Forum 7 juni 2001

Een overwinning
maar geen vrede

Door R. R. Zeeman
Woorden als mensenrechten en Tsjetsjenië vielen dinsdag niet aan het staatsbanket toen koningin Beatrix en haar Russische gastheer Vladimir Poetin elkaar toespraken. Heel subtiel, om haar gastheer niet voor het hoofd te stoten, zei onze vorstin: „U heeft zelf aangegeven groot belang te hechten aan de versterking van de rechtsstaat, vergroting van rechtszekerheid voor burgers en bescherming van vrije meningsuiting als onmisbare elementen in de samenleving.”

Volgens minister van Aartsen van Buitenlandse Zaken, die ook van de partij was, heeft de Russische president voldoende kenbaar gemaakt dat hij een politieke oplossing voor de opstandige Kaukasus-republiek wil. Ook degenen die zich aan Russische zijde hebben misdragen zullen worden vervolgd.

De woorden komen wat onwerkelijk over. Een dag eerder, op maandag, gaf de Russische presidentiële mensenrechtencommissaris voor Tsjetsjenië, Vladimir Kalamanov toe, dat meer dan 540 Tsjetsjenen vermist zijn geraakt sinds de oorlog in 1999 werd hervat. De opmerking volgde op de oproep eerder die dag van de Russische commandant in Tsjetsjenië, generaal Gennadi Tresjov, om gevangen rebellen op een plein in het openbaar op te hangen.

De oorlog in Tsjetsjenië duurt na al ruim anderhalf jaar en het einde is nog niet in zicht, ondanks het feit dat president Poetin al op 14 april vorig jaar verklaarde de separatisten overwonnen te hebben. De strijd is veranderd in een guerrilla-oorlog. De Russen zijn er in geslaagd de rebellen te verzwakken, maar staan min of meer machteloos tegenover de guerrillatactiek van de Tsjetsjenen. Overdag zijn de Russen heer en meester, maar na het invallen van de duisternis zijn de rollen omgekeerd, dan plaatsen de rebellen mijnen en bereiden ze aanslagen voor.

Zonder de steun van een groot deel van de bevolking kunnen de rebellen niet zo succesvol opereren. Het is duidelijk dat Rusland niet hoeft te rekenen op de sympathie van de bevolking voor zijn zogenaamde antiterroristische veldtocht tegen de opstandelingen. Dit heeft Moskou aan zichzelf te danken.

Toen de Russen in 1999 Tsjetsjenië binnenvielen had de bevolking de buik meer dan vol van de chaos die er heerste onder president Maschadov. Door het eigengereide optreden van de moslimfundamentalisten was de bevolking verpauperd en was de rechtsorde ver te zoeken. De staat was niet bij machte de meest elementaire zaken in stand te houden: scholen gingen dicht, ziekenhuizen behandelden alleen patiënten met veel geld, gas en elektra waren volstrekt ontoereikend, ambtenaren ontvingen al jaren geen salaris.

Mensenroof was aan de orde van de dag. Vooral buitenlanders en vertegenwoordigers van buitenlandse organisaties waren doelwit van gijzelingsacties. Zij waren goed voor een flinke som losgeld. Alle buitenlanders zijn inmiddels door de Russen bevrijd, maar nog altijd worden naar schatting 600 Tsjetsjenen door volksgenoten vastgehouden.

Een Russische interventie om de orde te herstellen zou waarschijnlijk door de meerderheid van de bevolking als het minste van twee kwaden zijn geaccepteerd. De Russen gedroegen zich echter zo grof dat ze de bevolking tegen zich in het harnas joegen. De stad Grozny is letterlijk platgebombardeerd. Onder de Russische soldaten heerst totaal geen discipline. Zij maken zich schuldig aan systematische en grove schendingen van de mensenrechten. Het bewijsmateriaal is indrukwekkend, maar niemand van de schuldigen is aangepakt. Het is dan ook geen wonder dat de Tsjetsjenen totaal geen vertrouwen in de Russische strijdmacht hebben die de orde moet herstellen.

Rusland was tot dusver noch bereid noch in staat iets aan de wederopbouw van het volledig vernietigde land te doen. Het weerhoudt de vluchtelingen ervan naar hun land terug te keren. Door de ”antiterroristische operatie” heeft meer dan de helft van de Tsjetsjeense bevolking elders een veilig heenkomen gezocht. De meeste ontheemden leven onder erbarmelijke omstandigheden en zonder hoop op een betere toekomst. Duizenden kinderen groeien op zonder de geborgenheid van een normaal gezin en zonder onderwijs.

Het enige dat in de kampen gevoed wordt is de haat. Opgroeiende jongens zijn vervuld van wraak voor het leed dat hun volk is aangedaan. In de kampen vallen familiebanden weg, maar de vluchtelingen zijn één als het om de vijand gaat. En die vijand is Rusland. In de kampen groeit een generatie op die alleen maar weet wat oorlog is. En ze weet dat de Russen, ondanks hun militair overwicht, niet in staat zijn de rebellen te verslaan.

Zal deze oorlog dan nooit ophouden? Poetin geeft aan een politieke oplossing te willen, aldus Van Aartsen. Maar tegelijkertijd wil hij niet met de rebellen onderhandelen, zelfs niet met de legitiem gekozen president Maschadov, omdat die geen gezag heeft. Toch is Maschadov, ondanks al zijn tekortkomingen, voor het Tsjetsjeense volk de enige echte president. Poetin zou met hem een vredesakkoord moeten sluiten. Want zonder een vredesovereenkomst kan de strijd nog jaren duren.

Rusland zou internationale steun moeten krijgen in de strijd tegen de echte bandieten als Bassajev en Chattab, die onder het mom van religieus fanatisme een gruwelijke oorlog tegen Russen en andersdenkende Tsjetsjenen voeren. Een internationaal gecoördineerde actie tegen hen en de regeringen die deze ”warlords” in het geheim steunen, zou toch iets uit kunnen halen. En aangezien Rusland economisch niet in staat is Tsjetsjenië weer op te bouwen, moet het Westen hulp bieden.

Internationale hulp bij de wederopbouw en bij de terugkeer van de vluchtelingen kan echter alleen als de oorlog wordt beëindigd en de mensenrechtenschendingen ophouden. Zolang Rusland weigert met de Tsjetsjeense leider Maschadov te onderhandelen en star volhoudt aan de weinig realistische uitspraak dat de militaire overwinning is behaald, zijn uitzichten op een spoedig einde van de oorlog slecht.

Als gevolg van de oorlog, de vernielingen, de massale vlucht en de mensenrechtenschendingen is er geen vertrouwensbasis tussen Tsjetsjenen en Russen. De twee partijen staan vervuld van haat tegenover elkaar. In dat geval zou het Westen een bemiddelende rol kunnen spelen. Misschien maakt dan de vrede een kans.