Forum 27 maart 2001

Reformatorische zorgen zijn ook evangelische zorgen

Samen doen wat samen kan

Reformatorische en evangelische christenen oriënteren zich in toenemende mate op hetzelfde, constateert ds. J. van Langevelde. Gereformeerden en evangelischen zouden meer samen moeten optrekken en zoeken naar een bijbelse weg. Donderdag volgt een bijdrage over hetzelfde thema van de hand van ds. M. J. Kater.

”Gereformeerd of Evangelisch?” Onder deze titel verscheen enkele jaren geleden een boekje. De schrijver ervan, dr. P. de Vries, gaat in op de aantrekkingskracht van het evangelische gedachtegoed op de gereformeerde gezindte. „Deze aantrekkingskracht” –zo schrijft hij– „kunnen we niet losmaken van de innerlijke zwakte en de crisis waarin de gereformeerde gezindte zich momenteel bevindt.” In deze manier van kijken en beoordelen wordt wat ”evangelisch” is, geduid als een bedreiging voor de (behoudende) protestantse kerken. En terugkeer naar het schriftuurlijk-confessionele heet dan het heilzame medicijn tegen dit evangelische virus. Deze antithetische wijze van benaderen doet een deel van de reformatorische achterban nog steeds goed. De kracht van het ”gereformeerde denken” is voor hen exclusief. Evangelische inbreng is niet gewenst. Hoewel deze zienswijze in alle oprechtheid geestelijke en kerkelijke winst beoogt, zal het vasthouden hieraan het verlies in de gereformeerde gezindte alleen maar doen toenemen. Haar innerlijke zwakte en crisis worden niet overwonnen door de eigen nestgeur binnen christelijk Nederland te versterken. Daarom zou ik ervoor willen pleiten dat openhartig kerkelijk kleur bekend wordt en dat vanuit een besef van lotsverbondenheid er een ruimere, meer broederlijke opstelling komt naar wat ”evangelisch” heet. Christenen voelen zich in de cultuur van onze dagen steeds meer in een isolement terechtkomen. Welnu, het besef van christelijke ”eigenwaarde” en het metterdaad als ”zout” in de samenleving werkzaam zijn, zal een krachtige impuls krijgen als het angstvallig afschermen van de eigen kerk- en geloofscultuur bínnen de muren van de christenheid verdwijnt.

Gedeelde zorg
Er is nog méér dat hiervoor pleit. Verrassend genoeg komt dat van ”de andere kant”. Wie in de laatste jaren zijn oor te luisteren heeft gelegd binnen de evangelische beweging, kan het niet ontgaan zijn dat ook daar gesproken wordt over ”innerlijke zwakte” en dat in meer dan één opzicht een gevoel van ”crisis” beleefd wordt. Veel van de reformatorische zorgen zijn ook evangelische zorgen. Ik noem de verontrusting over het werkelijk peilen van wat genade is, over de concrete uitwerking van het ”gij geheel anders” (levensheiliging), het geestelijk gehalte van het opwekkingslied dat in de samenkomst gezongen wordt, de grenzen van de vormen waarin het Evangelie gecommuniceerd wordt, de magere bijbelkennis en de onevenwichtige geestelijke groei van jongeren, het naar binnen gekeerde karakter van de geloofsgemeenschap, enzovoort. Van een evangelisch euforie –„bij ons gaat alles goed, halleluja”– is bij de leiders binnen deze beweging absoluut geen sprake. Er is een opmerkelijke overlap wat betreft de vragen waar zowel de tweede en vooral de derde generatie evangelische christenen als de gereformeerde gezindte mee worstelen. Daarom zou ik zo graag willen bepleiten dat ze hierin zo veel als maar mogelijk gezamenlijk een bijbelse en dus begaanbare weg zoeken.

