Forum 5 mei 2001

Rechtsstaat harde voorwaarde voor iedere vorm van vrede

De vrijheid is nooit af

Nederland viert vandaag haar vrijheid. Een van de kostbaarste bezittingen die de mens heeft, vindt prof. dr. A. C. Zijderveld. Een bezitting die iedereen –politiek en maatschappij– met zorg heeft te beschermen. En dat voortdurend, want vrijheid is nooit af. Dit artikel verscheen eerder in ”Vier Vrijheid” van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Net zoals dat bij geluk en gezondheid het geval is, is het moeilijk vast te stellen wat vrijheid eigenlijk is. Het wrange is dat mensen doorgaans pas beginnen te beseffen wat geluk is en betekent, wanneer ze ongelukkig zijn en ook doorgronden ze vaak pas wat het is en betekent om gezond te zijn, wanneer ze ziek zijn. Zo is het ook met vrijheid: Pas wanneer we van vrijheid beroofd zijn, zoals in het geval van oorlog of gevangenschap, beseffen we ten volle wat de zin en betekenis van vrijheid is.

In de Tweede Wereldoorlog werd door de mensen die hem bewust meemaakten, niet alleen psychisch maar ook lijfelijk ondervonden wat het is en betekent om niet vrij te zijn, terwijl zij zich tegelijk realiseerden wat het is om wél vrij te zijn.

Een persoonlijke herinnering dringt zich op. Het was zomer 1946. We voeren met de ”Willem Ruys” van Thailand naar Nederland. Ik was acht jaar oud en herinner me nog goed, dat ik op een dag mijn ouders vroeg in wat voor kamp we na aankomst zouden gaan wonen. Ik was als vierjarige een Japans interneringskamp op Midden-Java ingegaan, had daarin ook na de Bevrijding tot eind november 1945 gewoond en geleefd. We waren na de Japanse capitulatie weliswaar vrij, maar leefden toch nog, wachtend op repatriëring, in een ommuurd kamp –een oude, door het koloniale regime afgedankte gevangenis. Vervolgens woonden we in Thailand weer een halfjaar in een omheind kamp. Ik kon me niet voorstellen hoe je anders zou kunnen wonen. Mijn ouders vertelden me dat we in het huis van mijn grootvader in Utrecht zouden intrekken, totdat we een eigen woning zouden krijgen. Of dat huis dan in een kamp stond? Nee, dat huis stond in een straat. Ja maar die straat, die moet toch in een kamp staan? Nee, die straat hoort weer bij een wijk. Aha, dacht ik: een wijk is natuurlijk een kamp. Groot was mijn verbazing en opluchting dat een stadswijk helemaal geen kamp was. De wijk was eigenlijk onzichtbaar en je werd er niet in opgesloten. Het leven in die straat te Utrecht en in alle andere straten van Nederland was open en vrij!

Nooit voltooid
Wat nou achteraf bezien zo opvallend was, was de snelheid waarmee dit alles volstrekt normaal en vanzelfsprekend werd. Al heel gauw besefte je niet meer dat je vrij was. Ik herhaal nog eens de merkwaardige paradox ”vrijheid is het grootst wanneer je niet meer beseft dat je vrij bent!” Dat maakt vrijheid natuurlijk kwetsbaar. We moeten er elkaar telkens aan herinneren wat onvrijheid en wat vrijheid is en betekent. We doen dat in herdenkingen en als het goed is in de geschiedenislessen op school.

Maar er is sprake van nog een andere paradox: Vrijheid is nooit werkelijkheid in de zin van iets wat af en klaar is. Vrijheid is bovenal ”mogelijkheid”, ”potentie”, en bereikt nooit haar voltooiing. Dat heeft ze gemeen met geluk. Soms zeggen mensen wel eens dat ze „volmaakt gelukkig” zijn, maar voor de meesten van ons geldt dat niet en als het al eens het geval is, dan is het toch meestal van korte duur. Totaal geluk is eigenlijk een tegenspraak in zichzelf. Immers, wie totaal gelukkig is, heeft niets meer te wensen, heeft niets meer om naar te streven, heeft dus niets meer om voor te leven, kan eigenlijk het leven afsluiten. Dat is precies de gemoedstoestand van iemand die intens ongelukkig is.

