Kerken moeten eenduidig beleid voeren rond salariëring predikanten
Leven van het Evangelie is ingewikkeldDe salariëring van predikanten en anderen die in dienst van de kerken zijn, is niet altijd even goed geregeld, vindt Jan Westert. Zijn organisatie zette een richtlijn op voor kerken. Leven van het Evangelie of leven van een GMV-richtlijn schijnt voor sommigen een raar dilemma te zijn. Het is echter helemaal geen dilemma. Leven van het Evangelie betekent voor mij dat kerken ervoor moeten zorgen dat hun predikanten op een maatschappelijk behoorlijke wijze onderhouden worden. Overigens geldt dat ook voor andere personen die bij kerken als medewerker in dienst zijn. Zo moet een pastoraal werker niet fungeren als een goedkoop alternatief voor de dominee. Leven van een GMV-richtlijn of een kerkelijke richtlijn betekent niet anders dan een professionele poging om het uitgangspunt dat de dominee van het Evangelie moet kunnen leven, te vertalen in een praktisch hanteerbare regel. In de ingewikkelde 21e-eeuwse maatschappij is dat overigens een lastige klus. Door zo'n richtlijn hoeft niet iedere kerkenraad en commissie van beheer elk jaar weer het wiel uit te vinden en te discussiëren over de algemene grondslagen voor het traktement. Daartoe is de richtlijn ontwikkeld en wordt zij gehanteerd. Het is geen wet van Meden en Perzen. Aan de andere kant: als kerken vinden dat het een acceptabele regel is, kan de richtlijn ook niet ieder jaar ter discussie staan. Kerken en predikanten hebben ook belang bij enige uniformering. Zo kunnen en zullen de gezamenlijk aangegane emeritaatsverplichtingen fors oplopen. Op het moment dat individuele kerken ten behoeve van hun predikant even lekker financieel uit de band springen, zorgen zij indirect ook voor verhoging van lasten voor andere kerken. De roep om een forse verhoging vanwege individuele situaties mag iemand uit het hart gegrepen zijn, maar indien dat collectief moet plaatsvinden is het goed om wel even goed de consequenties te overdenken. En net als bedrijven via CAO's belang hebben bij een zekere mate van uniformiteit en collectiviteit in salarissystemen binnen een bedrijfstak om een te grote concurrentie op primaire arbeidsvoorwaarden te voorkomen, is dat voor kerken ook niet slecht. Richtlijn Terug naar de richtlijn van het GMV. Hoe werkt die richtlijn nu eigenlijk? Er is een viertal schalen op basis van zielental ontwikkeld. Er wordt rekening gehouden met een opbouw naar dienstjaren. We starten met een maandbedrag van bijna 4800 gulden. Dat bedrag is vergelijkbaar met een academische startfunctie. In twintig dienstjaren bereikt een predikant het maximumtraktement. Het systeem heeft bijvoorbeeld net als in het onderwijs iets stijfs. Waar elders door functieverandering en promotie carrièrepatronen kunnen versnellen, heeft de predikant te maken met een jaarlijks trendmatige systematiek. Helaas is iets beters nog niet gevonden. Het niveau van de traktementen beweegt zich tussen een minimum en een maximum. Het maximum is afhankelijk van het aantal te bearbeiden kerkleden. Ik zal niet ontkennen, dat ook daar best een paar arbitraire opmerkingen bij zijn te maken, in relatie tot workload enzovoort. In onze tijd zal het aantal adressen waarschijnlijk duidelijk hoger liggen dan in het verleden, terwijl het aantal te bearbeiden kerkleden niet opzienbarend is gewijzigd. Zulke veranderingen hebben echter wel gevolgen voor de werkhoeveelheid. Maar het maken van die opmerkingen heeft tot nu toe nog geen echte verbetering opgeleverd. Dat zal naar mijn idee ook niet gebeuren, zolang de kleine gereformeerde kerkgenootschappen, waar onze richtlijnen het meest worden afgenomen, niet komen tot een meer centrale aanpak. En een dergelijke structuurverandering zal ik zo vermoed ik wel niet meer meemaken. Redelijke maat Rond het niveau van de traktementen valt nog een aspect te belichten. Kunnen de bedragen de toets der maatschappelijke vergelijkbaarheid doorstaan? Nadat de richtlijnen een aantal jaren hadden gefunctioneerd zijn ze opnieuw geijkt en aangepast, dat wil zeggen opgetrokken. Het waren vooral ook de commissies van beheer zelf, die de noodzaak daarvan vanuit hun kerk onderstreepten. Nu functioneren de richtlijnen als een behoorlijk stelsel, maar het is niet moeilijk te bedenken dat er hogere salarissen