Forum 22 mei 2001

Liever discussie over verlegging van prioriteiten in het beleid

Ontwikkelingshulp niet afschaffen

Afschaffen van ontwikkelingshulp is niet de juiste oplossing, menen drs. B. Belder en drs. G. J. Visser-Westland. Ze vinden dat de discussie moet gaan over de verlegging van prioriteiten in het beleid. Veel meer dan voorheen zou ontwikkelingshulp moeten gaan over eerlijke en rechtvaardige handel. De hulp moet erop gericht zijn dat te bewerkstelligen, schrijven ze.

Op de forumpagina van de Volkskrant van donderdag 10 mei pleitte Pieter Marres, ambassadeur in bijzondere dienst voor Ethiopië en Eritrea, voor het afschaffen van ontwikkelingshulp. Er wordt volgens hem te veel tijd en energie gestoken in goedbedoelde ontwikkelingsprioriteiten van donoren. Ontwikkelingslanden moeten hun intellectuele capaciteiten inzetten om vorm te geven aan ontwikkelingsprocessen. Minister Herfkens heeft inmiddels laten weten dat zij er niets voor voelt ontwikkelingshulp af te schaffen, al erkent ze gemaakte fouten in de ontwikkelingshulp.

Modetrends
Het initiatief van ambassadeur Marres is echter wel het overwegen waard. Zijn argument dat ontvangende landen nog steeds afhankelijk zijn van de prioriteiten van donoren snijdt hout. Die prioriteiten veranderen nogal eens. Ook in ontwikkelingshulp kennen we modetrends. De laatste tijd is zo'n trend het criterium ”good governance”. Multilaterale organisaties, maar ook individuele landen maken hun hulp afhankelijk van het al of niet aanwezig zijn van goed bestuur. Misschien terecht, want zonder goed bestuur komt hulpgeld vaak op de verkeerde plek terecht. De keerzijde van deze voorwaarde is dat de continuïteit kan verdwijnen. Een recent rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) spreekt in dit verband zelfs over onvoorspelbaarheid en grilligheid in het ontwikkelingsbeleid. Zo zou op grond van berichtgeving in de media een ontwikkelingsrelatie kunnen worden beëindigd.

Het kan echter wel zijn dat door het afschaffen van ontwikkelingshulp een probleem ontstaat als het gaat over de betrokkenheid van de burgers bij ontwikkelingssamenwerking. De overheid financiert immers nog steeds een groot aantal projecten, waarbij de Nederlandse burger direct bij betrokken is. Maar ook de grote televisiecampagnes, die vaak indirect met overheidsgeld worden gefinancierd, die de burgers nog het gevoel geven dat ze iets kunnen doen voor de verre naaste, zullen verdwijnen. Bovendien verschijnt de minister van Ontwikkelingssamenwerking niet meer in de krant en op het journaal. Kortom, het is niet onwaarschijnlijk dat het ontwikkelingsbewustzijn van de burger met het afschaffen van ontwikkelingshulp volledig verdwijnt.

Prioriteiten
Een belangrijker bezwaar is de vraag of het afschaffen van ontwikkelingshulp de arme landen wél verderhelpt. Een concentratie van hun intellectuele capaciteiten op hun eigen ontwikkelingsproces kan geen structurele veranderingen in gang zetten in het mondiale systeem. Zeker de Minst Ontwikkelde Landen missen de infrastructuur om ook daadwerkelijk invloed te kunnen uitoefenen op dit systeem. Het is juist dat systeem dat voor een belangrijk deel verantwoordelijk is voor de scheefgroei in de verhoudingen op het wereldtoneel. De Europese Commissie concludeerde nog niet zo lang geleden dat het hele handelsbeleid van de Europese Unie meer invloed had op de ontwikkeling dan het ontwikkelingsbeleid. Daarom zou de discussie moeten gaan over de verlegging van prioriteiten in ontwikkelingshulp en niet zozeer over de afschaffing ervan. Veel meer dan voorheen zou ontwikkelingshulp moeten gaan over eerlijke en rechtvaardige handel. Ontwikkelingshulp moet erop gericht zijn dat te bewerkstelligen.

Offers
Zo'n strategie vraagt echter offers. En de bereidheid om die te brengen is niet groot. Dat bleek recent uit de discussies rondom de markttoegang voor de minst ontwikkelde landen. De Europese Unie nam daartoe recent een initiatief. Echter, in de kleine lettertjes is een vrijwaringsclausule ingebouwd. Dat betekent dat –mocht de markttoegang te veel problemen veroorzaken voor Europese producenten– de markttoegang weer gedeeltelijk kan worden opgeschort. Kortom, de offerbereidheid bleek gering.

Juist daar ligt een uitdaging voor de christelijke politiek. In het politieke debat zal zij zich voorstander moeten tonen van een radicaal beleid. Christelijke partijen hebben altijd al gepleit voor ruime middelen voor ontwikkelingssamenwerking en het behoud van de aparte minister. We moeten echter verder gaan. Ons uitgangspunt is breder dan dat van andere partijen. De ChristenUnie en de SGP hanteren niet alleen het begrip gerechtigheid als uitgangspunt, maar ook het begrip barmhartigheid. En juist dat laatste voorkomt dat ontwikkelingsbeleid wordt gereduceerd tot daad van fatsoen. Het voorkomt ook een pleidooi voor het afschaffen van ontwikkelingshulp. Barmhartigheid beweegt mensen ertoe geen genoegen te nemen met de scheefgroei in het wereldhandelssysteem. Barmhartigheid vraagt om offers. Offers van elke individuele burger, van consumenten en producenten. Het vraagt om een verantwoordelijke levensstijl. Daar zou de overheid stimulerend moeten optreden. Dan hoef je meteen niet meer te praten over draagvlak en betrokkenheid. Het is dan immers de burger zelf die gestalte geeft aan ontwikkelingssamenwerking.

De auteurs zijn respectievelijk lid en medewerker van de eurofractie ChristenUnie/SGP