Zo is het ook met de totale, absolute vrijheid. Die is ontheven van iedere verantwoordelijkheid en staat los van iedere binding, want bindingen en verantwoordelijkheden relativeren de vrijheid. Dat is misschien mogelijk in een nirwana of in een radicale mystiek, maar niet in het leven van alledag. Daar zou totale, absolute vrijheid tot chaos en snel daarop tot onvrijheid leiden. Communisten predikten de komst van het marxistische rijk der vrijheid na de revolutie. Maar waar dit rijk daadwerkelijk werd opgericht, heeft altijd dictatuur geheerst.

Politiek project
Vrijheid is nooit af, is een project. Dat merken we al in ons individuele bestaan. Zoals je aan je geluk en je gezondheid moet werken, moet je ook voortdurend aan je vrijheid werken. Vaak beperken we zonder het zelf te beseffen onze vrijheid, worden we bij voorbeeld slaaf van ons werk of ons gezin, leveren we ons uit aan de consumptiedwang, of laten we ons op sleeptouw nemen door trends, hypes en modes. In principe zijn de gedachten vrij, maar in werkelijkheid zitten ze maar al te vaak gevangen in schema's, doctrines en vooroordelen. Een racist bijvoorbeeld is niet vrij. Hij is een slaaf van zijn eigen irrationele vooroordelen en angsten.

Dit alles geldt ook voor de collectieve vrijheid die we in de democratie tot stand hebben gebracht. Democratie is een maatschappelijk en politiek project dat nooit af is, dat steeds in de maak is. De Grondwet en de diverse daaronder vallende wetboeken geven als het ware het juridische en formele staketsel voor onze collectieve vrijheid, maar daarbinnen moet deze voortdurend ontwikkeld en verdedigd worden.

Voordat we er erg in hebben brokkelt ze af. Het is dan ook goed elkaar er op gezette tijden (bij voorbeeld tijdens de 4 en 5 mei-herdenking) aan te herinneren wat collectieve vrijheid is. We mogen onze aandacht voor het project vrijheid niet laten verslappen!

Vrijheid is een politiek project omdat uiteindelijk de staat –de rechtsstaat– de eindverantwoordelijkheid draagt voor het instandhouden en verder ontwikkelen ervan. In een democratisch bestel bezit de staat het geweldsmonopolie waarmee hij in nauwe samenwerking met het politiek onafhankelijke recht de voorwaarden voor vrijheid en veiligheid bewaakt. Waar de rechtsstaat zijn gezag verliest of zelfs wegvalt, zal het project vrijheid onmogelijk worden. De rechtsstaat is een harde voorwaarde voor iedere vorm van democratische vrijheid.

Maatschappelijk project
Maar vrijheid is ook –en vooral– een maatschappelijk project. Vrijheid kan niet gedijen als er in een samenleving geen krachtig ”maatschappelijk middenveld” is van politiek onafhankelijke organisaties. Dictatoriale regimes hebben er altijd op toegezien dat dergelijke in principe vrijwillige organisaties –vakbonden, kerken, universiteiten, scholen, sport- en studentenverenigingen– onderhorig werden aan de staat en de partij. De samenleving moest een verlengstuk van de almachtige en bureaucratisch doortimmerde staat worden.

Is het niet kenmerkend dat het begin van het einde van het economisch verzwakte Sovjetimperium begon met de strijd van het Poolse ”Solidarnocs” voor een staats- en partij-onafhankelijke vakbeweging? En natuurlijk werd ze daarin onmiddellijk gesteund door de Poolse paus. Anders dan de Russisch-Orthodoxe kerk heeft de rooms-katholieke kerk zich nooit geheel onderworpen aan nationale staatsmachten. Ze ondersteunde de roep om een vrije maatschappij die een civil society –een samenleving van burgers– moest zijn.

Een van de grootste bedreigingen van de vrijheid als project is het verdwijnen of het in kracht afnemen van de ”civil society”. Vaak hoor je in ons land de klacht dat een onafhankelijk ”maatschappelijk middenveld” de stroperigheid bevordert, dat overheden daardoor in hun besluitvaardigheid belemmerd worden. Dat is een gevaarlijk argument, want in wezen is het de aloude roep om een ”directe democratie” waarin er geen plaats meer is voor structuren die tussen staat en burgers in liggen. Mediërende structuren zijn zo belangrijk omdat ze fungeren als buffers tegen een ongebreidelde staatsmacht enerzijds en tegen een op deelbelangen georiënteerde burgerinvloed anderzijds. Hoe dit ook zij, het sociologische kenmerk van een dictatuur bij uitstek is de afwezigheid van mediërende structuren. Zonder deze is politieke en maatschappelijke vrijheid onmogelijk.

