Forum | 19 april 2001 |
Kosovo zoekt eigen identiteitDoor Marie van Beijnum Iedereen bewaakt zijn of haar identiteit. Wie in een identiteitscrisis zit, probeert een identiteit te verwerven of er een te construeren. Een mooi voorbeeld daarvan is Kosovo, dat in vroeger dagen deel uitmaakte van de grote republiek Joegoslavië waar maarschalk Tito de dienst uitmaakte. In het voormalige Joegoslavië van Tito kreeg iedereen de Joegoslavische identiteit opgeplakt. Het was minder belangrijk of je Kroaat, Serviër of Albanees was, christen of moslim. Toen Joegoslavië in de jaren negentig verbrokkelde, begon in de verschillende republieken de zoektocht naar de eigen identiteit. Dat betekende de geboorte van de Sloveen, de Kroaat, de Bosniër en de Serviër. En nu dan de Albanese making of Kosovo. Kosovo ligt in het zuiden van de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ). Deze FRJ is een opvolgerstaat van het voormalige grote Joegoslavië en bestaat uit de deelrepublieken Servië en Montenegro. Kosovo is een provincie van Servië, waar een grote meerderheid etnische Albanezen woont tegenover een minderheid van Serviërs, Roma, Slavische moslims, Gorani, Turken en Kroaten. Nadat Tito in 1980 was overleden, begon de onvrede onder Serviërs toe te nemen. De toenmalige president Milosevic suggereerde dat Servië zich te toegeeflijk opstelde jegens Kosovo en dat de Serviërs in Kosovo in bescherming moesten worden genomen tegenover de etnisch Albanese expansie. In 1990 werden het parlement en de regering van Kosovo ontbonden. Dit was onder meer een reactie op het besluit van etnische Albanezen een onafhankelijke republiek Kosova uit te roepen. Acht jaar later hadden in Kosovo gewelddadige incidenten plaats tussen de Servische politie en het Joegoslavische leger enerzijds en etnische Albanezen anderzijds. Dat jaar escaleerde de interetnische strijd in Kosovo. De internationale gemeenschap eiste en benadrukte een dialoog, echter tevergeefs. Het ultimatum aan de regering van Milosevic in Belgrado verliep in maart 1999 en resulteerde in het voorjaar van 1999 in een grootscheeps NAVO-bombardement op Servische doelen in Servië en Kosovo en de aftocht van het Joegoslavische leger uit Kosovo. Twee jaar later is Kosovo naarstig op zoek naar een eigen identiteit. Deze identiteit willen de Kosovaarse Albanezen niet ontlenen aan hun voormalige Servische 'onderdrukkers' noch aan hun broedervolkeren in Albanië en Macedonië. Ze voelen zich wel Albanees, maar met een zekere superieure onderscheiding. De Kosovo-Albanezen die in het voorjaar van 1999 massaal hun toevlucht zochten in het beloofde land Albanië, keerden ontgoocheld terug. Aan de droom van een Groot Albanië was, zo die al had bestaan, met een grote klap een eind gekomen. Albanezen in Kosovo voelen zich de meerdere ten opzichte van de Albanezen in Albanië. Het Kosovaars-Albanese identiteitsproces kenmerkt zich door een probleem. Albanezen, door schrijvers als Kadare een merkwaardig mengelvolk genoemd, hebben ten diepste weinig om trots op te zijn. Hun afkomst was dan wel mythisch, maar ze woonden uiteindelijk verdeeld over verschillende landen. Ze kenden grootse bevrijders zoals Skanderbeg, maar uiteindelijk moesten ze zich altijd schikken naar stalinisten en communisten zoals Hoxha en Tito. Kregen ze de kans een mooie natie op te bouwen, maakten de Albanezen in Albanië er een potje van. Maffiosi en clans ruïneren daar het land. De zoektocht van de etnische Albanezen in Kosovo naar een identiteit bestaat er tot dusver in dat ze de oorlog tegen de Serviërs verheerlijken. Zo is in Skenderaj het huis van Adem Jashari, de man die in 1998 met zo'n dertig familieleden drie dagen strijd leverde tegen de Serviërs, een pelgrimsoord geworden. Het volledig verwoeste huis prijkt zelfs op ansichtkaarten. Er zijn op de straten van Pristina volop Jashari-sjaals en -kalenders te koop. Jashari is inmiddels van gedaante veranderd. Hij is legendarisch geworden. Op afbeeldingen ziet hij eruit als een viking van Goliath-formaat met een mantel om zijn schouders geslagen en een helm op het hoofd. Hij is de trotse personificatie van de Albanese Kosovaar, die doorgaans evenwel een zeer gemiddeld postuur heeft. Hoewel Jashari domineert, verrijzen overal in Kosovo monumenten waar hulde wordt gebracht aan hen die vielen in de onafhankelijkheidsstrijd tegen Servië. Ook hebben de Kosovaarse Albanezen de Albanese vlag tot de hunne gemaakt. Daarop staat een tweekoppige zwarte adelaar op een rode ondergrond. Bij de zoektocht naar een identiteit behoort verder de eigen taal. Zo is het weer mogelijk onderwijs in de Albanese taal te volgen. Op de nieuwste kaart van Kosovo prijken alleen Albanese namen. Merkwaardig is dat de Kosovaarse Albanezen hoegenaamd niets doen om hun prachtige Kosovo tot een nationaal kenmerk te maken. De bergen afval langs de kanten van de weg zijn hooguit fotogeniek. Uitgezonderd een mopperende westerse hulpverlener maakt geen Kosovaarse Albanees zich druk om de enorme puinhoop. Jarenlang kon de Servische repressie als excuus voor deze misstand worden aangevoerd. Maar die tijd is voorbij. Is hun lakse houding een erfenis van Tito's 'verlichte' communisme of is het een karaktertrek van de Albanese natie? Kennelijk moet Albanezen op alle fronten nog publieke verantwoordelijkheid worden bijgebracht. In de hulpstroom die vanuit het Westen naar Kosovo op gang is gekomen, moeten op dat terrein heldere eisen worden gesteld. |