Forum | 6 maart 2001 |
AlcoholDoor dr. C. S. L. Janse In Nederland wordt niet systematisch bijgehouden of sterfgevallen te maken hebben met alcoholgebruik. Maar dat drank voor jongeren (en ouderen) een belangrijke risicofactor vormt, is duidelijk. Nogal wat verkeersongelukken gebeuren onder invloed van alcohol. Veel uitgaansgeweld barst los als mensen meer op hebben dan verstandig is. Drank maakt meer kapot dan je lief is, zo luidde de slogan die enkele jaren geleden gehanteerd werd. En terecht. Maar net als met roken geldt ook ten aanzien van drank dat veel mensen niet vatbaar zijn voor rationele argumenten. Ook al is algemeen bekend dat je na een aantal biertjes (of andere alcoholica) niet meer goed weet wat je doet, toch is het voor veel mensen moeilijk om maat te houden. De druk van de sociale omgeving speelt hierbij ook een grote rol. Men wil niet voor de ander onderdoen. Hoe moet de overheid omgaan met dergelijke genotmiddelen die duidelijk een verslavende werking hebben? Hoge accijnzen dragen er in ieder geval toe bij dat het de verslaafden flink wat geld kost. Zodoende betalen ze zelf de maatschappelijke kosten van hun verslaving. Of de hogere verkoopprijzen ook in belangrijke mate de consumptie afremmen, is maar de vraag. Mensen hebben tegenwoordig veel geld te besteden en jongeren vormen daar geen uitzondering op. Het feit dat je een hoop geld uitspaart door niet te roken en je alcoholgebruik te matigen, is nauwelijks van invloed op het menselijk gedrag. Drooglegging Dat is in Amerika wel gebleken toen daar na de Eerste Wereldoorlog de vervaardiging en import van alcoholische drank totaal verboden werd. Dat verbod werd zelfs in de grondwet vastgelegd. Het bleek echter niet te handhaven en moest in 1933 ingetrokken worden. Er zijn nu eenmaal grenzen aan wat de overheid kan afdwingen. Een op zich goede maatregel kan zulke averechtse effecten hebben dat hij beter maar kan worden ingetrokken. Dat moeten we ook op ander gebied niet uit het oog verliezen. Bij de drugsbestrijding bekruipt je soms wel eens de gedachte dat de onderwereld het meeste profijt heeft van het huidige beleid. Ook in Europa was na de Eerste Wereldoorlog de gedachte van de drooglegging actueel. In Finland werd eveneens alle alcoholhoudende drank verboden. Maar ook daar moest het verbod vanwege de smokkel en de illegale drankproductie worden opgeheven. In Zweden, waar een dergelijk droogleggingsvoorstel in 1923 met een krappe meerderheid werd verworpen, ging men over tot een distributiesysteem. Onder invloed van de mededingingsregels van de EU worden daar nu de laatste beperkingen op de drankverkoop ongedaan gemaakt. Bij ons werd in 1919 een staatscommissie ingesteld om na te gaan hoe de alcoholproductie beperkt kon worden. Veel leverde dat niet op. Wel werd de accijns op gedistilleerd verdubbeld. Al eerder was het AR-kamerlid Rutgers met een initiatiefvoorstel gekomen om gemeenten de mogelijkheid te geven de verkoop van sterke drank te verbieden. Dit stelsel van de plaatselijke keuze werd echter tot tweemaal toe door de Eerste Kamer verworpen. Geheelonthouders Toch heeft het geheelonthoudersstandpunt in orthodox-protestantse kring nooit op grote schaal ingang gevonden. Uiteraard werd drankmisbruik afgewezen, maar een beperkt gebruik werd aanvaardbaar geacht. Gold bij evangelischen, althans vroeger, niet roken en niet drinken als een kenmerk van een ware christen, in gereformeerde kring is dat nooit zo gezien. Men kan ook moeilijk zeggen dat de Bijbel vanuit een geheelonthoudersstandpunt geschreven is. Dat neemt niet weg dat waarschuwingen tegen drankmisbruik ook in kerkelijke kring zeker op hun plaats zijn. Dronken mensen vroeger om hun armoede te vergeten, thans is eerder de welvaart een probleem. |