Heilige koeien ruimen we nietDoor A. Jansen Heel wat veehouders op de Veluwe zouden deze dagen vast graag in India wonen. Dat land kent namelijk een verbod op het doden van koeien. En wat is er in deze tijd van ruimen (een woord waarop tot voor kort het KNMI het alleenrecht had) nu méér welkom dan een slachtverbod! Al meer dan 5000 jaar wordt de koe in de hindoemythologie als goddelijke moeder vereerd. Gezonde, zieke, oude of overtollige dieren mogen om die reden niet worden geslacht. Er zijn zelfs 'bejaardenboerderijen', waar zieke of oude dieren terecht kunnen. Overigens geldt deze VIP-behandeling niet de buffel die donkerbruine zwoeger op de Indiase akkers, te herkennen aan zijn lange, gekromde, en naar achteren gerichte horens. Dat Indian beef nog altijd in Indiase restaurants wordt opgediend is te danken aan deze buffels. Maar de ruim 200 miljoen koeien zeboes zijn het genieten in India optimale bescherming. En in ruil daarvoor leveren ze hun vereerders melk, boter, room en niet te vergeten reuzelvet (ghee). In elke Indiase keuken is het te vinden, maar ook voor het vlammetje dat steevast bij een hindoegebed wordt aangestoken (de yagya), is ghee als brandstof onmisbaar. Maar de koeien hebben meer te bieden. Volgens hindoegeleerden zouden maar liefst 108 ziekten zijn te genezen met behulp van hun urine. Wie zou zo'n veelzijdig dier aan de vleeshaak willen hangen? Toch zijn er ook in India miljoenen mensen die daar geen moeite mee hebben. Ze wonen in de overwegend christelijke deelstaten in het uiterste noorden (Mizoram, Nagaland en Tripura), in West-Bengalen, in de christelijke deelstaat in het zuiden, Kerala, of ze behoren tot de Adivasi (de oorspronkelijke inheemse bevolking van India). Last but not least zijn er dan nog de moslims die rundervlees niet versmaden. Een nationale wettelijke regeling van het slachtverbod is om die reden niet mogelijk. New Delhi volstaat met een clausule in de grondwet die de deelstaten ertoe oproept het slachten van koeien en kalveren te verbieden. Dat dit slachten in een aantal staten toch gebeurt is met name orthodoxe hindoes een doorn in het oog. Het slachtverbod is ook om een andere dan religieuze reden ooit omstreden geweest. Dat was eind jaren vijftig toen het Indiase subcontinent werd getroffen door hongersnood en mensen lagen te sterven terwijl het voedsel in de vorm van levend vlees wandelend voorbij kwam. De Ford Foundation een Amerikaanse ontwikkelingsorganisatie heeft toen bij de Indiase regering gepleit voor opheffing van het slachtverbod tevergeefs overigens. Veluwse boeren mogen zich fel verzetten tegen het preventief ruimen van hun veestapel, tot het heilig verklaren van hun runderen zullen ze niet gauw overgaan. Daarvoor zijn de meesten te diep geworteld in het bijbels geloof in die ene God Die mens en dier geschapen heeft. Maar wat is daarvan nu in het publieke leven te merken? De beeldvorming rond koeien (en ander vee) lijkt immers nog slechts uit twee uitersten te bestaan. Het ene is het plaatje van de zwart-witte koe in de bloemenwei, van dartele lammetjes in de lente. Het is het beeld dat de schilder Cornelis Jetses voor ons heeft neergezet en dat nu nog is te vinden op de kinderboerderij. Het andere beeld ligt in de schappen van de supermarkt en slagerij: mooi gekleurde, brandschone en netjes verpakte hamlapppen, biefstukken, worsten, gehaktballen, en noem maar op. Het ene beeld getuigt van irreële romantiek; het andere van kille reductie van het dier tot levende vleeswaar, tot in de kleinste mootjes dienstbaar gemaakt aan massaconsumptie. Toch is er tussen die twee uitersten nóg een beeld van ons vee: dat van de slachterijen, met hun stinkende kadavers, afgehakte beestenkoppen, plassen bloed en drillerige darmenmassa's. Zorgvuldig worden wij consumenten daarvan afgeschermd, want zo weten veehouders, slachters en slagerijen dat zou de consumptie van vlees niet ten goede komen. En de consument dol op zijn stukje vlees is daar maar wát dankbaar voor. Ook hij/zij kijkt graag een andere kant uit. Maar wat is nu het bijbelse beeld? Waar is de schriftuurlijke kijk op en beleving van het dier? Of moeten wij als christenen ook kiezen tussen die twee uitersten van 'cleane' romantiek en evenzo 'cleane' massaconsumptie (uitersten die elkaar ook nog eens versterken, zie de mooie plaatjes op de verpakkingen)? Er is wél een andere keus. Want wie denkt vanuit de Schrift weet dat consumptie van vlees altijd iets dubbels heeft. Het gaat immers om dieren die als slachtoffers van ónze zondeval ons door God gegéven zijn ter consumptie. Alleen al zo'n formulering beeft van interne spanning en verdraagt zeker géén romantiek of glad marketingdenken, gericht op onverzadigbare vleesconsumptie. Wie zó vanuit de Schrift denkt, sluit zich ook niet af voor de roodbespatte wanden van de slachthuizen, want ook dáár herkent hij de ernst van het zondige bestaan. In dat verband moet het ons toch wat zeggen dat bij massaslachtingen van vee in de Schrift het vrijwel altijd om óffers gaat? En 'supervleeseters' als wij zijn, moeten we ons toch aangesproken weten door Jesaja 65:25, waar van de nieuwe hemel en aarde wordt gezegd dat de wolf en het lam er tezamen zullen weiden, en de leeuw er stró zal eten als het rund, en stof de spijze zal zijn van de slang zijn (...) Kun je zo'n tekst met de stukken vlees tussen de tanden serieus nemen? Wie ernst maakt met de bijbelse gegevens over de verhouding mens en dier, neemt als consument én als 'producent' afstand van de dolgedraaide gehaktmolen die onze vleesindustrie is geworden. Tenzij... de in mootjes gehakte koe op ons bord ons echt heilig is... |