Forum 5 april 2001

Duitsers en hun trots

Door R. R. Zeeman
Mag je er trots op zijn een Duitser te zijn? Of mag je er alleen maar blij om zijn? Of is het juist anders en kun je überhaupt maar beter geen Duitser zijn? In Duitsland is in de politiek en in de media weer eens een discussie rond deze vragen losgebarsten.

Het begon allemaal toen de christen-democraat Laurenz Meyer ruim twee weken geleden verkondigde voor eenieder die het wilde horen of niet: „Ik ben er trots op een Duitser te zijn.” Hij wist dat hij daarmee een rel zou veroorzaken. De slogan is immers jarenlang gebruikt door neonazi-groepen in Duitsland. In de aanloop naar de verkiezingen in de deelstaten Baden-Württemberg en Rijnland-Palts wilde de secretaris-generaal van de Duitse christen-democraten (CDU) met zijn uitspraak de stemmen van rechtse, patriottische Duitsers winnen, ofwel extreem rechtse partijen zoals de Republikaner de wind uit de zeilen nemen.

De minister van Milieu, het Groenen-lid Jürgen Trittin, reageerde direct op de uitspraak van Meyer. De christen-democraat was in zijn ogen niet alleen iemand die het uiterlijk van een skinhead had, maar ook de mentaliteit ervan had. De bewust beledigende uitspraak kwam Trittin duur te staan. In de Bondsdag kreeg de verbale strijd eind vorige week een vervolg. Voor het hele volk werd Trittin te kijk gezet. CDU-leider Merz noemde Trittin iemand „met een vastgeroest vriend-vijanddenken.” En zo iemand kon niet langer bewindsman zijn. Hij moest opstappen, eisten de christen-democraten.

Bondskanselier Gerhard Schröder is de hoogmoedige Trittin ook liever kwijt dan rijk, maar dat ging hem te ver. Als Schröder zijn minister had laten vallen, had dat een regeringscrisis betekend. En daarop zit de bondskanselier niet te wachten.

Uiteraard wisten de christen-democraten dat de sociaal-democraten de groene milieuminister niet zouden laten vallen. Het ging er de CDU alleen maar om nog eens te demonstreren dat zij vaderlandslievend zijn en dat het daar bij links, bij sociaal-democraten en Groenen, behoorlijk aan schort. En de weinig genuanceerde reactie bood daartoe een uitstekende gelegenheid.

Zelfs de Duitse president, Johannes Rau, bemoeide zich met de discussie. Hij verklaarde dat iemand „blij” of „dankbaar” kan zijn dat hij een Duitser is. Trots vond hij te ver gaan. „Je kunt slechts trots zijn op wat je hebt bereikt”, aldus Rau. De opmerking had de uitwerking van olie op het vuur. „Je kunt je afvragen of een president die op zijn land zo weinig trots is zijn land wel kan vertegenwoordigen”, brieste Thomas Goppel van de CSU, de Beierse zusterpartij van de CDU.

Met het oog op de komende parlementsverkiezingen droeg ook bondskanselier Schröder wat basaltblokken bij aan de discussie. „De conservatieven kunnen onze liefde voor Duitsland in twijfel trekken, maar wij hebben dit land niet in twee wereldoorlogen gestort.” En even later: „Ik ben trots op wat mensen hebben bereikt en op onze democratische cultuur. In die zin dat ik een Duitse patriot ben die trots op zijn land is.”

Schröder zei nog net niet dat hij er trots op is een Duitser te zijn. Tientallen jaren kon een Duitser absoluut niet zeggen dat hij trots was op zijn land. De Duitsers noemden zichzelf zelfs liever geen Duitser. Je kwam uit Berlijn of Hamburg, was een Rijnlander of een Beier, maar absoluut geen Duitser. Een Duitser werd al snel geassocieerd met een nazi. De Duitse president Gustav Heinemann zei in 1969: „Ik houd niet van mijn vaderland. Ik houd van mijn vrouw.”

Toch zou het een goede zaak zijn als de Duitsers minder krampachtig met het verleden zouden omgaan. Nu de Tweede Wereldoorlog en de gruweldaden van nazi-Duitsland steeds verder achter ons komen te liggen moet dat kunnen. Een heel volk kan niet tot in lengte van dagen voor de misdaden van het voorgeslacht worden veroordeeld. Tot 1933 had het Duitse volk (ook) mensen voortgebracht waar men trots op kon zijn. Denk alleen maar aan componisten zoals Beethoven en Bach. En wat te denken van Duitse theologen? Luther was toch ook een Duitser?

Na 1945 hebben de Duitsers een nieuwe republiek opgezet met een economisch en sociaal systeem dat op veel plaatsen in de wereld navolging heeft gevonden. Daar mogen de Duitsers best enthousiast over zijn.

Tegelijkertijd zijn er de twaalf gruwelijke jaren onder Adolf Hitler. Natuurlijk moet men die jaren in herinnering houden. Dat doet men ook in Duitsland. Het aantal boeken dat in Duitsland over de Tweede Wereldoorlog verschijnt is legio. En keer op keer leidt de oorlog en de omgang daarmee tot uitvoerige debatten.

Toch kan het geen kwaad als onze oosterburen de oorlog in breder perspectief zien. Ze moeten dus niet alleen kijken naar de oorlogsjaren, maar ook naar wat ze daarvoor en daarna hebben gepresteerd. Dan raken ze de innerlijke verkramping kwijt die ze door de oorlog hebben gekregen. Dan zullen ze zich in hun handelen minder laten leiden door hun emoties, maar zullen ze handelen uit rationele motieven. Dat is een goede zaak.

Wordt het ruim een halve eeuw na de oorlog tijd dat Duitsers rustig kunnen zeggen dat ze er trots op zijn Duitser te zijn? Misschien is het daarvoor nog wat vroeg, maar die tijd nadert wel zo langzamerhand. De christen-democraat Meyer zei het met de verkeerde instelling. Hij deed het om bruine stemmen te winnen. En gebruikte letterlijk de woorden van neonazi-groepen. Dat was niet verstandig.

Beter valt dan te leven met de woorden van Schröder als hij zegt dat hij „trots op zijn land is”, op „Duitslands democratische cultuur.” Met een dergelijke trots kunnen ook de buurlanden goed leven.