Forum 28 juni 2001

Ondanks „respect” krimpt ruimte voor gewetensbezwaarde

Leeuwarden handelt intolerant

Ambtenaren van de burgerlijke stand die godsdienstig gefundeerde bezwaren tegen het homohuwelijk koesteren, hoeven daaraan niet mee te werken. Mr. C. G. van der Staaij stelt vast dat desondanks met enige verbetenheid wordt geprobeerd zulke ambtenaren de laan uit te sturen. Dit strijdt volstrekt met de uitkomst van het debat met de regering dat gewetensbezwaren dienen te worden gerespecteerd.

In het debat over het zogenoemde homohuwelijk zoals dat vorig jaar in het parlement werd gevoerd, kwam een diepgaand verschil van mening naar voren. Een confessionele minderheid heeft zich met klem gekeerd tegen deze ingrijpende wijziging van het huwelijksrecht.

Helaas hebben de regering en de meerderheid van de Kamer een andere weg gekozen. Wel heeft de regering aangegeven „respect” te hebben voor de bijbels gefundeerde afwijzing van het homohuwelijk. Vanuit deze houding heeft de staatssecretaris als resultaat van het parlementaire debat hierover uitdrukkelijk het standpunt ingenomen dat ambtenaren van de burgerlijke stand met godsdienstig gefundeerde bezwaren tegen het homohuwelijk niet mogen worden gedwongen daaraan medewerking te verlenen. Van de gemeentes wordt verwacht dat zij nu en in de toekomst tegemoetkomen aan de gewetensbezwaarde ambtenaren.

In de praktijk blijkt nu echter dat het een aantal gemeentes moeilijk valt deze verdraagzaamheid te praktiseren. De casus van Leeuwarden die onlangs in het nieuws kwam, spreekt boekdelen. Met enige verbetenheid wordt hier en daar geprobeerd ambtenaren met bezwaren tegen het homohuwelijk te weren of de laan uit te sturen.

Wat is de voedingsbodem voor deze intolerante houding? Mijns inziens vooral weerzin of onbegrip tegenover de overtuiging dat een verbintenis van twee personen van hetzelfde geslacht naar zijn aard niet als een huwelijk kan en mag worden aangemerkt. Ten onrechte wordt de suggestie gewekt dat het huldigen van deze opvatting een vorm van verboden discriminatie zou zijn. En er zijn altijd wel personen of organisaties te vinden die het vuurtje van onverdraagzaamheid graag aanwakkeren.

Kromme tenen
De argumenten die worden aangevoerd voor het weren en verdrijven van gewetensbezwaarde ambtenaren zijn evenwel buitengewoon broos. Zo wordt wel aangevoerd dat het een onvermijdelijke consequentie van de aangenomen wet zou zijn dat alle ambtenaren van de burgerlijke stand bereid moeten zijn een homohuwelijk te voltrekken. Deze stelling berust op drijfzand. Juist het negeren van gewetensbezwaren strijdt met de totstandkomingsgeschiedenis van de wet die het homohuwelijk mogelijk maakte. Het was immers de uitkomst van het debat met de regering dat gewetensbezwaren gerespecteerd dienen te worden!

Het is waar dat uit de aangenomen wet voortvloeit dat in elke gemeente een homohuwelijk moet kunnen worden afgesloten. Daar valt helaas niet aan te ontkomen. Dit betekent echter niet dat ook elke ambtenaar mee moet werken aan de voltrekking ervan. De wet voorziet niet in een beperking van de ruimte om tegemoet te komen aan gewetensbezwaren. In de praktijk blijkt evenmin dat het erkennen van gewetensbezwaren van individuele ambtenaren op praktische bezwaren zou stuiten. Er zijn genoeg mogelijkheden in de sfeer van inroostering van andere ambtenaren of de inschakeling van een ambtenaar uit een andere gemeente.

