Forum 26 april 2001

Raketafweer en
wapenbeheersing

Door mr. S. de Jong
Om de zoveel maanden staan tegenwoordig rituele besprekingen over ”NMD” op de internationale agenda. In een of ander zenuwcentrum van de wereldpolitiek buigen politici, ambtenaren en adviseurs zich dan over het Amerikaanse programma ”National Missile Defense”. Vandaag is het weer zover, wanneer NAVO-diplomaten in Moskou het Russische alternatief op het raketschild op zijn merites beoordelen.

Nu is de gedachte achter een afweersysteem tegen vijandelijke raketten allesbehalve nieuw. In de Tweede Wereldoorlog brachten Britse piloten met de vleugel van hun jachtvliegtuig Duitse V1-raketten uit balans, zodat ze hun doel niet haalden. Duitse ingenieurs vonden een antwoord op deze methode, en zo volgden maatregelen en tegenmaatregelen inzake raketafweer elkaar op. Volstrekt begrijpelijk, want wat ligt meer voor de hand dan dat een aanvaller zijn doel wil vernietigen en de verdediger hetzelfde doel wil beschermen.

Aparte vermelding verdient daarom het ABM-verdrag uit 1972, een overeenkomst tussen de toenmalige Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Beide rivalen vreesden een peperdure en onstuitbare kettingreactie in de ontwikkeling van ”Anti-Ballistic Missiles”, en besloten de ontwikkeling en bouw ervan aan banden te leggen. Zowel het aantal antiraketsystemen als het geografische bereik ervan kwam aan banden te liggen. Daarmee waren beide partijen in theorie zeker van een 'gegarandeerde' mate van vernietigingscapaciteit.

Het overeind houden van wederzijdse vernietigingskracht als veiligheidsgarantie is een kenmerkende paradox voor de Koude Oorlog. Iemand wie dit wankele evenwicht géén diep ontzag inboezemde, was Ronald Reagan. Begin jaren tachtig probeerde deze Amerikaanse president met het Strategic Defense Initiative (SDI, ofwel 'Star Wars') de balans in het voordeel van de vrije wereld te laten doorslaan. Waarschijnlijk tot opluchting van zogenaamde vredesactivisten, die meenden dat eenzijdige afbouw van het westerse raketarsenaal de beste raketafweer zou vormen, bleek SDI in technologisch opzicht een sprong te ver.

Jaren later, in een geherstructureerd internationaal veiligheidslandschap, gaat van het huidige Rusland een theoretisch reële, maar weinig acute dreiging uit. Hetzelfde gaat op voor China, hoewel dat een supermacht in spe in plaats van een rijk in verval is. Pakistan, India en een handjevol andere kernmachten – de doelen van hun beperkte voorraad raketten liggen elders dan in de VS. Desondanks zorgt de kwestie raketafweer opnieuw voor verhitte gemoederen.

Dat Washington toch miljarden dollars over heeft voor het ontwerpen en gebruiksklaar maken van een NMD, heeft officieel alles te maken met landen die onder de officieuze benaming schurkenstaat vallen. De lancering op 31 augustus 1998 door Noord-Korea van de Taepo Dong-1, een raket die tot schrik van de Amerikanen uit drie trappen bleek te bestaan, betekende dat voortaan met het 'worst case'-scenario rekening diende te worden gehouden. De nachtmerrie dat Pyongyang het grondgebied van de VS kan bedreigen, moet zo snel mogelijk voorbijgaan.

Vele, vele critici verklaren dat het nooit wat zal worden. En inderdaad, proefnemingen zijn tot op heden weinig succesvol. Maar dat is een interne Amerikaanse aangelegenheid, evenals de gedachte dat de miljarden beter in een andere richting kunnen worden aangewend. En de stelling dat NMD zijn doel voorbijschiet, omdat de Libiërs eerder een bom het land zullen binnensmokkelen –goedkoop, ze hebben bovendien ervaring met kofferbommen– dan zich wagen aan een hightech- kernaanval? Laat ook díé afweging maar aan Washington zelf over.

Blijven over de implicaties op internationaal vlak. Voor Rusland is het NMD-programma een van de schrijnendste bewijzen voor het verlies van de status van supermogendheid. De bezwaren van Moskou concentreren zich vooral op het feit dat het ABM-verdrag zou moeten worden gewijzigd. Als was het een zeldzame icoon, heeft Moskou het verdrag min of meer onaantastbaar verklaard. In plaats van relict uit een bipolair verleden geldt het ABM-verdrag plotseling als onvervangbare hoeksteen van het hedendaagse nucleaire evenwicht. Een diplomatiek succes van de eerste orde, te horen aan de vele wolven die meehuilen in het bos.

Ook Peking beweert dat het raketschild de wapenwedloop bevordert. Een slimme, maar onzinnige redenering. Tussen de VS en China bestaat geen fragiel strategisch evenwicht dat in gevaar komt, om de eenvoudige reden dat de Chinese kernmacht voor de VS geen bedreiging van betekenis vormt. Dat China tegen NMD is, betekent dat het van plan is in de toekomst wél een bedreiging te gaan vormen. Daarbij komt de vrees dat Taiwan onder de paraplu zal vallen. Het zou de Amerikanen zelfs meer redenen kunnen geven om vaart te zetten achter NMD.

Dat is dan ook precies wat president Bush doet. Zijn voorganger Clinton liet zich nog vruchteloos door de Russen aan het lijntje houden om aanpassing van het ABM-verdrag rond te krijgen. Maar de nieuwe regering zet vaart achter NMD. Doet Moskou mee? – prima. Willen de bondgenoten schuilen onder de nieuwe paraplu? – uitstekend. Blijven ze mokkend aan de zijlijn staan? – best.

Door Europa met een non-existent „niet-strategisch” raketafweersysteem te paaien, dat niet in strijd zou zijn met het ABM-verdrag, verhult de Russische president Poetin wat werkelijk van belang is. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw heeft het stelsel van strategisch nucleair evenwicht een verse inbedding nodig. Het NMD-project levert het bewijs dat de bestaande, statische kernwapenverdragen hun langste tijd hebben gehad. De Europeanen zouden er goed aan doen hun gesprekspartners ervan te overtuigen dat juist in de door Moskou zo begeerde multipolaire wereld een nieuw, flexibel raamwerk voor de kernwapenproblematiek noodzakelijk is.