Samen
Hoe heilzaam en verrijkend dit samen bidden en samen zoeken naar het plan van de Heere is, hebben velen uit de reformatorische en evangelische achterban in de afgelopen jaren reeds beleefd. Ik denk aan tieners, die bemoedigd en gestimuleerd werden op jongerendagen, gezinnen die trouwe bezoekers werden van EO-familiedagen, jeugdleiders uit alle denominaties die zich lieten toerusten op EA-dagen, cursussen zoals ”Aanstekelijk christen zijn” van Agapè, die ook binnen de gereformeerde gezindte nog steeds met veel vrucht gegeven worden, materiaal voor de veertigdagentijd (vasten), dat ook in orthodoxe kringen royaal z'n weg vond, Willow Creek-conferenties die door reformatorische christenen niet minder gretig dan door evangelische christenen werden bezocht en ingevulde ”gaventesten” van Christian A. Schwarz, die op de meest verschillende boekenplanken terug te vinden zijn. Het zijn zomaar een paar voorbeelden van gezamenlijk optrekken en het elkaar doen delen in dezelfde nood én het verlangen naar geestelijke vernieuwing die ieder in eigen leven en gemeente ervaart, ongeacht de kerkelijke kleur. Is dát nu ”innerlijke zwakte” of ”crisis” te noemen? Ik zie het meer als een belofte. Er is in ons land onder christenen een beweging gaande waarin een sterk verlangen leeft dat het gescheiden optrekken dat sinds de tweede helft van de vorige eeuw zo pijnlijk plaatsvond, zo veel als mogelijk wordt opgeheven. Sommigen zullen het bezorgd duiden als ”geestelijke nivellering”, maar voor mij is het meeste wat ik erin zie winst. Winst voor de Naam van Christus en winst voor onze godloze cultuur, als christenen de krachten weer bundelen en de ongeestelijke strijd niet meer naar binnen, maar de geestelijke strijd naar buiten gaan voeren.

Hoopgevend
Er zijn andere aanwijzingen, die ook hoop geven voor de toekomst. Steeds meer kerken in de gereformeerde gezindte komen er openlijk voor uit dat het niet meer lukt om op de ”oude en vertrouwde” wijze kerk te zijn. In de pers gonst het van signalen die afgegeven worden over en door predikanten die zich noodgedwongen moeten oriënteren op hun ambtsbeleving en -uitoefening. Er wordt steeds meer geschreven over ”pastoraat voor iedereen”, gemeenteopbouwcommissies worden in het leven geroepen en er is bezinning op wat Paulus noemt „toerusten tot dienstbetoon.” Ook theologisch is er in ditzelfde spoor het nodige in beweging. Ik noem bijvoorbeeld de aandacht voor de charismata –de gaven van de Geest–, de heroriëntatie op de klassieke visie op de ambtsstructuur en het thema van de ziekenzalving waar Jakobus in zijn brief over schrijft. Onderwerpen die onmiskenbaar door de invloed van de evangelische beweging op de gereformeerde agenda zijn gezet. En als we letten op de theologische literatuur die op grote schaal in evangelische boekhandels wordt gekocht, dan blijken auteurs uit de kring van de Engelse en Amerikaanse ”evangelicals” erg goed in de markt te liggen. In al deze ontwikkelingen is mijns inziens een duidelijke lijn aanwijsbaar: reformatorische en evangelische christenen oriënteren zich in toenemende mate op hetzelfde. En dat boeit en bemoedigt mij geweldig. Ik voel dus niet zo'n sterke behoefte om in termen van ”gereformeerd” of ”evangelisch” het eigene van het gereformeerde denken antithetisch voor het voetlicht te halen. Waarmee ik zeker niet wil suggereren dat er geen verschillen bestaan. Die zijn er. Soms zelfs heel grote. Maar daar kan en moet over gesproken en geschreven worden. Open en eerlijk, met de gezindheid van Christus. Dus sámen op zoek naar de Geest. En dat door maar één verlangen gedreven: „opdat zij allen één zijn... opdat de wereld gelove...” (Joh.17). Het is om die reden dat ik ook het werk van de Evangelische Alliantie in Nederland van harte steun en een warm hart toedraag. Haar verlangen om dienstbaar te zijn aan de vernieuwing, de opbouw en de eenheid van christenen is ook mijn verlangen. Daarin ben ik overigens bepaald niet de enige! Er blijkt in de laatste tijd een verrassende groei te zijn, ook juist van kerken uit de reformatorische achterban, die materialen opvragen en die zich aanmelden als lid...

De auteur is predikant van de christelijke gereformeerde Bethelkerk te Veenendaal en de nieuwe voorzitter van de Evangelische Alliantie.