Forum 15 maart 2001

Onderwijzen is niet zozeer een vat vullen, maar een vuur ontsteken

Leraar sleutel tot
goed onderwijs

Het beroep van leraar is uit de gratie geraakt. Maar klagen heeft geen zin, er zijn kansen te over. Drs. C. D. van Gammeren zou het toejuichen als de overheid maatregelen nam om het vak weer aantrekkelijk te maken. Zo moeten docenten de ruimte krijgen er ander werk bij te doen, zodat ze niet na een aantal jaren het gevoel krijgen vast te lopen.


In de roman Bint van F. Bordewijk komt het extreme voorbeeld voor van een leraar die het zijn leerlingen verbiedt nog langer vragen te stellen. Ter motivering van deze maatregel voert hij aan dat vragen stellen de leraar omlaagtrekt naar het niveau van de leerlingen, terwijl in zijn visie de richting op school juist andersom dient te zijn: leerlingen horen op te stijgen tot het niveau van de docent.

Natuurlijk, ik zei het al, dit is een extreem voorbeeld. Toch heeft deze passage mij geïntrigeerd zolang ik in het onderwijs werkzaam ben. Ze heeft te maken met het principe dat aan onderwijs ten grondslag ligt: leerlingen op een hoger niveau brengen. Er is nóg een element in deze roman dat mij altijd gefascineerd heeft, en dat is de binding die in de loop van het verhaal ontstaat tussen de docent en een van zijn klassen. Er groeit namelijk een band van vertrouwen en volgzaamheid, zonder dat de leerlingen hun eigen persoonlijkheid uitschakelen, terwijl de leraar toch niet bepaald zachtzinnig te werk gaat. In het begin is er zelfs sprake van een oorlogsverklaring tussen de leraar en de klas. Niettemin binden de leerlingen zich aan de leraar.

Arbeidssatisfactie
Genoemde roman verscheen voor de oorlog, in de jaren dertig. In de tweede helft van de afgelopen eeuw zijn de methoden in het onderwijs drastisch veranderd: in plaats van de docent die centraal staat, is het de leerling die in het middelpunt van de belangstelling is komen te staan. Zaken als kindvriendelijkheid, aansluiting bij de kinderlijke belevingswereld, het tutoyeren van leerkrachten, de nadruk op het didactische element in de lerarenopleiding zijn hier getuigen van. Tegelijkertijd zien we een devaluatie van de leraar. Met als gevolg dat het beroep van leraar –ik weet dat ik nu generaliseer– bij velen uit de gratie is geraakt. Wie wil er nu nog leraar worden? Het ministerie is zich inmiddels ook zorgen gaan maken: hoe krijgen we nog gekwalificeerde mensen voor de klas. Zelfs wordt nu de hulp ingeroepen van de bevolking –invloed van ons befaamde poldermodel– om ideeën aan te dragen om het onderwijs a) in de toekomst veilig te stellen en b) een vorm te geven die past in de eenentwintigste eeuw.

In het bestek van dit artikel is het niet mijn bedoeling dit soort ideeën aan te dragen. Wel wil ik hier enkele factoren noemen die aan goed onderwijs ten grondslag liggen en die mij na meer dan dertig jaar onderwijs nog steeds stimuleren en ervoor zorgen dat ik hierin nog dagelijks veel arbeidssatisfactie ondervind.

Ten eerste variatie. Ik heb achtereenvolgens gewerkt op een basisschool, een mavo, een lyceum en ben thans docent op de havo/vwo-afdeling van een brede scholengemeenschap. Ik ben decaan van de atheneumafdeling geweest en tevens zes jaar gedetacheerd geweest bij de Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken als projectleider onderwijs-arbeid. Naast docent ben ik directeur van CeBeOn-Europe BV, een organisatie die zich bezighoudt met na- en bijscholing van docenten op bedrijfslocaties. Ik heb plezier in mijn werk zonder ooit uit overtuiging voor het onderwijs te hebben gekozen.

Gemeenplaatsen
Die variatie is overigens niet iets wat je op een presenteerblaadje krijgt aangeboden, zoals de wervingscampagne ”Leraar – elke dag anders” ons wil doen geloven. Zoek als docent actief naar variatie. Directies moeten docenten die dat nastreven, de ruimte geven.

