Forum | 10 maart 2001 |
Albanese extremisten sturen welbewust op oorlog aanKosovo siddert, en zwijgtDe onlusten in Zuid-Servië en het moorden in Kosovo gaan door. Albanese extremisten in Kosovo krijgen te veel ruimte. Als het Westen hen hun gang laat gaan, kan dit in het ergste geval tot oorlog leiden, vreest Beqë Cufaj. Ook in het wankele Macedonië zou het tot oorlog kunnen komen. Snel ingrijpen door het Westen is geboden, schrijft hij. In Kosovo vond onlangs de teraardebestelling plaats van de tien slachtoffers van de jongste aanslag van Albanese extremisten op Servische burgers. Evenals bij voorgaande aanslagen valt te vrezen dat tegen de daders geen strafrechtelijk onderzoek van de grond komt. Terwijl Servische moeders bij de graven van hun dierbaren weenden, verzamelde de literaire scene van Kosovo-Albanezen zich in hotel Grand in de hoofdstad Pristina, om het beste boek van afgelopen jaar aan te wijzen. De prijs ging postuum naar een Albanese schrijver die bij een moordaanslag door Albanese extremisten om het leven was gekomen. Met geen enkel woord veroordeelden de om hun collega treurende schrijvers het geweld tegen de Serviërs in hun land. Genormaliseerd Eveneens op dezelfde dag beweerde een Albanees-nationalistisch dagblad in Pristina dat buitenlandse geheime diensten in samenwerking met de Servische leiding in Belgrado de bom onder de bus met Servische burgers bij Podujevo, in Noord-Kosovo, hadden gelegd en hadden laten ontploffen. De gematigde intellectuelen en journalisten betoonden in hun commentaren eerder bezorgdheid om gezichtsverlies vanwege het bloedbad dan verbijstering over de dood van onschuldige mensen. Ruim anderhalf jaar na het einde van de oorlog reserveert de intellectuele en politieke elite van de Kosovo-Albanezen de slachtofferrol nog altijd uitsluitend voor de Albanezen. Men wordt het niet moe de Serviërs tot verwerking van hun verleden te manen en de uitlevering van de afgezette dictator Slobodan Milosevic voor het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag te eisen. Men verlangt de vrijlating van de nog altijd in Servische gevangenschap verkerende ongeveer 700 Albanese oorlogsgevangenen. Men wil duidelijkheid over het lot van de meer dan 3000 tijdens de oorlog verdwenen Albanezen. Dat is begrijpelijk. Maar zou het niet tijd zijn ook eens na te denken over de tegenwoordige toestand waarin de intellectuelen, de politici en de burgers in Kosovo zich bevinden? Zij zijn namelijk gezamenlijk in een doodlopende steeg beland, en hoe langer ze daarin doorlopen, des te moeilijker het wordt om te keren. Sinds juni 1999 doen buitenlandse soldaten en politieagenten al het mogelijke de vrede in Kosovo veilig te stellen. Dankzij internationale organisaties heeft het openbare leven zich tot op zekere hoogte genormaliseerd. De Albanezen bouwen hun verwoeste huizen opnieuw op, repareren elektriciteits- en waterleidingen. De missie van de Verenigde Naties bouwt aan een bestuur en zet een persoonsregistratie op. De telefoons werken weer. Vele kleine geneugten verlichten het leven van alledag. Energiek De wet van de wraak geldt: oog om oog, tand om tand. Wat de Albanezen gisteren nog door Serviërs werd aangedaan, doen de Albanezen nu zelf de Serviërs aan. En waar men geen Serviërs meer vindt, zoekt men naar Albanese 'verraders'. Welke elementen gaan achter deze gewelddadigheden schuil? In het bijzonder Albanese extremisten. Ze werpen zich als de hoeders van nationale belangen van Kosovo-Albanezen op. Ze willen dat de internationale gemeenschap van staten zich zo snel mogelijk uit Kosovo terugtrekt, zodat ze zelf het land kunnen beheersen. Dat is hun voorstelling van een onafhankelijk Kosovo. Maar waarom hebben de gematigde politieke leiders, achter wie de meerderheid van de Kosovaarse bevolking staat, dan niet de moed dit schandalige streven glashelder te veroordelen? Waarom roepen ze de meerderheid, die in rust en vrede wil leven, niet op samen met hen zich schouder aan schouder tegenover de extremistische minderheid op te stellen? Omdat ze zelf, eenzijdig en kortzichtig, de vraag naar onafhankelijkheid boven al het andere stellen. Hoe zal een onafhankelijk Kosovo er onder de zojuist beschreven omstandigheden uitzien? Terwijl een zachte bries het voorjaar aankondigt, ruikt het op de Balkan alweer naar oorlog. Daarom moet het Westen snel en energiek ingrijpen. De onderling verdeelde leiders van de Kosovo-Albanezen moet duidelijk worden gemaakt dat de internationale statengemeenschap geen ontwrichting van de regio zal toestaan. Tegelijkertijd moet bij de burgers van Kosovo de overtuiging postvatten dat het Westen de verlangens van de Albanezen ook na de politieke veranderingen in Belgrado nog serieus neemt. Macedonië Op deze wijze winnen de extremisten terrein. De onlusten in Zuid-Servië en de moorden in Kosovo gaan door. En wat nog erger is, ook in het wankele Macedonië zou het tot oorlog kunnen komen. De extremisten wensen dat. Wanneer het Westen dat niet wenst, moet het ingrijpen. Snel. De auteur, geboren in 1970 in het West-Kosovaarse Deçani, woont in de buurt van Stuttgart. Hij publiceerde dit artikel eerder in de Frankfurter Allgemeine Zeitung. |