Kabinet en kamer hebben geen duidelijke visie op inrichting
Ruimtelijke ordening mist kansenDe ruimtelijke ordening van Nederland maakt een roerige tijd door. De vraag naar ruimte is enorm, het aanbod beperkt. Daarnaast komt de overheid met nota's die onvoldoende inspelen op de problemen en die te weinig sturend zijn. Het jaar 2000 was daardoor het jaar van de gemiste kansen. Dat zei drs. G. H. Hoefsloot onlangs als inleiding op de presentatie van het jaarverslag over 2000 van de Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen (Neprom). Het jaar 2000 is een zeer druk jaar geweest. De ontwikkelactiviteiten hebben tot goede rendementen geleid. Maar in hetzelfde jaar is ook een groot aantal activiteiten aan overheidszijde ondernomen. Zo werden de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, de Nota Grondbeleid, de Nota Wonen en het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan gepresenteerd. Ook op dat punt lijkt het een zeer succesvol jaar. Maar wanneer ik die nota's nader beschouw, dan kan ik niet anders dan concluderen dat er zeer veel kansen zijn gemist. Het beste voorbeeld van zo'n gemiste kans is de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Na het steeds weer uitstellen van publicatie werd nog net op de valreep van het jaar een samenvatting op internet gezet. Begin dit jaar verscheen de nota dan eindelijk in gedrukte vorm. Een kloek boek in de vorm en met het gewicht van een stoeptegel. Maar met een inhoud waaraan je de inspanningen die door de maatschappelijke organisaties, waaronder de Neprom, in het groenepolderoverleg zijn geleverd, niet kunt aflezen. Onze belangrijkste kritiek op de Vijfde Nota is dat het vooral een theoretische procesbeschrijving is. Fundamentele keuzes zijn niet gemaakt en een fundamenteel debat over de gewenste ontwikkelingsrichting is evenmin gevoerd. Het ontbreekt het kabinet in de Vijfde Nota aan een heldere ruimtelijke visie en aan een duidelijke doelstelling. De Neprom heeft altijd gesteld: Voordat je besluit hoe je gaat sturen, dien je allereerst het doel te kiezen en een duidelijk beeld te hebben van de te beheersen knelpunten. De nota is door de verschillende planbureaus en door de Tweede Kamer gekraakt. Dit was de gelegenheid om het plenaire debat in de volksvertegenwoordiging te houden over de vraag hoe we Nederland de komende jaren vorm willen geven. Dat is niet gebeurd en dat is wederom een gemiste kans. Er heeft geen wezenlijk discussie plaatsgevonden over waar we naartoe moeten met de landbouw, er is niet gesproken over het verplaatsen van industrie uit de woonomgeving. En hetzelfde geldt eigenlijk voor het concept Nederland Distributieland en voor de toekomst van het wonen. Het debat over de Vijfde Nota mist strategische conclusies. En dat is een verwijt aan minister Pronk van VROM, maar ook aan de Tweede Kamer, die daar veel te weinig op aangestuurd heeft. De Neprom is van mening dat het besluit om een groot aantal concrete beleidsbeslissingen pas in deel 3 van de nota op te nemen, het feitelijk onmogelijk maakt om nu reeds een afgewogen oordeel te hebben over deel 1. Met deze handelwijze ondermijnt het kabinet de wettelijke status en werking van de procedure voor de Planologische Kernbeslissing. Keuzes Als het aan de Neprom ligt, maakt het kabinet dan ook de volgende keuzes: 1. Kies voor het stedelijk netwerk als planningsconcept en werk het uit op het voor het desbetreffende netwerk relevante schaalniveau. Kies als het gaat om het internationale niveau voor de Deltametropool als conglomeraat van stadsgewesten. Kies als het gaat om het nationale niveau een aantal uitdijende, meerkernige stadsgewesten. 2. De regionale samenwerking tussen gemeenten moet door het Rijk veel meer worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Uiteraard is daarbij een extra bestuurslaag onhaalbaar. Beloon gemeenten die onderling afspraken maken over woningbouwlocaties, bedrijfsterreinen en openbaar vervoer. 3. De Deltametropool dient beschouwd te worden als een locatie die op internationaal niveau concurreert met de Belgische stedendriehoek, het Ruhrgebied en beperkt met Parijs en Londen. Dit betekent een toplocatie waar het gaat om het vestigingsmilieu en voorzieningen: hoogwaardige woonmilieus, historisch waardevolle binnensteden, waterrijke recreatiegebieden. En adequate infrastructuur, die de Deltametropool niet alleen door de lucht en per openbaar vervoer, maar ook over de weg bereikbaar maakt. 4. Kiezen voor de Deltametropool betekent ook de consequenties daarvan aanvaarden voor het Groene Hart. Wanneer de Deltametropool internationaal moet kunnen concurreren, dan moet het Groene Hart primair ten dienste staan van de bewoners. Dat betekent dat we moeten kiezen voor hoogwaardige stadslandschappen waar wonen en groen op een aangename manier worden gemengd. En dat betekent voorrang voor recreatie, open ruimte, natuur en slechts landbouw die daarin past als een beheerder van dat landschap. Dat is iets wat niet aan de regio's overgelaten kan worden. 