Forum 1 maart 2001

Het verleden van
Joschka Fischer

Door R. R. Zeeman
De schaduw van zijn radicale verleden blijft Joschka Fischer achtervolgen. Op de dag dat de Duitse minister van Buitenlandse Zaken vorige week naar Washington vertrok, opende het openbaar ministerie in Frankfurt een gerechtelijk onderzoek tegen hem wegens meineed.

Tijdens het proces tegen RAF-terrorist Klein, een vroegere vriend van Fischer, ontkende de minister te hebben samengewoond met de latere RAF-terroriste Margrit Schiller. In het proces-Klein vroeg de officier van justitie of er „in uw woongemeenschap mensen hadden gewoond of tijdelijk hadden gewoond” die tot de RAF of andere terroristische groepen konden worden gerekend. Fischer kon het zich niet herinneren en zei dat hij niet in één, maar in vele woongemeenschappen had geleefd.

„Trefwoord Margrit Schiller”, probeerde de officier nog eens. „Nee, met haar heb ik niet samengewoond. En ik zeg ook meteen: Ik had met haar ook geen verhouding”, zei Fischer letterlijk.

Margrit Schiller is pas later veroordeeld wegens terrorisme, maar werd niet door de politie gezocht ten tijde van haar verblijf met Fischer in een van de woongemeenschappen. Ze schreef later in haar autobiografie: „Daniel Cohn-Bendit nodigde mij uit in zijn woning te verblijven. Ik nam zijn aanbod aan en bleef daar een paar dagen. Hij woonde met Joschka Fischer en anderen in een oude woning. Ik ontbeet met hen en 's avonds liep ik samen met hen de kroegen af.”

Toen Fischer kort na de rechtszitting met deze passage werd geconfronteerd, zei hij dat hij mogelijk met Margrit Schiller had ontbeten en met haar had gesproken. Daarop dienden zeven burgers een aanklacht wegens meineed in.

Tegelijkertijd hangt de minister van de Groenen een parlementair onderzoek boven het hoofd vanwege deelname aan een PLO-congres en wat hij daarover heeft gezegd. In 1969 nam Fischer deel aan een PLO-solidariteitsconferentie in Algiers. Yasser Arafat hield er een felle toespraak en in een resolutie werd de „eindoverwinning” op de Joodse staat beloofd.

Fischer heeft in een interview met het weekblad Der Spiegel gezegd dat hij tussen 1966 en de jaren negentig niet in het Midden-Oosten is geweest. Staatssecretaris Volmer (Groenen) verdedigde zijn baas voor de Bondsdag met de suggestie dat Der Spiegel Fischers woorden had verdraaid. Ook meldde hij dat Fischer de conferentie na een uur „uit verveling” had verlaten. Dat moest het ministerie later corrigeren. Collega-delegatieleden van destijds meldden dat Fischer van het begin tot het einde aanwezig was geweest.

Politici van CDU en CSU eisen inmiddels Fischers aftreden, omdat hij Duitsland niet meer in het openbaar zou kunnen vertegenwoordigen. Ze overwegen de instelling van een enquêtecommissie. Als blijkt dat Fischer op de PLO-conferentie de radicale opvattingen van de Palestijnen heeft ondersteund, is hij als minister niet meer te handhaven, aldus Edmund Stoiber, de Beierse minister-president (CSU).

Ook in het parlement van de deelstaat Hessen wil de conservatieve meerderheid een enquêtecommissie instellen die haar licht moet laten schijnen over Fischers betrokkenheid bij het gooien van brandbommen naar het Spaanse consulaat in 1975.

De christen-democraten, die het op dit moment slecht doen in de opiniepeilingen, doen alles om de zaak-Fischer levend te houden. Fischer wordt gezien als de belangrijkste pijler van de coalitie na bondskanselier Gerhard Schröder. Het is de vraag of de rood-groene coalitie zonder hem kan voortbestaan.

Kaneslier Schröder heeft herhaaldelijk het „volste vertrouwen” in zijn vice-kanselier en coalitiepartner uitgesproken. Maar ook in Schröders SPD wordt inmiddels voorzichtig over Fischer geklaagd. Hij zou de waarheid over zijn verleden slechts stukje bij beetje naar buiten brengen. „Joschka Fischer moet nu op tafel leggen wat er echt is gebeurd”, citeerde Bild am Sonntag het SPD-Bondsdag- lid Verena Wohlleben.

Het is goed te begrijpen dat de oppositie munt wil slaan uit de zaak-Fischer. SPD en Groenen weten als geen ander hoe dat spel wordt gespeeld, zoals blijkt in het nog lopende parlementaire onderzoek tegen oud-kanselier Helmut Kohl.

Fischer doet alsof hij het slachtoffer is van een publieke drijfjacht, van een lastercampagne. Voortdurend herhalen hij en zijn groene partijleden dat hij tijdens het congres in Algiers nog maar 21 jaar was en dat hij zich in zijn latere politieke leven vaak solidair met Israël heeft betoond.

En inderdaad, tijdens de Golfoorlog, waar hij als groene tegen was, demonstreerde hij met de Joodse gemeenschap van Frankfurt tegen de Iraakse aanvallen op Israël. De Israëlische oud-ambassadeur in Berlijn Avi Primor zei op de Duitse televisie dat Israël „de beste betrekkingen” had met Fischer, die zijn partij met Israël heeft verzoend.

Toch is twijfel aan Fischers geloofwaardigheid op zijn plaats. Duitsland loopt op internationaal terrein het gevaar een politieke lichtgewicht te worden. Het is voor de Bondsrepubliek beter dat Fischer zijn biezen pakt. Voor de Bondsdag gaat dan wel een vlot van de tongriem gesneden en daardoor populairste politicus verloren, maar dat moet dan maar.

Deze bewindsman is niet meer op zijn woord te geloven. Eerst beweren nooit met de terroriste Margrit Schiller te hebben samengewoond en later de woorden moeten terugnemen. Eerst zeggen na 1966 nooit meer in de Arabische wereld te zijn geweest en later de woorden terugnemen. Eerst zeggen nooit molotovcocktails te hebben gegooid en later... Dat gaat (voorlopig nog) te ver. Maar intussen vraagt iedereen zich wel af wat nog waar is bij deze minister. „Tschüs, Joschka!”