De praktische vraag mag ook wel gesteld worden welk redelijk belang ermee is gediend om de gewetensbezwaarde ambtenaar te weren of te pressen medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een homohuwelijk. Zitten er nu werkelijk homoparen te wachten om getrouwd te worden door een ambtenaar die gewetensbezwaren heeft tegen een homohuwelijk? Dat kan ik me niet voorstellen. Een huwelijksplechtigheid is wel wat anders dan bijvoorbeeld de afgifte van een bouwvergunning. Het is gebruikelijk dat de ambtenaar na de totstandkoming van het huwelijk felicitaties uitspreekt en een persoonlijk getinte toespraak houdt. Wie is er nu blij als dit met kromme tenen gebeurt door een ambtenaar met ernstige gewetensbezwaren tegen dergelijke verbintenissen?

Discriminatie
Moeten mensen met gewetensbezwaren tegen het homohuwelijk maar een andere baan zoeken? Ook die stelling wordt wel eens verdedigd. Dit is echter een onnodig rigide standpunt. Het gaat immers maar om een beperkt onderdeel van het werk van de burgerlijke stand. Hoewel elke vergelijking mank gaat, kan worden verwezen naar de medicus die geen abortus of euthanasie wil toepassen. Moet dat een reden zijn om dan maar geen arts te worden? Overigens zijn er tal van mensen die als nevenwerkzaamheid medewerking verlenen aan huwelijksvoltrekkingen. Waarom zou van hen moeten worden verwacht dat zij onverkort alle soorten van werkzaamheden uitvoeren?

Het is buiten alle proporties mensen buiten te sluiten omdat ze tegen een beperkt deel van het totale takenpakket onoverkomelijke bezwaren hebben. Dat geldt zeker voor ambtenaren die al jaren hun werk naar tevredenheid hebben gedaan en nu worden geconfronteerd met een ingrijpende verandering in de wetgeving. Maar dat is niet minder van toepassing bij nieuwe benoemingen. Wie van mening is dat men van nieuwe ambtenaren mag verlangen dat zij meewerken aan homohuwelijken vindt in feite dat een aanzienlijk deel van de bevolking de toegang tot een dergelijk ambt moet worden ontzegd. Dat zou ongehoord zijn.

Het erkennen van de gewetensbezwaren is niet in strijd met het recht. Het negeren daarvan is dat wel. Wie ambtenaren met gewetensbezwaren tegen het homohuwelijk buiten de deur wil houden, handelt mijns inziens onrechtmatig. Voorzover via vervanging en inroostering tegemoetgekomen kan worden aan de gewetensbezwaren, vloeit uit de grondrechtelijk gewaarborgde vrijheid van godsdienst voort dat dit dan ook geboden is. Een gemeente die dit weigert, maakt zich schuldig aan indirecte discriminatie wegens godsdienst. Het rekening houden met de gewetensbezwaren is kortom geen onverplichte welwillendheid, maar wettelijke plicht.

Initiatiefwetsvoorstel
Tijdens het debat over de homohuwelijkwetgeving heb ik voorgesteld een wettelijke voorziening te treffen ten bate van gewetensbezwaarde ambtenaren. Het zou al een hoop discussie kunnen wegnemen als een expliciete wettelijke grondslag zou worden geboden voor een verdeling van werkzaamheden tussen (buitengewone) ambtenaren van de burgerlijke stand. Daarmee zou buiten twijfel gesteld worden dat er niets mis mee is als iemand zich wil beperken tot het meewerken aan huwelijken van paren van verschillend geslacht.

De regering achtte een dergelijke wettelijke regeling niet nodig. Nu het ernaar uitziet dat de regering het klimaat van verdraagzaamheid te rooskleurig heeft ingeschat, is dit niet langer vol te houden. Aanvullende regelgeving is dan ook geboden. Mocht de regering onverhoopt het initiatief niet willen nemen, dan verdient het nader onderzoek of er binnen het parlement steun gevonden kan worden voor een initatiefwetsvoorstel.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de fractie van de SGP.