Enkele jaren geleden heeft Forum Vitaal Leraarschap een poging ondernomen om het project ”Wisselwerk” vorm te geven. Hierin werd de mogelijkheid geschapen leraren tijdelijk een andere baan of functie te laten vervullen met behoud van rechtspositie. Jammer genoeg is dit project onvoldoende uit de verf gekomen. Wellicht dat het te vrijblijvend is gepresenteerd. Het zou mijns inziens aanbeveling verdienen om wisselwerk verplicht te stellen, zoals men dat ook in het bedrijfsleven wel tegenkomt: om de zoveel jaar een andere functie. Dit schept bovendien de mogelijkheid voor leraren een carrièrepatroon uit te stippelen, iets wat tot nu toe in de meeste gevallen ontbreekt. Hierdoor krijgen veel docenten na een aantal jaren het gevoel vast te lopen, op een doodlopende weg te zitten.

Ten tweede houden van leerlingen, zonder lief voor hen te zijn. Men zou ook kunnen spreken van begaan zijn met. Hierin passen geen gemeenplaatsen als „de jeugd van tegenwoordig...” gevolgd door een reeks van negatieve toevoegingen. Mijn ervaring is dat de jeugd –sceptici zullen me verwijten dat ik generaliseer– haar best wil doen en niets liever wil dan een positieve bijdrage leveren aan de maatschappij. Men moet –en docenten zijn degenen die daar bij uitstek de gelegenheid voor hebben– jongeren het besef bijbrengen dat zij het zijn op wie de maatschappij straks moet kunnen rekenen, dat zij het zijn die straks onze verantwoordelijkheden moeten overnemen.

Vinkje
Ten derde vakkennis. Docenten die doorgaans het meest worden gewaardeerd, zijn zij die iets te vertellen hebben, hun vak verstaan, daar vol van zijn en dat weten uit te dragen en over te brengen. Onderwijzen moet niet gezien worden als het vullen van een vat, maar als het ontsteken van een vuur. Dit vereist van de persoon voor de klas wel, dat hij of zij een vonk in zich draagt om dit vuur te ontsteken.

In de lerarenopleiding moet weer meer nadruk komen te liggen op vakkennis. Hiermee bedoel ik de eerste plaats diepgang in de gekozen studierichting, of dat nu wiskunde, Frans of welke studierichting ook is. Elke leraar moet beseffen dat er minstens een meter kennis nodig is om één centimeter over te kunnen dragen. Uiteraard kan en mag didactische vaardigheid hierbij niet ontbreken. In dit licht is blijvende scholing noodzaak. 'Lifelong learning' is wat een docent zich moet getroosten om het vol te houden, maar anderzijds zal hij ook de voldoening ervaren die dit geeft. Niets is zo dodelijk voor het onderwijs als een verveelde leraar.

Afsluitend wil ik erop wijzen dat klagen over het onderwijs geen zin heeft: het brengt mensen in een vicieuze cirkel met fatale afloop. Blijven zoeken naar nieuwe mogelijkheden, nieuwe kansen is daarentegen de boodschap. Het ”studiehuis”, in welke vorm dan ook, biedt er voldoende. Ik wil echter niet nalaten hier ook een nadelige ontwikkeling van het nieuwe voortgezet onderwijs te noemen, het zogenaamde ”afvinksysteem van handelingsdelen”. Hierbij ontvangen leerlingen een 'vinkje' voor een verplichte 'handeling', zoals het maken van een leesverslag. Dit afvinksysteem daagt leerlingen onvoldoende uit een goede prestatie neer te zetten: te gauw wordt genoegen genomen met het 'vinkje'.

Ruimte
Degenen die sceptisch staan tegenover het studiehuis, moeten echter beseffen dat het een logisch gevolg is van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Immers, elk tijdsbestek stelt nieuwe vragen op blijvende terreinen zoals het onderwijs. Deze tijd met ongekende (technische) mogelijkheden eist nieuwe vormen van onderwijs. Vormen waarbij zowel leerlingen als docenten gestimuleerd worden te exploreren. Voor de overheid is de taak weggelegd om de explorerende schoolbevolking daartoe de ruimte en de middelen te bieden.

De auteur is docent Nederlands en Engels aan het Dongemondcollege te Raamsdonksveer.