Forum | 28 juni 2001 |
Nationale trauma'sDoor Marie van Beijnum Wat het Franse volk schokt, is niet dat het verhaal van de generaal nieuw is. Iedereen weet dat marteling en moord in Algerije schering en inslag was. Nee, het is vooral dat de 83-jarige Aussaresses geen berouw toont en stelt dat hij zijn plicht heeft gedaan. Eerder verklaarde hij tegenover Le Monde nergens spijt van te hebben en dat martelen doeltreffend is. Niemand hoeft vooralsnog te verwachten dat Frankrijk Algerije excuses aanbiedt over het aangedane leed. Dat kan ook niet, omdat men nog niet weet wat er precies aan de hand is geweest rondom de gebeurtenissen in Algerije. Wel riepen premier Jospin en president Chirac op tot verder historisch onderzoek. Er is al een wet aangenomen die toegang tot de Algerije-archieven mogelijk maakt. Eerder keurden Senaat en Assemblee een wet goed waarin het conflict een oorlog werd genoemd. Met andere woorden: er wordt gewerkt aan de waarheid over de operaties ter handhaving van de orde. De kwestie-Aussaresses wortelt in een trauma van soortgelijke aard als dat van Nederland met Nederlands-Indië. Met Algerije moet Frankrijk met zichzelf in het reine zien te komen en processen van schuld en boete hebben tijd nodig. Algerije is ook van een ander kaliber. De oorlog in Indochina alsmede het verlies van Tunesië en Marokko liet Frankrijk betrekkelijk onverschillig. Met Algerije lag dat anders. In een tijd dat koloniale wereldrijken vergruisden, werd Algerije niet als een gewone kolonie beschouwd. Het was juist een geïntegreerd onderdeel van Frankrijk. Het was al sinds 1830 gekoloniseerd en de kolonisten (colons) uit Frankrijk, de pieds noirs, waren veel talrijker dan elders. Het dekolonisatieproces van Algerije was dramatisch en pijnlijk. Het had ernstige gevolgen voor de binnenlandse politiek, met uiteindelijk de val van de Vierde Republiek. In totaal zouden Franse acties zo'n 600.000 slachtoffers hebben geëist. Net zoals Nederland zijn Indië-gangers kent, heeft Frankrijk zijn Algerije-veteranen, onder wie president Chirac in hoogst eigen persoon. Ernaar gevraagd wijzen veteranen meestal op de gruweldaden van beide zijden in een conflict of oorlog. Op het thuisfront waren zij altijd de moedige mannen die hun leven voor het vaderland hadden gewaagd. Hoe voelen deze veteranen zich straks als hun regering opeens spijt gaat betuigen over hun plichtsgetrouwe inzet in een rebellerend gebiedsdeel? Chirac had de moed om als eerste naoorlogse president officieel te erkennen dat er collectief fouten zijn begaan ten aanzien van de 76.000 Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog uit Frankrijk zijn gedeporteerd. Maar zijn persoonlijke afstand tot de Tweede Wereldoorlog is natuurlijk groter dan tot Algerije. Een nieuw aspect dat licht op de zaak werpt, is de betrokkenheid van Franse officieren in Argentinië. In The New York Times Magazine deed César Chelala uit de doeken dat Franse militairen hun Argentijnse collega's trainden in psychologische marteling van politieke gevangenen in zijn land. Chelala is mede-auteur van het boek Vermist of dood in Argentinië: de wanhopige zoektocht naar duizenden verdwenen slachtoffers. Het basisconcept van de Argentijnse vuile oorlog (1973-1976) lag, zo schrijft Chelala, in de doctrine van de geheimhouding. Dit hield in dat politieke tegenstanders werden opgepakt en als het ware in het luchtledige verdwenen. Op onbekende plekken werden ze gemarteld en gedood. De bevolking werd in angst en onzekerheid gehouden. Toen op de kusten van Argentinië en Uruguay lijken aanspoelden, bleek dat een foutje in de regie. De tegenstanders waren uit vliegtuigen in de oceaan gedumpt om voor altijd naar de bodem te zinken. De Fransen gebruikten in Indochina en Algerije ongeveer dezelfde techniek van repressie als de Argentijnse junta. Frans militair personeel in burgerkleding was op jacht naar politieke opponenten. Het is de Franse premier Pierre Messmer geweest die voldeed aan het verzoek van het Argentijnse bewind om 'hulp'. Argentinië is een onafhankelijk land en er was geen reden voor ons het verzoek te weigeren, verdedigde Messmer zich. De export van dit Franse staaltje oorlogstrucs leidde in Argentinië intussen wel mede tot de 'verdwijning' van zo'n 30.000 politieke gevangenen, het nationale trauma van Argentinië. Chelala stelt dat verdwijningstechnieken stoelden op een paranoïde angst voor het communisme. In 1957 zou de Franse generaal Jacques Massu het volgende hebben gesteld. Het is niet mogelijk met klassieke strijdmethoden te vechten in een subversieve en revolutionaire oorlog die wordt aangevoerd door het internationale communisme. Het is nodig dat deze methoden door onze ziel en geweten worden geaccepteerd als zijnde noodzakelijk en moreel geldig. In deze context is de opstelling van Aussaresses natuurlijk allesbehalve verrassend. Vanuit Algerije is geen reactie gekomen op de uitlatingen van Aussaresses. Op zich is dat opmerkelijk, aangezien gekoloniseerde landen graag een voormalig moederland de aangedane misstanden onder de neus wrijven. In Algerije ligt dat anders. Daar is een regime aan de macht dat moslimfundamentalisten net zo hard aanpakt als de Fransen de Algerijnen destijds. Het zal zich er dus wel voor hoeden om op die manier de aandacht op zich te vestigen. Pikant is dat de voormalige Algerijnse officier Yacef Saadi recent een publicatie schreef over De vuile oorlog van het Algerijnse machthebbers. De verwerking van dát trauma moet ook nog komen. |