Forum14 april 2001

Juno Moneta, de
'Waarschuwer'

Door G. Roos
Zeven boeven hoorden vorige week straffen eisen tot zes jaar cel. Dat is niet mis. Maar hun wandaden liegen er niet om. De lieden produceerden voor 750 miljoen gulden aan nagemaakte bankbiljetten.

Plezierig courant: in Duitse marken en Amerikaanse dollars. „Geld maakt niet gelukkig”, zegt een vader dan tegen z'n jongens. „Maar 't is wel makkelijk om je portefeuille vol te hebben”, antwoorden zij snedig. Eigenlijk is er trouwens iets vreemds aan de hand. De verdachten heten valsemunters. Maar het gaat over papiergeld. Terwijl een munt juist een metalen geldstuk is.

Waarom heet die platte gulden, voorheen zelfs van goud, een munt? Dat woord blijkt ontleend aan de plaats waar vroeger –in het oude Rome van een paar duizend jaar geleden–, sedert 269 voor Christus, de rijksmunt stond. De grondleggers bouwden de stad op zeven heuvels. Eén daarvan heet het Capitool. Van lieverlee bedoelden de mensen als ze die naam gebruikten de op de zuidelijke heuvelhoogte gebouwde driedelige tempel. Die was gewijd aan drie heidense goden: Jupiter Optimus Maximus, Juno en Minerva.

Nu dankt onze munt de naam met name aan deze Juno. Zij was een Ouditalische godheid en gold als speciale beschermgodin van de vrouw, van huwelijk en geboorte. Als zodanig droeg ze tal van titels. Een daarvan was Moneta. Dat betekent zoveel als: degene die waarschuwt. En aan deze Juno Moneta was een van de genoemde tempeldelen gewijd. Wat wil nu het geval? Daar vlakbij –of misschien wel in die plaats van aanbidding– bevond zich de stadsmunterij. De plaats dus waar deskundigen geldstukken van het juiste, met hun gewicht aan metaal overeenkomend stempel voorzagen. En zo hebben wij het woord munt te danken aan een Romeinse afgod van jaren her: Juno Moneta.

Wij herkennen de 'Waarschuwster' –duidelijker dan in het woord munt– in het begrip monetair. Dat wil zeggen: op de munt of het muntstelsel betrekking hebbend. De afkorting IMF is bekend. Zij staat voor Internationaal Monetair Fonds, een in Washington gevestigde internationale organisatie die zich bezighoudt met –voor een niet financieel deskundige– moeilijke dingen.

Is het vreemd om te spreken over valsemunterij, indien er sprake is van bedrieglijke bankbiljetten? Dat valt wel mee. Direct na de Tweede Wereldoorlog kende Nederland bijvoorbeeld muntbiljetten. Die dienen over het algemeen ter vervanging van munten als er sprake is van gebrek aan materiaal om metalen geldstukken te maken. Of indien mensen zich bezighouden met het oppotten van bepaalde geldstukken. In Nederland zagen na de Duitse bezetting muntbiljetten van één en van twee en een halve gulden het licht. Vanaf 1956 nam de overheid ze geleidelijk aan uit de roulatie.

Oma, vroeger, in de stad, kookte haar aardappels en griesmeelpap of rijstebrij met ”muntgas”. Haar 'brandstof' bleek beschikbaar nadat een kleinkind –dat was een leuk karweitje– munten in de gasmeter had gestopt. Toch betreft het woord munt een breder terrein dan alleen metaal. Iedere natie kent zijn eigen munteenheid. Amerikanen rekenen in dollars; andere dollars dan de Canadese. Oekraïners betalen in hryvna. Pakistani kopen met roepies. En Ethiopiërs vereffenen hun schulden met birr. Dan gaat het dus over het wettelijk betaalmiddel, de valuta van een land.

Waarom stond die stadsmunt van Rome zo dicht bij de tempel van de 'Waarschuwster'? Zou dat verband houden met 'goddelijke' bewaking tegen diefstal? Dat is niet onmogelijk. Zulke dingen gebeuren. Kenners van Cambodja wijzen in een dorp de westerse reiziger op een boeddhatempel waar bouwmateriaal ligt opgeslagen. „Daar is het veilig. Geen dief durft het stelen. Want het ligt onder het 'alziend' oog van een hogere macht die onrecht straft of aan de kaak stelt.”

In de negentiende eeuw verloor de munt haar positie van het belangrijkste betaalmiddel. Bankbiljetten en geldtransacties van bank naar bank verdrongen het metaal. Maar Juno Moneta heeft het zich voortdurend ontwikkelen van begeerten, ook toen het echte goud uit de samenleving verdween, niet kunnen verijdelen. De zeven valsemunters vormen het bewijs.

En klinkt de liefde voor geld ook niet door in talloze spreekwoorden en gezegden? De een heeft geld als water. In overvloed. De ander gooit juist geld in het water. Hij maakt nutteloze onkosten. Een derde smijt met geld en gooit met goed geld naar kwaad geld. Wie wil zeggen dat er zonder geld geen resultaat is, zegt: Geen geld, geen Zwitsers. Een arme groeit het geld niet op de rug. De koopjesloper bromt tussen z'n tanden op de markt: Dat is geen geld. En degene die onder geen voorwaarde over wil gaan tot deze of gene daad, beslist: Voor geen geld van de wereld. Een parvenu verklaart luid en duidelijk dat geld geen rol speelt, omdat hij in het geld zwemt. En een valsaard verkeert in de mening dat geld niet stinkt. Laat ik maar stoppen. Overmatige begeerte is een menselijke ondeugd.

Niet slechts een heidense godin waarschuwt inmiddels tegen hebzucht. Het Woord van de allerhoogste, enige God weet veel meer van het gevaar dat de mens daarin bedreigt. Judas verried zijn Zaligmaker voor zilver. En Simon de tovenaar zag zich toegevoegd: Uw geld zij met u ten verderve. Hebzucht leidde in het leven van Ananias tot leugens. En vervolgens tot een onverwacht sterven. Jesaja waarschuwt: „Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is.”

„De begeerlijkheid wordt van zegen tot vloek”, schrijft H. de Vries over de zondeval in ”Geboeid door geld en goed”. „Begeerlijkheid is hét middel van de satan om de mens van God weg te houden of af te trekken.” En de Spreukendichter noemt een „gerecht van groen moes, waar ook liefde is, beter dan een gemeste os, en haat daarbij.”

Dan heeft de in het begin geciteerde vader toch gelijk. Geld maakt niet gelukkig. En misschien heeft het heidense bijgeloof de godin Juno Moneta 'ontworpen' om toezicht te houden en te waarschuwen. De Bijbel spreekt nog duidelijker taal. Maar wat is het moeilijk voor een natuurlijk mens om z'n handen thuis te houden. Zeker als de kopieertechniek hen helpt. Zoals de zeven boeven bleek: met jammerlijk 'resultaat'.