5. Ik ben van mening dat het concept van de rode contouren zeer waardevol kan zijn. Rode contouren kunnen voor langere tijd duidelijkheid verschaffen. Maar dan moeten ze wel voor ten minste tien jaar worden vastgelegd. 6. We vermorsen nog steeds veel ruimte door onderlinge concurrentie tussen gemeenten. Verdichting en verbetering van de kwaliteit is daar nodig. Niet alle typen bedrijfsterreinen zijn hiervoor geschikt. Intensief gebruik van de ruimte zal een flinke steun vragen. 7. De Neprom kan zich vinden in het voorstel voor decentraal locatiebeleid waar het gaat om bedrijfsvestigingen en kantoren. Echter, laten we hiermee gezien de knelpunten in het oude failliete beleid zo snel mogelijk beginnen. Er dreigt nu een generatie kantoorpanden te worden ontwikkeld waarbij de oude parkeernormen nog belemmerend werken en niet aansluiten op het bereikbaarheidsprofiel van de desbetreffende locatie. 8. Al langere tijd is duidelijk dat investeren in infrastructuur de beste manier is om ruimtelijke ontwikkeling te sturen. Ook op dit gebied worden er in de Vijfde Nota geen keuzes gemaakt. Zonder keuzes over infrastructuur kan er geen duidelijkheid bestaan over de rode contouren en de daarmee samenhangende ruimtelijke ordening in de komende jaren. Kiezen voor de Deltametropool zonder keuzes voor het daarbij passende openbaarvervoerssysteem in die Deltametropool is eigenlijk geen keuze. Nota Wonen Dan de Nota Mensen, Wensen, Wonen, het werkstuk dat staatssecretaris Remkes van Volkshuisvesting afgelopen jaar afleverde. Een nota waar de Neprom zich goed in zou moeten kunnen vinden. Het centrale thema is tenslotte meer keuzevrijheid en zeggenschap voor de burger. Dus vergroting van de marktwerking. En ontegenzeglijk zitten er veel goede zaken in deze nota, maar uiteindelijk worden naar mijn mening toch de verkeerde keuzes gemaakt, een gemiste kans. De woningmarkt kent twee belangrijke kwaliteitsproblemen. Ten eerste de mismatch: het feit dat het aanbod van type en grootte van woningen niet aansluit op de vraag. De nota is daar te weinig van doordrongen. Dankzij onze sterk gestegen welvaart zitten we met een voorraad veel te kleine, kwalitatief laagwaardige, goedkope woningen veelal in gestapelde vorm. En veel te weinig echt royale woningen, met een groot woonoppervlak met minimaal vier, maar bij voorkeur ten minste vijf kamers. De burger wil niet alleen z'n geld graag uitgeven aan royale twee-onder-eenkappers en vrijstaande woningen, maar ook aan ruime, volwaardige appartementen in de steden. Daar zou Remkes toch veel forser op in moeten zetten. De Neprom is er overigens volstrekt geen voorstander van dat er alleen nog maar Wassenaars gebouwd worden. Natuurlijk zal er ook op Vinex-locaties sociale woningbouw gerealiseerd moeten worden, mede om de herstructurering van de naoorlogse wijken op gang te krijgen. Nederland moet niet langer krampachtig vasthouden aan een forse hoeveelheid middencategoriewoningen. Uiteindelijk zal dan op middellange termijn de kwaliteit, in termen van grootte en stedenbouwkundige setting, onvoldoende blijken te zijn. De toevoeging van nieuwe woningen zou op veel strategischer wijze moeten plaatsvinden. Zodanig dat daarmee een verhuisketen op gang wordt gebracht die woningen in de midden- en lagere categorieën vrijmaakt. Weinig keuzevrijheid Het tweede kwaliteitsprobleem van de Nota Wonen betreft het gebrek aan keuzevrijheid voor een acceptabele prijs. Kopers van woningen willen een zo groot mogelijke vrijheid bij de keuzes voor de plattegrond en de inrichting van hun huis. En ze willen dit voor een acceptabele prijs. Dat is logisch en het is aan de marktpartijen om daar op in te spelen. Maar in plaats dat daarvoor bewegingsvrijheid wordt gecreëerd, blijven kabinet en kamer halsstarrig vasthouden aan ten minste 30 procent vrije kavels in 2005, terwijl de eigenlijke oorzaak van de opgelopen spanning op de woningmarkt niet wordt aangepakt. De absolute onmogelijkheid om eenderde van alle woningen in de Randstad op vrije kavels te bouwen, al dan niet in een collectieve vorm, is inmiddels volstrekt onbespreekbaar geworden. Onder het mom dat projectontwikkelaars geen concurrentie zouden willen aangaan, wordt de sector in feite buiten spel gezet. Opvallend is dat ook Vereniging Eigen Huis (VEH) zich achter de 30-procentseis heeft geschaard. Voor mijn gevoel doet VEH haar leden daarmee ernstig tekort. Ook wat de stedelijke vernieuwing betreft is deze nota veel te optimistisch. Zolang het touwtrekken tussen Rijk, gemeenten en corporaties over het maatschappelijk gebonden kapitaal van de corporaties doorgaat, komt er weinig van de vernieuwing terecht. De auteur is voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen (Neprom). |