Forum7 april 2001

Een hart voor
de dieren nodig

Het dier achter het stukje vlees is door de mkz-crisis weer in beeld. Tegelijkertijd horen burgers dankzij de crisis hoe het er op het boerenbedrijf aan toegaat. Drs. H. Timmermans roept op tot herbezinning over de veeteelt en hoopt dat een koe vanaf heden niet meer als een product zal worden gezien.

„Nu pas besef ik welke impact de economie op het agrarisch bedrijf heeft.” De reactie van een burger richting een agrariër. „Je vindt het heel normaal dat er iedere dag voorverpakt vlees in de supermarkt ligt. Het liefst tegen een prijs die lager is dan laag. Dat het gaat om een varken, koe of kip krijg je gewoon niet meer mee. Je koopt producten. Aandacht voor dieren en dierenwelzijn staat niet echt op ons netvlies.” Boeren die emotioneel reageren op het ruimen van hun vee, maken veel los in de samenleving.

In deze tijd van mond- en klauwzeer worden boeren en burgers zeer indringend geconfronteerd met maatregelen waarin uitsluitend economische belangen domineren. Burgers, van wie boeren soms dachten dat die niets met de agrarische sector hadden, tonen nu hun medeleven. Uit de reacties die ik van boeren krijg blijkt dat deze sector dat overigens als een geweldige bemoediging ervaart. Door de mkz-crisis krijgen burgers ineens een heel ander beeld van het boerenbestaan. De economische dominantie deed soms vermoeden dat vee voor boeren niet anders was dan een product, dat zo snel mogelijk ter slachting werd geleid. Dat vertekende beeld is opengebroken. Het zou goed zijn wanneer boeren en burgers in onze samenleving samen gingen optrekken in de bezinning op de positie van het dier. Dat kan wanneer zowel de burger als het agrarisch bedrijf zich opener opstellen.

Verworden
In de afgelopen jaren is de veehouderij qua schaal en intensiteit gegroeid. Er moest steeds meer worden geproduceerd om tegemoet te komen aan de wens van de consument: een ruim assortiment aan vlees tegen een lage prijs. Dat was de nagenoeg de enige mogelijkheid voor de boer om te overleven. En hoewel hij aan het begin van de keten staat, heeft hij maar geringe invloed op dat proces. Het ruimen van dieren, zoals nu op een aantal plaatsen in het land gebeurt, doet velen opnieuw –en nu heel direct– beseffen dat in de huidige praktijk ethische afwegingen over de eigen aard en de positie van het dier een beperkte rol spelen. We spreken over voedselveiligheid, gesloten ketens en langjarige exportpositie. Daaraan leveren we het dier uit. Dieren op het boerenbedrijf staan in grote mate niet meer in de wei, maar in stallen. En als boer sluit je je stallen af voor buitenstaanders. Gevolg: het dier is steeds minder zichtbaar geworden. Sterker nog: het is verworden tot een product.

De economische dominantie heeft geleid tot een soort beleid op Europees niveau met ridicule uitwassen. Dieren in de dierentuin, die nooit in de voedselketen terechtkomen, mogen niet worden geënt. Een kudde bijzondere schapen wordt, ter wille van onze exportpositie, zonder slag of stoot geruimd. Terwijl ook daarvan valt te zeggen dat ze volledig buiten de voedselketen blijven. De fundamentele bezinning op de positie van het dier in de agrarische bedrijfsvoering is door de economische dominantie en de daarop ontwikkelde bedrijfsvoering, te zeer op de achtergrond geraakt. Dat is geen zaak die alleen de boer zich moet aantrekken. Het gaat ook de burger, in zijn rol als consument, aan. En zeker ook degenen die, via de export, profiteren van de situatie zoals die op het boerenbedrijf ontstaan is.

Tegen die achtergrond wil ik graag oproepen tot een bezinning op de positie van het dier. Het is van belang dat iedere boer en iedere burger zich bezint op de keuzes die hij maakt en daarbij oog krijgt en houdt voor cultuurbepalende vanzelfsprekendheden van de moderne landbouw. Dat geeft je zicht op het feit dat besluiten in de agrarische sector vooral, of zelfs alleen, op grond van rendementscijfers moeten worden genomen. Het aspect dierenwelzijn wordt door de sector vooral beleefd als een pakket eisen dat van buitenaf aan het agrarisch bedrijf wordt gesteld. De burger die, door zijn koopgedrag en in de keuzes die hij als consument maakt, medeverantwoordelijk is voor zulke eisen, heeft nauwelijks zicht op de consequenties daarvan voor het boerenbedrijf. In die cultuur is het vanzelfsprekend dat boeren voor hun bedrijfsvoering technische oplossingen prefereren en dat in Europese regelgeving economische belangen doorslaggevend zijn geworden. Zelfs zodanig dat bij een crisis als de huidige mkz-epidemie de afhankelijkheid van dat landbouwsysteem wel op een heel wrange manier duidelijk wordt.

Opnieuw doordenken
Laat de mkz-crisis een indicator mogen zijn dat ”hart voor je dieren” niet alleen blijkt uit hartverscheurende beelden over de band die boeren hebben met hun dieren, maar vooral uit een vernieuwing van het denken over de zin en de aard van het dier. Een vernieuwing van het denken, niet alleen bij boeren, maar ook bij burgers. Het ruimen van dieren tijdens de mkz-crisis confronteert de samenleving wel heel hard met de kenmerken van het huidige dominante denken, waarin het dier eigenlijk uitsluitend wordt gewaardeerd als product. Vanuit een christelijke levensbeschouwing op de bestemming van de schepping is er een aantal vragen te stellen bij dit denken.

De auteur is bestuursvoorzitter van de gereformeerd-vrijgemaakte vakorganisatie GMV. Het GMV gaf, ten behoeve van bezinning onder leden in de agrarische sector, recent de brochure ”Hart voor je dieren” uit.