Forum7 juli 2001

Bloedwraak is anno 2001 moord

Een dik jaar geleden schoot een in Zevenaar woonachtige 60-jarige Koerd een paar leden van een rivaliserende familie dood. Zulke dingen komen in Nederland gelukkig voor de rechter. Een misdaad verdient straf. De officier van justitie eiste deze week voor de rechtbank te Arnhem vijftien jaar celstraf. Drie zoons hadden al eerder een veroordeling te pakken. De kwestie komt in de pers naar buiten als de „bloedwraakzaak.” Wat betekent dat woord?

Stel dat er in het een of ander geslacht iemand met geweld om het leven is gebracht. Dan rust op de leden van die familie de persoonlijke plicht om die dood te wreken door de moordenaar of iemand van diens geslacht te doden.

Bloedwraak blijft in Europa anno 2001 zo ongeveer beperkt tot Corsica, Sicilië en Albanië. Wel verschaften zich verre voorouders, de oude Germanen, op die manier recht. Het verschijnsel is –behalve de al genoemde beperking– tegenwoordig eigenlijk alleen nog gangbaar onder niet-westerse volken. Maar ondertussen blijkt bij asiel voor of immigratie van buitenlanders uit bepaalde gebieden de problematiek van de bloedwraak gratis te worden bijgeleverd. Niemand mag die nuchtere constatering typeren als vreemdelingenhaat. Allochtonen brengen hun eigen culturele achtergrond mee.

Denk aan de moord op het Turkse meisje Kumral Bagci uit Den Haag in juni 1995. In de media verschenen berichten dat de moord verband hield met de moord op een andere Turk, H. Aydin. Er zou sprake zijn van bloedwraak. In september van datzelfde jaar schoot een Turk uit Dordrecht op straat zijn overspelige echtgenote pardoes dood. Ook andere volken zijn in het geding. Medio 1997 kwam in het nieuws dat de president van de Russische republiek Ingoesjetië –tot 1992 een deel van Tsjetsjenië– zich voorstander toonde van het legaliseren van bloedwraak.

De advocate van de genoemde man uit Dordrecht vroeg de rechters meer begrip voor het typisch Turkse van de daad. „Het is een kwestie van cultuur.” Nu eist een multiculturele samenleving inderdaad van de rechterlijke macht dat zij zich breed oriënteert. Maar dat mag zelfs niet leiden tot de meest voorzichtige acceptatie van bloedwraak. Of het nu gaat om Koerden, mensen uit Ingoesjetië of Turken: buitenlanders moet net als Nederlanders weten dat moord –dat is het juiste woord– niet mag. De in Nederland nog altijd de toon aangevende democratie biedt ruimte voor andermans cultuur. Maar de vigerende wetgeving vormt in een aantal gevallen een nadrukkelijke beperking.

Soms valt bloedwraak af te kopen. Dan is er sprake van de aanbieding van schadeloosstelling aan de familie van een slachtoffer. Zo heeft ook de al genoemde Koerdische familie de gemeente Zevenaar kortgeleden een ton subsidie gevraagd. Met dat bedrag zou de familie een bloedwraak, die al vijf slachtoffers heeft geëist, kunnen afkopen. Als zulke pogingen mislukken blijkt vooral in de genoemde Zuid-Europese gebieden de ene wraakneming op de andere te volgen. Dat wordt een vendetta, een wraak zonder eind.

De burgerlijke overheid wees de aanvraag resoluut af. Bloedwraak is nu eigen rechter spelen. Iemand doet op eigen gezag wat volgens hem recht is. En dat is uit den boze.

Genesis 9 schrijft voor dat een moordenaar de doodstraf dient te ontvangen. Mozes wijst in dat bijbelboek niemand aan die voor de toepassing verantwoordelijk is. Het is aannemelijk dat tot lang na de zondvloed de doodstraf werd voltrokken onder gezag van patriarchaal bewind. Een overheid in de zin van de eenentwintigste eeuw ontbrak waarschijnlijk.

Dus toch bloedwraak? Jawel, maar in een tijd dat van politie of justitie in de huidige zin nog geen sprake was. Een tijd waarbij het overheidsaspect vooral tot uitdrukking kwam in de patriarchale lijn. Toen de overheid zoals deze in latere eeuwen vorm heeft gekregen –de spraakverwarring bij de torenbouw te Babel vormde een keerpunt in de geschiedenis– nog ontbrak of zwak ontwikkeld was. Waar sprake is van regering –ongeacht of dat democratie, monarchie of zelfs dictatuur betreft– moet een eind komen aan particuliere bloedwraak op basis van afstamming en verwantschap. De mens van nature is zo slecht, dat hij er gemakkelijk toe komt een slim spel te spelen. En een mensenleven is daarvoor te kostbaar. Gelukkig: de overheid draagt het zwaard. Met Romeinen 13 valt te zeggen dat God ze heeft gegeven.

Dat de politieke leider van Ingoesjetië erover denkt bloedwraak te legaliseren, is zo vreemd niet. Het hangt waarschijnlijk samen met de invloed van de islam. Mohammeds koran schrijft in soera 2:178 voor: „O gij die gelooft! Aan u is voorgeschreven de wedervergelding ten aanzien van de gedoden. De vrije voor de vrije, de slaaf voor de slaaf, de vrouw voor de vrouw.” Deze „wedervergelding” is niets anders dan bloedwraak. In soera 5:45 verwijt de 'profeet' de Joden eigenlijk dat zij terzake van het uitvoeren van de wedervergelding de opdracht daartoe in de Joodse wet niet opvolgen.

Precies! Ook het Oude Testament kent een bloedwreker. Waarom dan zo afkerig van bloedwraak? Het is immers een bijbelse notie? Numeri 35 zegt over de persoon „die een ziel onvoorziens slaat”: „De wreker des bloeds, die zal de doodslager doden; als hij hem ontmoet, zal hij hem doden.” Degene die zijn zwagerplicht vervult en de kinderloze weduwe van zijn naaste bloedverwant huwt, heet een losser. Maar ook de bloedwreker heet in het Hebreeuws eigenlijk een bloedlosser.

Moeten mensen dan ook nu de bloedwraak nog in praktijk brengen? Op schriftuurlijke grond? Neen. Waarom niet? Het gegeven van de bloedwraak –niet te verwarren met de doodstraf– behoorde tot Israëls burgerlijke wetten. Die zijn niet eeuwigdurend. Hij die primair de bloedwraak voor Zich op kan eisen, gaf niet slechts Israël, maar ook de heidenen in Zijn algemene goedheid de steeds meer vorm krijgende overheid tot recht en orde. Toen Israël in David een koning erkende, bleek –de Thekoïtische vrouw drong aan op terugkomst van Absalom– dat hij het recht had om bloedwraak tegen te houden.

Het woord van na de zondvloed tot Noach blijft onverlet: „Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden.” Maar het recht tot voltrekking van de doodstraf komt nu de overheid toe.

G. Roos