Forum 5 juni 2001

Kwaliteit enige garantie overleven wetenschappelijk onderwijs

Schaalvergroting helpt
universiteit niet

Schaalvergrotingen en fusies, ook over landsgrenzen heen, dienen achterwege gelaten te worden. Men richte zich op de kwaliteit van het het wetenschappelijk onderwijs, meent R. S. Reneman. Hieronder volgt een samenvatting van de jaarrede die hij vorige week hield voor de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Nederland is een van de weinige landen waar vanaf het eind van de zestiende eeuw de wetenschapsbeoefening binnen universiteiten heeft plaatsgevonden. Maar pas in de vorige eeuw heeft de wetenschap een definitieve plaats verworven in de moderne universiteit. In de thans vigerende Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is nadrukkelijk vastgelegd dat universiteiten tot taak hebben het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Verder het opleiden tot wetenschappelijk onderzoeker en het overdragen van kennis ten behoeve van de maatschappij. De wetenschap in al zijn facetten hoort dus een belangrijke rol te spelen in het te voeren beleid van universitaire instellingen.

Schaalvergroting
Anno 2001 moet ik helaas constateren dat dit besef lang niet bij alle universitaire bestuurders is doorgedrongen. Aan universiteiten worden tegenwoordig opleidingen gestart en aangeboden waarin naar de wetenschappelijke component alleen maar te gissen valt. Omwille van het studentenaantal worden opleidingen aangeboden die binnen instellingen voor hoger beroepsonderwijs –hbo-instellingen– niet zouden misstaan. Dit terwijl universiteiten zich willen en moeten blijven onderscheiden door het wetenschappelijke karakter van de opleiding. Schaalvergroting geeft wellicht voldoening bij bestuurders. Maar men dient te beseffen dat dit slechts in een klein deel van de gevallen tot betere resultaten leidt, zoals diverse studies over fusies in het bedrijfsleven hebben aangetoond. Schaalvergrotingen en fusies, ook over landsgrenzen heen, dienen achterwege gelaten te worden. Men richte zich op nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen en de kwaliteitsverbetering van het wetenschappelijk onderwijs en -onderzoek. Hier liggen de verantwoordelijkheden.

Misplaatste commercie
Ongebreidelde uitbreiding van het aantal opleidingen bij universiteiten zonder dat dikwijls een wetenschappelijke basis aanwezig is, doet vermoeden dat de omzet belangrijker geacht wordt dan de inhoud. Hoger onderwijs lijkt handel geworden te zijn. Dat is een internationale ontwikkeling, afgaande op het voorstel van de VS om de handel in hogeronderwijsdiensten vrij te maken. Dit spreekt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) aan, gelet op zijn uitspraak in NRC Handelsblad van 11 maart dat onderwijs „gouden markt” is. De minister dacht hierbij echter aan concurrentie op basis van kwaliteit. De Nederlandse handelsgeest was hem echter reeds vooruitgesneld. Ondernemende instellingen voor hoger onderwijs waren minder kieskeurig en hadden hun advertentiecampagne voor het aantrekken van studenten al gelanceerd. Zo werden op de hogeronderwijsbeurs in Peking, februari dit jaar, door een Nederlandse instelling bachelorsopleidingen van een, twee of drie jaar en mastersopleidingen voor 5000 ecu aangeboden. Hoe beschamend voor het Nederlandse hoger onderwijs!

Natuurlijk is hoger onderwijs, net als wetenschappelijk onderzoek, een internationale aangelegenheid. Ik ben dit met de heer Hermans eens. Het internationale karakter dient echter ingegeven te zijn door kwaliteit. Ik hoop van ganser harte dat de goedkeuring van bachelors- en mastersopleidingen internationaal een eind zal maken aan deze misplaatste commercie.

Aantallen
In Nederland hebben we gekozen voor een binair stelsel: hogerberoepsopleidingen naast wetenschappelijke opleidingen (wo). Beide opleidingsvormen hebben hun nut in de samenleving bewezen. Het onderwijs aan universiteiten dient daarom wetenschappelijk van karakter te blijven. Wanneer dit principe verlaten wordt, zullen hbo-instellingen zich met evenveel recht kunnen werpen op wetenschappelijke mastersopleidingen. Een mogelijkheid die niet denkbeeldig is, gelet op het streven van de minister naar een open stelsel van hoger onderwijs, waarin het institutionele onderscheid tussen hbo en wo zal vervagen. We zijn geen voorstander van dit streven.

Men zou kunnen stellen dat universiteiten wel gedwongen worden het aantal opleidingen uit te breiden omdat het financieringsmodel in belangrijke mate gebaseerd is op het aantal op te leiden studenten. Ik vind dit geen goed argument, omdat uitbreiding van het aantal opleidingen niet leidt tot kwaliteitsverbetering van reeds bestaande opleidingen. En daar gaat het om! Het zou veel logischer zijn om je te baseren op kwaliteit en veel minder op studentenaantallen.

Jeugd
Om het wetenschappelijk onderzoek aantrekkelijk te maken voor jonge mensen zal meer moeten gebeuren dan het creëren van goede onderzoekersopleidingen. De interesse van de jeugd voor de wetenschap moet al gewekt worden op de middelbare school. De docent op het vwo dient weer aanzien te krijgen. Het is zaak dat het docentenkorps weer voor een groot deel uit universitair opgeleide masters en gepromoveerden gaat bestaan, en dat docenten zich weer volledig aan het lesgeven kunnen wijden. Slechts dan zal de interesse van de leerling voor de wetenschap gewekt kunnen worden. Voor de toekomst van de wetenschap in Nederland dient hieraan prioriteit gegeven te worden bij de besteding van de extra middelen die het ministerie van OCW recentelijk heeft verworven.

Ook andere wegen staan open om de jeugd te interesseren. Op verschillende plaatsen bezoeken universitaire medewerkers middelbare scholen om de leerlingen deelgenoot te maken van hun belevenissen in de wetenschap. Ook gaan hoogleraren na hun emeritaat lesgeven op middelbare scholen. Televisieprogramma's die vanaf september 2002 uitgezonden worden, zullen ook op videoband beschikbaar zijn zodat ze op middelbare scholen in het leerprogramma opgenomen kunnen worden. Het is te hopen dat deze initiatieven succes op zullen leveren.

Extra geld
Er wordt veel gevraagd van de Nederlandse universiteiten: een aantrekkelijke werkgever worden voor jonge mensen, met zicht op carrière; het ontwikkelen van hoogwaardige opleidingen, waarmee internationaal de concurrentie aangegaan kan worden; het creëren van meer ruimte voor fundamenteel, risicodragend onderzoek. Is dit alles niet te veel gevraagd? Ik denk van niet! Een dosis gezond verstand, wijs beleid gericht op de primaire universitaire taken en het durven maken van keuzes zullen deze ontwikkelingen tot een goed einde brengen, en zo de universiteit van de 21e eeuw gestalte kunnen geven. Het is ondenkbaar dat deze veranderingen, mede gelet op de grote bezuinigingen van de afgelopen jaren, gerealiseerd kunnen worden zonder extra middelen. Ik kan mij echter niet voorstellen dat voor goede plannen geen geld beschikbaar zou zijn.

De auteur is president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.