijven. Want hoeveel kamerleden hebben hun 'liefde' nu eigenlijk betuigd? Welgeteld blijkt dat er maar één te zijn, vice-fractievoorzitter Duivesteijn van de PvdA. Iemand met hart voor zijn zaak, dat staat buiten kijf, maar ook een man die de reputatie heeft van een 'ongeleid projectiel'. Ook Melkert is genoemd, maar deze sluwe vos heeft zich slechts in heel algemene termen uitgelaten over mogelijke coalitievorming in 2002. In principe sluit Melkert niemand uit, maar om dat nu te willen verkopen als zou de PvdA met de CU in zee willen, moet je wel erg veel naar jezelf toe rekenen. Daar komt dit bij. In de ogen van de grote 'ongeloofspartijen' staan ChristenUnie en SGP mijlenver bij hen vandaan. En geef ze eens ongelijk! 'Onze' standpunten over zaken als abortus, euthanasie en homohuwelijk verschillen hemelsbreed van de hunne. Het euthanasiedebat in de Eerste Kamer, toen 'onze' Schuurman een vergelijking leek te maken met nazi-Duitsland, stijfde PvdA en VVD in hun opvatting dat wij intolerant zijn, eigenlijk niet deugen. En de CU'ers die de illusie koesteren dat zij wat attractiever ogen dan die recht-door-zee SGP'ers, wijs ik erop dat voor de buitenwacht SGP en CU als 't erop aankomt één pot nat zijn. Centrum-links? En hoe kijken wij aan tegen 'de anderen'? De lijn van de huidige voorman van de Unie is duidelijk: Van Dijke wil meedraaien in een linkse coalitie. Hij heeft zijn opvolger Veling zelfs al op die rood-groene lijn vastgepind. Deze voorkeur voor een centrum-links kabinet past uiteraard prima in de sociale koers die de Unie vaart. In de Kamer stemde de ChristenUnie daarom dikwijls mee met PvdA, D66, GroenLinks en de SP, waardoor de Unie links aan een meerderheid hielp. De SGP kijkt daar anders tegenaan. Binnen het CDA gold ten aanzien van coalities met de PvdA of met de VVD lang het adagium: lood om oud ijzer. Principieel gezien klopt dit tot op de dag van vandaag. Beide partijen stoelen op dezelfde wortel des ongeloofs. Maar ook praktisch zie ik bij de SGP op dit moment geen voorkeur voor links of rechts. En waar de CU af en toe opzichtig sympathiseert met GroenLinks, ervaar ik een enorme afstand tot het radicale gedachtegoed van die partij. Juist bij onderwerpen die er voor ons wezenlijk toe doen, zijn het de kamerleden van GroenLinks die in de scherpste woorden en in niet mis te verstane gebaren hun afkeer van onze beginselen demonstreren. Net als veel PvdA'ers trouwens. Dieptepunt Is het met de huidige VVD-fractie dan beter gesteld? Nee. Ik schrijf met opzet: de huidige VVD. Bij die partij zijn alle morele en ethische remmen los. De snelle afloop der wateren op immaterieel vlak is opvallend. Het homohuwelijk bijvoorbeeld was iets waar de liberalen tot voor kort grote moeite mee hadden. Nu werkt de VVD er van harte aan mee. De matigende krachten zijn in de VVD zo goed als verdwenen. Geen wonder dat conservatieven zich in dat gezelschap niet meer thuisvoelen. Hoogstens is er nog een behoudende werking van de liberalen ten aanzien van punten als het Koninklijk Huis, referenda en andere D66-nieuwlichterij geen onbelangrijke zaken overigens. Veel fundamenteler dan de vraag links of rechts, is echter de vraag: Is het vanuit 'onze fracties' reëel om juist nu te hengelen naar of te zinspelen op een plaatsje op het pluche? Ik denk het eerlijk gezegd niet. Het afgelopen jaar was een triest dieptepunt in de Nederlandse politieke geschiedenis. Zelden zijn in zulk een korte periode zo veel antichristelijke wetten aangenomen. Dat deed pijn en veroorzaakte verdriet. Niet eens zozeer om onszelf, maar omdat Gods eer en goede Naam ermee werden aangetast, en