Forum28 april 2001

Christelijke kunst?

Door J. C. Karels
Er zijn geen kenmerken in de kunst die typisch christelijk of onchristelijk kunnen heten. Die stelling poneert de gereformeerd vrijgemaakte dr. J. Douma in zijn boek ”Over beelden en beeldenstormers”, dat deze week is verschenen. Bestaat er dus geen christelijke kunst? Welke rol speelt de geloofsovertuiging van een kunstenaar in zijn werk?

Marc de Klijn, kunstenaar en docent aan de Evangelische Hogeschool in Amersfoort: „Ik geloof zeer zeker dat er vandaag veel christelijke kunst bestaat. Maar die kunst is niet bekend, en wordt ook niet opgemerkt door de media. Onder de leden van de Christian Artists-beweging zitten veel gelovige christelijke kunstenaars, die christelijke kunst maken. Dat christelijke zit hem in de inhoud én in de wijze waarop deze inhoud wordt uitgebeeld. Ik denk dat een thema dat door het persoonlijke geloof is heengegaan, meer overtuigt en aanspreekt dan wanneer een thema vanuit een niet-christelijke hoek wordt benaderd. Ik heb bijvoorbeeld een kunstwerk van Henk Helmantel voor ogen: hij heeft een prachtig schilderij gemaakt van een opengeslagen Bijbel, waarop een glazen vaasje met een bloesem wordt afgebeeld. De tekst van de Bijbel wordt sterk uitvergroot. Dat zou een niet-christen absoluut niet zo doen. Zelf heb ik in 1987 voor de voorkant van de NCRV-gids een pinksterschilderij mogen maken. Ik had dat schilderij niet kunnen maken als ik niet geïnspireerd werd door de Geest. Het verschil tussen christelijke en niet-christelijke kunst heeft niet alleen te maken met vakmanschap, maar ook met de mate van geïnspireerd zijn door de Geest.”

Heidi Natzijl, docente Frans en Nederlands aan de Gomarusscholengemeenschap in Gorinchem, schildert in vakanties aquarellen en olieverfschilderijen. Volgens haar „hangt het er maar net van af wat je wil uitbeelden, en of je een boodschap in het schilderij wil leggen. Wat is je doelstelling? Ik heb bijvoorbeeld een stadspoort geschilderd, gewoon met een doorkijk. Maar daar zit geen christelijke boodschap in. Het is een stuk cultuur. Het zou ook gemaakt kunnen zijn door iemand die niet christelijk is. Maar je kan ook iets maken waarin je de boodschap wel duidelijk verwerkt, waarin je iets uitbeeldt van geloof en hoop, of van het angstaanjagende van de wereld waarin we leven. Ik vind dat heel moeilijk. Als ik zelf schilder, dan zeg ik: dat portret, die bloem, of die ene vrouw met een kaars in de hand op een wenteltrap, dat ga ik schilderen. Bij het uitbeelden van de cultuur of de natuur –of dat nu realistisch of impressionistisch gebeurt– kan een niet-christen ook het mooie van de schepping ervaren. Als ik schilder ga ik me niet druk maken over de christelijke boodschap. Dan is voor mij de lol van de expressie eraf. Ik schilder echt als hobby, om iets leuks te maken, niet om boodschappen of christelijke normen en waarden erin te leggen.”

Prof. J. Kamphuis, emeritus hoogleraar in de kerkgeschiedenis en de dogmatiek aan de Theologische Universiteit Kampen, Broederweg: „Ik kan de stelling van dr. Douma in algemene zin wel onderschrijven, als hij bedoelt dat het christelijk geloof geen aparte kunst voortbrengt. In de loop der eeuwen hebben christelijke kunstenaars gebruikgemaakt van de in hun tijd aanwezige stijlvormen. Maar je kunt natuurlijk wel stellen dat het christelijk geloof een eigen werkelijkheidsbeleving heeft. Als je als christen gelooft in de opstanding der doden en het eeuwig oordeel, dan geeft dat een beleving die een eigen uitbeelding krijgt. In die zin kun je incidenteel wel spreken van echt christelijke kunst. Wel zijn de middelen die de kunstenaar gebruikt bij christenen en niet-christenen hetzelfde. Een toren van een kerk die omhoog wijst, kunnen we typisch christelijke kunst noemen, er zit een bepaalde werkelijkheidsbeleving achter. Wat niet wil zeggen dat baksteen een christelijk element is.”

C. Verheij, historicus, en docent geschiedenis aan het Wartburg College, locatie Guido de Brès: „Kunst is kwalitatieve vormgeving aan het menselijk bestaan vanuit een existentiële betrokkenheid. Existentiële ervaringen van mensen zijn universeel. Liefde, angst, harmonie, gebrokenheid, schoonheid en geschondenheid van het leven zijn inspiratiebronnen van mens en kunstenaar. Kunst raakt aan het algemeen menselijke. Mensen, kunstenaars, geven aan die ervaringen vorm in woordkunst, toonkunst, schilderkunst, beeldhouwkunst, enz. De existentiële ervaring is oorsprong van het kunstwerk, maakt deel uit van het creatieve proces en manifesteert zich in het kunstwerk zelf. Daarom spreekt kunst mensen aan. Mens en kunstenaar staan zuiver bezien niet op gespannen voet. De introductie van kwaliteitseisen brengt de kunstenaar in een bijzondere positie, wat niet zelden leidt tot zijn of haar isolement. Die kwaliteit hangt samen met vakmanschap, creativiteit, originaliteit en soms genialiteit.

Christelijke kunst moet vanuit de boven geschetste kaders worden beoordeeld. Omdat kunst ontspringt aan het algemeen menselijke, krijgen kunstuitingen door het referentiekader van de kunstenaar een specifiek levensbeschouwelijke kleur en spreken we dan bijvoorbeeld van christelijke kunst. Maar de kunstenaar binnen zijn referentiekader blijft onderworpen aan de kwaliteitsnorm en aan de eis van de authenticiteit van de existentiële ervaring. Vanuit deze optiek vallen ook christenkunstenaars onder dezelfde norm als niet-christenkunstenaars. Dr. Douma slaat met zijn stelling de spijker op de kop.”