Forum 24 maart 2001

Wat is de realiteit? Dat de Bijbel zo weinig ons hart raakt

Hoever gaat de
confrontatie met literatuur?

Het lezen van literatuur lijkt langzamerhand een must te worden, constateert ds. L. W. van der Meij na kennisname van een CLO-lezing van dr. Hans Ester in het RD van dinsdag 13 maart. De predikant vraagt zich af of er niet meer christelijke ascese nodig is. Hoever gaat de confrontatie met (moderne) literatuur? Mag morele beoordeling ervan nu wel of niet?

Ik loop met een paar vragen aan dr. Hans Ester. Maar voor ik ze stel, het volgende. In NRC Handelsblad van 12 maart 2001 is Henk Kraima aan het woord. Hij is directeur van de stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB), en organiseert al vijftien jaar de Boekenweek. En met zichtbaar succes. „Ik hoop zoveel acties te ontwikkelen, dat iedereen met de tong uit de mond erachteraan rent!” Deze zin wordt het ”mission statement” van Kraima genoemd.

Kraima (1950) is afkomstig uit het Noord-Groningse Onderdendam. „Het dorp was zeer gereformeerd”, aldus Arjen Fortuin in het NRC. „Kraima's eerste kennismaking met boeken verliep via zijn vader. Die werkte als kweker en later als groenteman in de streng gereformeerde gemeente, maar beheerde ook de bibliotheek van de plaatselijke kerk. De boeken die moreel ongeschikt waren voor de Groningse gelovigen, zoals ”For Whom the Bell Tolls” van Hemingway, belandden in de boekenkast van de familie. Zo groeide Henk Kraima op in de nabijheid van een verzameling ”verboden boeken”. Later zou hij niet alleen de door moslim-fundamentalisten bedreigde Salman Rushdie fel verdedigen, maar zich ook nooit veel gelegen laten liggen aan protesten van christelijke boekwinkels tegen bijvoorbeeld seksscènes in boekenweekgeschenken.” Henk Kraima dus, uit het zeer gereformeerde Onderdendam in Noord-Groningen.

Het is duidelijk dat Henk zijn horizon behoorlijk heeft verbreed. Hij is niet de eerste gereformeerde jongen die het avontuur van de verbeelding heeft ontdekt, en hij zal, als ik mijn voelsprieten mag geloven, ook de laatste niet zijn. Dit ter inleiding op mijn vragen aan Ester.

Knappere psychologen
Zowel uit het RD-verslag van de laatstgehouden dag van het Christelijk Literair Overleg (CLO) als uit de lezing van dr. Hans Ester in het RD van 13 maart 2001 krijg ik de indruk dat literatuur voor christenen niet alleen „geenszins overbodig” is, maar langzamerhand zelfs een must. Literatuur verbreedt je horizon, maakt emoties los en is nodig om een echte dialoog met de wereld aan te gaan. En niet te vergeten: literatuur houdt ons de spiegel voor die ons complexe bestaan verheldert. Volgens Enny de Bruijn poneerde Ester in de workshop zelfs de stelling dat de mens ingewikkelder is dan hij in de Bijbel wordt beschreven.

De vraag die mij bezighoudt is of de gereformeerde gezindte zich bewust is van het feit dat we stap voor stap meer ruimte claimen voor (moderne) literatuur. Ik herken van binnenuit heel veel van wat Ester signaleert. Moderne auteurs zijn ook in mijn ervaring vaak knappere psychologen dan christenen of die daarvoor doorgaan. Auteurs kunnen heel diepe gevoelens die ver weggestopt zijn losmaken. Dat is niet bepaald de sterkste kant van de bevindelijk gereformeerden. Dominee Johannes van der Poel had die gave. En Chaim Potok, in zijn beschrijving van de Joodse orthodoxie in Brooklyn. De gereformeerde gezindte is echter niet sterk op het emotionele vlak. Ik denk zelfs dat er veel gespeelde emotie is, zelfs in de allerheiligste verrichtingen.

Literatuur kan je horizon verbreden. Al moet je natuurlijk ook niet vergeten dat wat heel keurig ”verbreding van de horizon” heet, niet meer is dan gulzige Griekse nieuwsgierigheid. Athene, met zijn onverzadigbare nieuwshonger, is de bakermat van onze westerse ”beschaving”. Schrijven tussen twee culturen, is het thema van de Boekenweek. Het Nederlandse lezerspubliek is nu helemaal weg van exotische schrijvers uit Turkije, Marokko en Algerije. Uitgevers spelen er gretig op in.