en loonschalen zijn, zeker wanneer tevens rekening wordt gehouden met bonus- en winstdelingsregelingen. Maar het kost ook geen enkele moeite om schalen te vinden die aanzienlijk lager zijn. Het gaat echter om de vraag welke maat redelijk is. Voor de predikant moet een naar maatschappelijk gebruik ordelijk inkomensniveau gelden. Ik heb de indruk dat er op dat punt niet alles aan schort. En als we na toetsing ervan overtuigd zijn dat de niveaus niet goed zijn, nodigen we de kerken uit ze te herijken. Laten we dan ook gelijk accepteren dat dat effect heeft op de kerkelijke begrotingen en dus ieders eigen geefpatroon. Het is namelijk onmogelijk om traktementniveaus bij te stellen zonder je rekenschap te geven van de omvang van de gemeente, hoewel het ook slecht is als traktementen niet op orde zijn vanwege de begroting. Ook deze verwevenheid pleit voor een zekere onafhankelijke en uniforme benadering van traktementen en de regelmatige aanpassing van die traktementen met het percentage van de gemiddelde CAO-loonstijging in ons land. Artiest Ik zou willen dat ik deze beschouwing nu kon besluiten, maar helaas. Tot nu toe heb ik het traktement vergeleken met het brutoloon, zoals dat bij velen van ons een bekend bedrag is. Twaalf keer plus vakantietoeslag is dan het jaarsalaris. En zo vergelijken we graag. Helaas gaat die vlieger bij de dominee net weer even niet op. Ook op financieel gebied blijft het ambt bijzonder. De predikant is geen werknemer, maar ook geen ondernemer. Net als de artiest hangt de predikant er wat tussenin. Dat maakt een vergelijking lastig, dat maakt ook dat aan de richtlijnen van het GMV een doorrekenmodel is gekoppeld vanwege een aantal effecten van sociale lasten et cetera, die voor de gemiddelde werknemer buiten zicht blijven maar wel in rekening moeten worden gebracht. Pas dan kun je het echte traktement uitrekenen. Dus het bedrag op de kerkelijke begroting mag u niet zo maar met uw brutoloon vergelijken. En dan ben ik er nog niet. Dit artikel is geschreven achter een bureau, in een kantoorvertrek, op een computer, met gebruikmaking van literatuur et cetera, die ik als vanzelfsprekend tot mijn beschikking aanwezig acht en waar mijn werkgever voor zorgdraagt. De predikant maakt ook zulke kosten. Het valt mij op dat er wel eens te gemakkelijk van wordt uit gegaan dat dergelijke kosten al in het traktement zitten. Dat is dus niet zo. Dat betekent dat kerken zich rekenschap moeten geven van aanvullende beroepskosten. Daar bestaan ook richtlijnen voor. Inclusief de vergoeding voor gemaakte autokosten zullen deze vergoedingen al snel zo'n 12.000 gulden per jaar bedragen. Ik kom regelmatig situaties tegen die dat niveau bij lange na niet bereiken. Dus betaalt de predikant die kosten uit zijn traktement, en hoewel hij kosten voor een deel kan aftrekken, beïnvloedt het wel zijn besteedbaar inkomen. Als er iets moet veranderen, is het goed om juist naar deze posten te kijken. In veel gevallen kan dat door ze eerst maar eens in overeenstemming met richtlijnen te brengen. Belastingstelsel Het komende jaar zullen we daarbij ons bovendien moeten realiseren dat het fiscaal regime door het nieuwe belastingstelsel daarbij op dit punt voor de predikant, en dus voor de kerken, er niet gemakkelijker op wordt. De mogelijkheid van het pseudo-werknemersschap lost dat ook niet echt op. Dat verlegt vooral de administratieve verplichtingen van de predikant naar de kerk. De dominee wordt iets minder afhankelijk van de grillen van de fiscus, iets meer van de vergoedingsbereidheid van de kerk. Leven van het Evangelie is in de Nederlandse samenleving een ingewikkelde bezigheid. Ik hoop dat we deze niet nodeloos moeilijker maken door elkaar regelmatig met losse flodders te beschieten. Dan kan er beter maar kritisch worden gelet op richtlijnen zoals die binnen kerken en kerkgenootschappen fungeren. Die kunnen in overleg en op basis van constructieve voorstellen worden aangepast en kunnen er zo toe bijdragen dat de predikant zich kan concentreren op zijn echte taak, namelijk het Evangelie aan u en mij en hopelijk nog veel meer mensen te verkondigen. De auteur is algemeen secretaris van de vakorganisatie GMV, een organisatie die richtlijnen en arbeidsvoorwaardenregelingen ontwikkelt voor predikanten, pastoraal medewerkers en kosters. |