Grenzen van de vrijheid
Vrijheid-als-project heeft natuurlijk een utopisch karakter. Zij is een droom die ook in een democratische samenleving nooit volledig gerealiseerd kan worden en voortdurend intern en extern bedreigd wordt. Deze droom is bovendien, anders dan de meeste dromen, nooit grenzeloos. Vrijheid is ook nooit vrijmachtig. Waar ze grenzeloos of vrijmachtig wordt, slaat ze om in tirannie en dictatuur.

In een democratische samenleving worden de grenzen van de vrijheid vastgelegd door de rechtsstaat. De Grondwet en de verschillende wetboeken stippelen niet alleen de politieke, burgerlijke en sociale rechten uit, maar ook de plichten waaraan burgers moeten voldoen om in een ”civil society” te kunnen leven. Vrijheid kan in een democratie geen vrijmachtigheid en geen anarchistisch libertinisme zijn. Vrij zijn en blijven, zo luidt het basisprincipe van de rechtsstaat, schept ”verplichtingen”. Burgers moeten zich aan de formeel door de volksvertegenwoordiging vastgestelde regels houden.

Niet minder belangrijk echter zijn de ”maatschappelijke grenzen” van de vrijheid. Het is een fundamenteel sociologisch feit dat de mens niet kan voortbestaan zonder samenwerking. Men wordt door een verdeling van taken ontlast (bevrijd!) van de onmogelijke opgave alle taken die voor leven en overleven nodig zijn, iedere dag weer opnieuw zelf uit te vinden en uit te voeren. Maar dat schept wel wederzijdse afhankelijkheid en verplichtingen en dus beperking van vrijheid. Het zich houden aan de taakverdeling en het nauwgezet nakomen van de afspraken wordt ook maatschappelijk bewaakt. We noemen dat ”sociale controle”. Ook deze controle perkt de vrijheid in.

In een echte geciviliseerde samenleving zullen zich ook ”gedragscodes” ontwikkelen die te maken hebben met de ”waarden en normen” die door de directe omgeving belangrijk geacht worden. Die gedragscodes zijn niet ethisch neutraal. Ze zijn overgeleverde en aangeleerde ”mores” die een maatschappelijke moraal bevatten.

Levend in een maatschappij met anderen kun je niet ongebreideld je gang gaan. Je moet voortdurend met anderen rekening houden en je wordt daar –als het goed is– ook op aangesproken. Deze mores kunnen behoorlijk verstikkend en verlammend zijn, zoals de ouderen onder ons in het verleden in het hoogtij van de verzuiling ervaren hebben. Maar ze kunnen ook onder het mom van antimoralisme versloffen, of door libertinisme en egoïsme verdrongen worden. Dat hebben we kunnen waarnemen na de jaren zestig in het hoogtij van de verzorgingsstaat, die een merkwaardig ethos versterkte. Kort samengevat luidde dat ethos: ”Ieder voor zich en de staat voor ons allen.” Was dat nu de vrijheid waarnaar we in het hoogtij van de verzuiling verlangden?

Wijzen op taak
Grenzeloze en verplichtingsloze vrijheid is iets voor kleine kinderen. Waar zij tot utopisch ideaal in een samenleving binnensluipt, vindt een geleidelijke infantilisering plaats. Krijgen we niet onze zin –en dat kan niet altijd wanneer we in maatschappelijke verbanden leven– dan raken we gefrustreerd, welt de agressie in ons op, snellen we naar de rechter voor een oordeel in ons voordeel. We beseffen daarbij doorgaans niet dat we daarmee onze democratische vrijheid op het spel zetten. Pedagogie is vandaag de dag niet alleen een zaak van kinderopvoeding, maar vooral ook een zaak van elkaar op verantwoordelijkheden aanspreken als volwassenen.

Het is niet voldoende om één keer per jaar de Bevrijding te herdenken en stil te staan bij het grote goed dat vrijheid is. We moeten ons ook voortdurend realiseren dat vrijheid een risicovol project is, dat vrijheid niet vanzelfsprekend is, dat vrijheid niet grenzeloos is en dat vrijheid niet alleen extern, maar vandaag de dag vooral intern bedreigd wordt.

De auteur is hoogleraar algemene sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en voorzitter van de stichting Forum voor Democratische Ontwikkeling.