Forum 7 juli 2001

Weren ambtenaar met gewetensbezwaren breuk met traditie

Iedereen mag trouwambtenaar worden

Mogen Nederlanders die uit gewetensbezwaar geen homohuwelijken sluiten, worden uitgesloten van de functie van trouwambtenaar? Dit is de vraag die centraal moet staan in de kwestie Leeuwarden. Het antwoord luidt volgens mr. A. Rouvoet en drs. R. J. Koppelaar ontkennend.

Een van onze grondwettelijke rechten luidt namelijk dat alle Nederlanders op gelijke voet benoembaar zijn in openbare dienst (artikel 3, Grondwet). Iedereen mag dus trouwambtenaar worden.

Het kabinet heeft de bescherming van gewetensbezwaarden onvoldoende veiliggesteld door bij de wetgeving over het homohuwelijk geen beleidsregels te stellen. Uit de antwoorden op schriftelijke vragen van ChristenUnie en SGP blijkt nu dat het kabinet de kwestie geheel tot een zaak van gemeentelijk personeelsbeleid verklaart. Daardoor ligt het lot van gewetensbezwaarden nu in handen van de rechter of de Commissie Gelijke Behandeling.

Leeuwarden
Nu door invloed van voorvechters van gelijkberechtiging het homohuwelijk is ingevoerd, blijken zij anderen willens en wetens in de problemen te brengen. De gemeente Leeuwarden heeft zich op sleeptouw laten nemen en een trouwambtenaar verzocht om voor verlenging van haar contract een verklaring te ondertekenen dat zij bereid is homoparen te trouwen. Om principiële redenen weigert de ambtenaar in kwestie dit te doen: zij beschouwt het huwelijk als een exclusieve verbintenis tussen man en vrouw, en daarom weigert zij medewerking te verlenen aan een verbintenis tussen personen van gelijk geslacht. Burgemeester en Wethouders in Leeuwarden hebben zich, naar eigen zeggen, ook „principieel” opgesteld: elke ambtenaar moet gewoon de wet uitvoeren, en een ambtenaar die dit weigert zou homoseksuelen discrimineren.

Geen discriminatie
Komt deze Leeuwarder opvatting overeen met de bedoelingen van de wetgever? Staatssecretaris Cohen heeft tijdens de behandeling van het homohuwelijk in de Tweede Kamer op aandringen van kamerlid Schutte bevestigd dat er bij het homohuwelijk sprake is van gelijke behandeling in ongelijke gevallen. Een ambtenaar die weigert medewerking te verlenen aan een homohuwelijk, komt daarom niet in botsing met artikel 1 van de Grondwet, aldus Cohen. De opvatting van de gemeente Leeuwarden dat de ambtenaar homo's discrimineert door hen niet in het huwelijk te willen verbinden, gaat dus niet op: trouwen en trouwen is twee. De zaak Leeuwarden gaat dan ook niet over discriminatie, maar over de ruimte voor gewetensbezwaren.

Landelijke duidelijkheid
Mag de gemeentelijke overheid gewetensbezwaarden uitsluiten van de publieke functie van trouwambtenaar? Het is van het grootste belang dat deze vraag op korte termijn met een krachtig ”nee” wordt beantwoord, hetzij door de rechter, hetzij door de Commissie Gelijke Behandeling. Zou dit onverhoopt niet gebeuren, dan zou aanvullende landelijke regelgeving op zijn plaats zijn.

Eigenlijk heeft het kabinet de vraag over gewetensbezwaarden al beantwoord bij de behandeling van het homohuwelijk in de Kamer. Als er toen regels waren gesteld voor het omgaan met gewetensbezwaren van zittende en nieuwe ambtenaren, was er nu in Leeuwarden geen probleem ontstaan. Onder het motto ”geen inmenging in de gemeentelijke beleidsvrijheid” wordt plaatselijke overheden slechts geadviseerd praktische oplossingen te zoeken. Gezien de gang van zaken in Leeuwarden is dit te mager.

Met in totaal acht trouwambtenaren had deze stad voldoende praktische oplossingen voorhanden, maar desondanks wenste zij zich te ontdoen van een goed functionerende, maar gewetensbezwaarde ambtenaar. Daar schuilt een stuitend, maar ook fantasieloos fanatisme achter: immers, als de stad zeven mensen in dienst heeft die homohuwelijken willen voltrekken, waarom moet deze ene dan het veld ruimen? Verwacht de gemeente nu werkelijk zo'n toevloed van homoparen die in Leeuwarden willen trouwen?

Gelijke behandeling
De opstelling van de gemeente Leeuwarden –die niet op zichzelf staat, bleek uit een onderzoek van het COC bij andere gemeenten– betekent de facto de uitsluiting van een groep burgers van het publiek ambt van trouwambtenaar. Dat staat op gespannen voet met het hierboven geciteerde artikel 3 van de Grondwet, en bovendien met de Algemene wet gelijke behandeling. Artikel 5 lid 1c van deze wet luidt namelijk: „Onderscheid is verboden bij het aanstellen tot ambtenaar en het beëindigen van het dienstverband van een ambtenaar.” Als hier al geen sprake is van direct onderscheid naar godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid, dan lijkt ons hier zeker sprake van wat de wet „indirect onderscheid op grond van andere hoedanigheden of gedragingen” noemt. Het gevolg zou zijn dat een aanzienlijke groep Nederlanders feitelijk geen toegang meer heeft tot het ambt van trouwambtenaar.

Interessant is dat destijds tijdens het debat over het homohuwelijk is gewezen op een uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling inzake IVF-behandeling voor lesbische vrouwen. Minister Borst schreef daarop dat een kliniek niet bij voorbaat mag weigeren deze behandeling toe te staan, maar voegde daaraan toe: „Dit laat onverlet de keuzevrijheid van de individuele hulpverlener om op grond van religieuze overtuiging een behandeling te weigeren (…) en mogelijk behulpzaam te zijn bij het vinden van andere mogelijkheden van hulpverlening.”

De parallel ligt voor de hand: ook gewetensbezwaarde ambtenaren behoren deze keuzevrijheid te hebben. Het ontslaan of weren van personen met gewetensbezwaren uit ambtelijke dienst zou een breuk zijn met de goede Nederlandse traditie van omgaan met individuele gewetensbezwaren. Zo is in de Ambtenarenwet vastgelegd dat ambtenaren niet worden verplicht te werken op voor hen op grond van godsdienst of levensovertuiging geldende feest- en rustdagen, tenzij het dienstbelang dit onvermijdelijk maakt (artikel 125b).

Wanneer een praktische oplossing kan worden gevonden door in een gemeente minimaal één ambtenaar beschikbaar te hebben die bereid is homohuwelijken te voltrekken, lijkt het ons duidelijk dat er ruimte is voor gewetensbezwaren.

De auteurs zijn respectievelijk lid van de Tweede-Kamerfractie en medewerker van de Tweede-Kamerfractie van de ChristenUnie.