Ongevoelig
En nu mijn vragen aan dr. Hans Ester en aan het CLO. Wat is de waarde van de romanliteratuur in het oproepen van emoties zoals tranen, verrukking en verlangen? En vooral als het gaat om fictie? Hoever moet ik mij laten meenemen door de auteur in zijn, door Ester bepleite, „vrije verbeelding”? De lezer mag volgens Ester geen zedenmeester zijn: maar mag ik alstublieft vanuit mijn christelijke beleving op tijd voorzorgsmaatregelen nemen? Kan ik bij het hanteren van literatuur nog iets leren van de Nederlandse veehouders, die momenteel alles in het werk stellen om hun veestapel te beschermen tegen bse en mkz? Welke taak heeft het CLO in het aangeven van gezonde voorzorgsmaatregelen? Veel studerende jongeren worden met literatuur geconfronteerd. Geijkte patronen staan inderdaad onder spanning. Maar is Ester niet te optimistisch over de christelijke weerstand tegen moderne en postmoderne literatuur?

Zou de toenemende belangstelling voor literatuur in het RD niet te maken hebben met een diepgewortelde ongevoeligheid voor de woorden van profeten, evangelisten en apostelen? Als John Bunyan zijn vertrek uit de stad Verderf autobiografisch beschrijft, zie ik een man met een Boek in zijn hand die siddert en weent. Hij is gegrepen door het Boek, dat hem zijn ondergang heeft aangekondigd, en tegelijk aandringt om een veilig heenkomen te zoeken. Het Boek heeft zijn horizon verbreed en zijn diepste emoties losgemaakt. Wat is de realiteit? Dat de Bijbel zo weinig ons hart meer echt raakt, in tegenstelling tot de literatuur. Wat schrijft de profeet Jeremia? „Als Uw woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten, en Uw woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschap mijns harten” (Jer. 15:16). En als dat gebeurt, hoeveel ruimte blijft er dan over voor met name fictieve literatuur?

Confrontatie
Dr. Ester voert een pleidooi voor inleving in de wereld van oorlogsslachtoffers en gevangenen in Algerije. Daarin kan ik mij heel goed vinden. Literatuur slaat bruggen naar voor ons onbereikbare werelden. Maar literatuur kan je ook meeslepen naar werelden waar God niet is en waar je als vrijgevochten Adamskind je vleugels uit kunt slaan. Dat heeft Kraima ook ontdekt en met hem veel anderen uit ”strenggereformeerde” gezinnen. Het klinkt dapper dat je de confrontatie moet aandurven. En dat het best kan zijn dat de lezer bepaalde zekerheden en geijkte patronen verliest. Maar van die ”fysieke veiligheid” van de lezer, die tamelijk beschermd in zijn fauteuil kennis kan nemen van de bonte en bizarre wereld om hem heen, ben ik nog niet zo zeker.

Mijnheer Ester, bent u niet te optimistisch over de ”genade” die wij ook in de natuur kunnen ontdekken? Ik ben het met u eens dat auteurs van buiten ontdekkend en verrassend kunnen schrijven, en horizonnen kunnen verbreden. Er zijn door de algemene goedheid van God nog steeds waardevolle dingen in een wereld „die in het boze ligt.” Maar hoever gaat de confrontatie? Er zijn theologen die op één citaatje van Paulus (Handelingen 17:28) een hele godgeleerdheid hebben gebouwd over het goede in de cultuur. En er werd opeens in de cultuur zo veel goeds ontdekt, dat het verschil tussen kerk en wereld, tussen licht en donker, nagenoeg helemaal verdween. Dat wilt u ook niet.

Ascese
Met andere woorden: is een beetje meer christelijke ascese niet echt nodig? Mag morele beoordeling van literatuur nu wel of niet? Zonder de Droogstoppel van Multatuli te willen zijn, staat het mij toch helemaal vrij om literatuur moreel te beoordelen? En zo nodig een tweede boek van een auteur niet meer te lezen omdat hij mijn Koning heeft beledigd? Ik schrijf de meest heidense schrijver als mens niet af. Maar op een gegeven moment lust ik zijn boeken niet meer.

Ik ben een liefhebber van oriëntaalse gerechten. Daar kom ik eerlijk voor uit. Maar bij bepaalde Chinezen kom ik nooit van mijn levensdagen een tweede keer. Van Mulisch heb ik inmiddels mijn buik aardig vol. Zeker na het lezen van ”De ontdekking van de hemel.” Er is bij hem namelijk helemaal geen hemel. Alleen een aardse hel. Hetzelfde geldt voor Marcel Möring met zijn ”In Babylon.” Ik heb deze boeken bij wijze van steekproef gelezen, al was het alleen maar om te weten wat er momenteel in Nederland leeft. En zo mogelijk met deze kennis toegang te krijgen tot het hart van mensen van mijn volk die een ziel hebben voor de eeuwigheid. Net zo goed als ik door hen gevangen kan worden, zou ik ze kunnen vangen met een Boek dat uitnemender is.

Christenen in de voormalige USSR vinden het lezen van iets anders dan de Bijbel tijdverspilling. Dat gaat mij te ver. Maar de intentie van deze positie kan ik heel goed meemaken. Misschien hebben wij gewoon meer Geest nodig, om minder optimistisch te zijn over de waarde van moderne literatuur. Een gezonde angst kan heilzaam werken. Mijnheer Ester, wat vindt u ervan?

De auteur is christelijk gereformeerd predikant in Driebergen.