Midden in de week maar zondag nietDoor G. Roos Mag een predikant, een ouderling of een diaken minder dan een 'gewoon' gemeentelid? Dat valt op grond van Gods Woord niet vol te houden. Desondanks legde de Dordtse Kerkorde in de artikelen 79 en 80 aparte regels vast betreffende tucht over ambtsdragers. In verband met hun voorbeeldige verantwoordelijkheid. Soms spitst de vraag over wat wel of niet mag zich toe rond de kwestie of iemand als hij dit of dat doet ouderling kan zijn. Zo gebeurde het in een plaatselijke gemeente van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) binnen de classis Rotterdam. Iemand stond op de kandidatenlijst. Maar hij werkt op zondag. Het ging om een bakker. Zijn bedrijf verplicht hem 's avonds al te beginnen. Hij kan gewoon twee keer naar de kerk op zondag. Keurig. Toch maken gemeenteleden bezwaar. Daar is niets vreemds aan. Zij houden het bij het oude. Opmerkelijker is dat de classicale vergadering eind januari de bezwaren afwees. Een soortgelijke zaak speelde trouwens al eerder. De vrijgemaakte synode van Leusden 1999 moest reageren op de preek van een predikant die zei dat de zondag geen goddelijke, maar een goede menselijke instelling is. De vergadering sprak uit de opvatting dat de zondag als rustdag niet gegrond is op een goddelijk gebod niet te veroordelen. In de regio Rotterdam lijkt de kerk een stap verder te gaan. Door het bezwaar tegen het op zondag werken van een ambtsdrager te verwerpen. De classicale vergadering lijkt eenvoudig de lijn van Leusden door te trekken. Niet slechts de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) worstelen met het probleem of is de strijd al beslecht? Ook in andere kerken waar vanouds zondagswerk als zonde geldt, duikt het op. Je zal maar bakker zijn en de winkels 's maandags in de vroegte moeten bevoorraden. Of vrachtwagenchauffeur. Die door de baas wordt gedwongen al op zondagavond te gaan rijden. Moet je de bakkerij verkopen? Een gereformeerde baas met vrachtwagens opzoeken? Wanneer beschouwt de kerk iets als een werk van noodzakelijkheid? Wat voor sommigen een simpel alzo zegt de Heere is, blijkt voor anderen een strootje in plaats van een sta-in-de-weg. Ook elders is de kwestie aan de orde. Het bakkersberoep blijkt kwetsbaar. Niet als het gaat om broodjes aan de voor- of achterdeur te bezorgen. Wel als het de productie betreft. Niet altijd valt een kerkelijk besluit net eender uit als in Leusden of Rotterdam. De synode van de Gereformeerde Gemeenten deed in 1998 een rapport het licht zien dat zondagsarbeid in principe als ontoelaatbaar ziet en uitzonderingen beperkt. Het stuk benadrukt dat het woord sjabat qua grondbetekenis zegt: ophouden met iets. Zo wordt het onder andere gebruikt in Genesis 8:22: Voortaan al de dagen der aarde zullen zaaiing en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht, niet ophouden. En dat begrip kreeg ook de speciale betekenis van ophouden met de arbeid zonder dat het woord arbeid of werk genoemd wordt. Daarnaast komt het aspect van het zoeken van de rust die er overblijft voor Gods volk aan de orde. Een zegen op die dag ontvangen in Gods huis en in het onderzoek van Zijn Woord, in het verstaan van de grote werken Gods in natuur en genade... Van enig ontkennen dat de zondag als rustdag de oorsprong vindt in een goddelijk gebod is geen sprake. Veel gereformeerde vaderen die dicht bij de Reformatie stonden wilden daar immers niet van weten. De Westminster Catechismus houdt de jeugd voor dat God in Zijn Woord door een moreel en eeuwig gebod speciaal één dag in de week als rustdag aanwijst om die voor Hem heilig te houden: de laatste dag van de week vanaf de schepping tot de opstanding van Christus; daarna de eerste. Uitspraken van de zeventiende-eeuwse synode van Dordt sluiten daarbij aan. Er is, zeiden de afgevaardigden, iets ceremonieels en iets moreels in het vierde gebod. Ceremonieel is de rust van de zevende dag die aan het Joodse volk in het bijzonder was opgelegd. Moreel is dat er een bepaalde, gezette dag aan Gods dienst gewijd moet zijn. Een dag waarop alle slaafse arbeid, uitgezonderd die welke de liefde en tegenwoordige noodzakelijkheid vereisen. De classis Rotterdam lijkt dat standpunt te verlaten. Dat is verdrietig. Volgens de assessor moet een kerkenraad pas iemand aanspreken als diens bijwonen van de eredienst in het nauw komt. Ligt dat in de lijn van wat dr. J. Douma schrijft in zijn boek over De Tien Geboden? Hij spreekt over een grijze zone van arbeid, die niet doorzichtig is als we het criterium van de noodzakelijkheid aanleggen. Het is dan zaak om voorzichtig te zijn in ons oordeel. En hij valt in dit geval Amesius bij, die aan ondergeschikten adviseert arbeid die noodzakelijk zou kunnen zijn als de baas hun beveelt te werken maar voor noodzakelijk te houden. Dat maakt het er niet gemakkelijker op zich een mening te vormen over wat wel en niet mag. Eigenlijk laat zo'n stellingname een heleboel vrij. Maar waar ligt de grens? De postmoderne cultuur stoort zich niet aan een 'groot verhaal' of een als autoritair beschouwde God. En dat levensgevoel dringt onstuimig op. Ook richting kerk. Mogelijk is het verlaten van de standpunten van Dordt en Westminster eigenlijk al een teken van beïnvloeding door dit hedendaags denken. De gedachte van de vrijgemaakte synode lijkt trouwens die van een eerdere uitspraak van de synodale Gereformeerde Kerken te raken. 'Moeder' gaf in 1967 een rapport uit over zondagsarbeid. Volgens dat stuk is het vierde gebod door Christus vervuld. En de zondag heet geen verplaatste sabbatdag, maar een herdenken van de opstanding van de Heere. Consequent zei de synode daarom toen dat op grond van de Heilige Schrift de zondagsarbeid als zodanig niet kan worden verboden, of als zondig worden gekwalificeerd. Het lijkt er telkens in de geschiedenis weer op dat de gestrengen de rekkelijken op termijn toch volgen. Dat zal in de toekomst blijken. Tijdens de afgelopen zaterdag gehouden landelijke vergadering zeg maar: synode van de Nederlands Gereformeerde Kerken bepleitte de predikant die de bijeenkomst opende verdergaande oecumene met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en de Christelijke Gereformeerde Kerken. Kan dat? Het lijkt verstandiger een pas op de plaats te maken. Zes dagen zult gij arbeiden. Midden in de week, maar op zondag niet. |