omdat het onze vaste overtuiging is dat het Nederlandse volk hiervan schade ondervindt. Meeregeren Deze ontwikkelingen hebben onder ons geleid tot een gevoel van vervreemding. De uitgevaardigde wetten en regels en de rigide, intolerante manier waarop deze worden doorgezet Leeuwarden! staan zo haaks op wat goed is en breken zo rigoureus met de rijke geschiedenis van ons land, dat het soms moeite kost om je hier nog thuis te voelen. Is het, te midden van de zich allerwegen openbarende anti-christelijke machten, realistisch om uitgerekend nu te speculeren op meeregeren? De vraag stellen is haar beantwoorden: Voor een partij die in de staatkunde ernst maakt met Gods Woord, is het dragen van regeringsverantwoordelijkheid op dit moment verder weg dan ooit. Of moet de redenering luiden: We moeten meedoen om erger te voorkomen? Gelet op de staat der Nederlanden, is dit een gevaarlijke zelfoverschatting. Even kort door de bocht: zouden wij met onze acht zetels meer weten te bereiken dan het CDA in betere tijden kon bereiken met zijn 54 kamerleden? Natuurlijk is niet het getal doorslaggevend, maar tegelijkertijd denk ik dat het CDA-schip op het strand voor ons een baken in zee is. Het was het CDA dat met de redenering 'erger zien te voorkomen' in het regeerkasteel zat. De compromissenpolitiek waar dat toe leidde is door GPV, RPF en SGP eendrachtig bekritiseerd. Moeten wij nu, nu het nóg moeilijker is dan voorheen, zelf in die val trappen? Groen van Prinsterer Voor een deel van de paarse wetgeving waar we nu tegenaan lopen, is het fundament gelegd door kabinetten waarin het CDA dominant aanwezig was, ja zelfs een sleutelpositie innam. Met die 'erger-voorkomen-politiek' raakte het CDA niet alleen zijn christelijke identiteit kwijt, maar ook zijn geloofwaardigheid. Voor een partij is er niets dodelijker dan dat. De huidige CDA-oppositie is mede om die reden zoute- en krachteloos. Kortgeleden stonden CDA, ChristenUnie en SGP stil bij een van hun grootste erflaters, Groen van Prinsterer. In 1856 kreeg hij het ministerschap aangeboden. Had hij ja gezegd, dan was een kabinet-Groen waarschijnlijk een feit geweest. Tóch hield deze evangeliebelijdende staatsman de boot af. Hij achtte de tijd (nog) niet rijp om vanaf een ministerszetel een keer ten goede te bewerkstelligen en het beleid bij te sturen. Groen kende zijn zwakheid én zijn kracht! Een staatsman niet, een evangeliebelijder. Evangeliebelijders Gelet op de bedroevende en ten hemel schreiende ontwikkelingen in wat ooit een christelijke natie was, moet je vaststellen dat de onderhuidse tegenstellingen die in Groens dagen al zichtbaar waren, zich momenteel toespitsen. Niet voor niets duikt de antithese christelijk versus niet-christelijk weer op. Zo'n tijd vraagt van christenen, meer nog dan anders, duidelijkheid en beslistheid. Nu de grijstinten vervagen, komt het erop aan de keuzes helder te maken, moeten we zwart zwart noemen en wit wit. Dat geldt niet het minst voor het Binnenhof, waar een ware beginselstrijd woedt. Het afgelopen parlementaire jaar levert daarvan treffende bewijzen. Die strijd speelt zich af rond wet- en regelgeving en heeft als inzet Gods eer en goede Naam, en daarmee het wel en wee van het Nederlandse volk. Politici die vanuit dat besef leven en werken, zijn daarom evangeliebelijders. Daarin ligt hun kracht. Zij dienen, juist nu, uit te zeggen en uit te stralen wat God in Zijn Woord zegt, heenwijzend naar het Koninkrijk Gods. Als het goed is zal al het andere hun dan worden toegeworpen op Gods tijd en op Zijn wijze. De auteur is voorlichter van de SGP-fractie in de Tweede Kamer. |