Forum 27 januari 2001

Te vaak durven christenen niet uit te komen voor hun geloof

Nederland lijkt
koers kwijt te zijn

Onze samenleving lijkt op een schip dat is losgeslagen van zijn ankers, een schip zonder roer of kompas. Nederland heeft nieuwe leiders nodig, die zich niet volledig laten leiden door hun ”tolerantie”. Dat zei mr. A. A. M. van Agt woensdagavond in de Comenius-lezing, waarvan hierna een samenvatting volgt.

Al sinds zijn ontstaan staat Nederland te boek als een tolerant land. Zo ziet de buitenwereld ons en zelf zijn we nogal op deze betiteling gesteld. Eertijds, toen de opstand tegen de koning van Hispanje begon, was ons land een vrijplaats voor vervolgde hugenoten, voor sefardische Joden die uit het Iberische schiereiland werden verdreven, voor vrijzinnige geesten die niet wilden leven onder de knoet van de hertog van Alva. Ook Johan Amos Comenius, uit Moravië verbannen, vond –in de 17e eeuw– een toevlucht in Nederland.

Voor velen was de Republiek der Verenigde Nederlanden een toonbeeld van tolerantie. Maar ideaal was het niet. De rooms-katholieken werden zwaar gediscrimineerd. Dat is zo gebleven tot aan de Franse overheersing, eind 18e eeuw, al werd het regime gaandeweg milder.

Hoe is thans de stand van zaken in Nederland? Hoe tolerant zijn wij heden ten dage? Voorbeelden liggen te grijp om de stelling te staven dat Nederland veel gedragingen tolereert die in menig buitenland (nog?) verboden zijn of althans aan wettelijke beperkingen onderworpen. Onze wetgever heeft ruimte gemaakt, of is volop bezig dat te doen, voor levensbeëindigende ingrepen aan het begin of aan het einde van het leven (euthanasie zal onder omstandigheden eventueel zelfs eerder kunnen worden toegepast). Het huwelijk, met eventueel adoptie erbij, is voor personen van hetzelfde geslacht opengesteld. Op het terrein van de zedelijkheidswetgeving is het bordeelverbod geschrapt. Her en der zijn nu gemeentelijke overheden in de weer voor het verschaffen van aanvullende faciliteiten, op locaties voor de aanduiding waarvan ons taalgoed met de affreuze term ”afwerkplek” is aangevuld.

Gedoogbeleid
Een andere verschijningsvorm van nieuwerwetse tolerantie is het zogeheten gedoogbeleid. Een aantal, onmiskenbaar met wettelijke regels strijdige gedragingen wordt vrijwel ongemoeid gelaten. Het Nederlandse drugsbeleid is het bekendste voorbeeld in deze categorie. Het bijzondere hieraan is dat de overheid welbewust kiest voor niet-handhaving van de wet omdat zij daarin meer voordelen dan nadelen ziet. Waarom wordt de wet dan niet gewijzigd, kun je vragen. Daar begint men liever niet aan: met het oog op de daarvan te verwachten heisa in het parlement, maar vooral uit vrees voor repercussies in internationale betrekkingen.

In andere gevallen worden wetsovertredingen feitelijk gedoogd omdat handhaving van het geschonden voorschrift laag op de prioriteitenlijst staat. Daarom komt het dat bij donker alleen uitslovers nog met verlichting op hun fiets rijden. Steeds meer automobilisten zie je stuiven door verkeerslichten die al op rood staan. Daar wordt immers toch nauwelijks op gecontroleerd! Wel daarentegen –ik maak even een zijstap– op de naleving van maximumsnelheden en parkeertijden, want dat is makkelijk en brengt goed geld op. Een treurige situatie is dit, want het wordt als willekeurige rechtsbehandeling ervaren en werkt daardoor vervreemdend voor loyale en wetlievende burgers.

Hoe staat het met de tolerantie die burgers jegens elkaar betrachten? Sinds de culturele revolutie van de jaren zestig en zeventig is de 'alles moet kunnen'-mentaliteit dominant. Wie zich daartegen te weer stelt, wordt nogal eens knap intolerant bejegend.

Tolerant staat vandaag de dag hoog in het vaandel geschreven, maar o wee wanneer je wat zegt dat indruist tegen het nieuwe dogma van de absolute vrijheid. Blijkbaar moet de verdraagzaamheid van één kant komen, terwijl zij naar haar aard alzijdig is.

Poster
Tolerantie vraagt aanvaarding, binnen zekere grenzen, van afwijkend inzicht en gedrag. Dulden dat anderen spreken en handelen naar normen die de onze niet zijn. Maar tolerantie stelt ook eisen aan die anderen en wel dat zij maat houden en in hun gedrag ook verdisconteren hoeveel overlast en aanstoot zij kunnen berokkenen aan niet-geestverwanten.

Enkele jaren geleden werd in Groningen en elders een scabreuze poster aangeplakt om kijkers te trekken naar een fototentoonstelling in het Groninger Museum. Protesten daartegen werden afgedaan als burgerlijk en geborneerd, reactionair. Zelfs werd beweerd dat tegenstanders intolerant waren, immers eropuit hun normen aan de hele samenleving op te leggen. Bovendien werd de drogreden gebruikt dat de foto op de poster een artistieke creatie was, alsof je door op ongeacht welke schunnige plaat het etiket kunst te plakken het product immuun zou kunnen maken voor op moraal en fatsoen gebaseerde kritiek, ja kritiek die het opneemt voor de menselijke waardigheid.

Waar het mij echter om gaat is de intolerantie aan de kaak te stellen die de plakkers van deze poster en hun claqueurs aan de dag hebben gelegd. Intolerantie in de zin van hautaine onverschilligheid voor het kwetsen van mensen wie op de openbare weg de confrontatie met dit misbaksel werd opgedrongen.

Tolerantie vergt respect. Jegens het christendom is dat in menig geval pijnlijk afwezig. In de media, in exposities, theater en cabaret wordt vaak de spot gedreven met wat christenen heilig of dierbaar is en christelijke waarden worden herhaaldelijk in schampere, soms honende termen besproken. Zoveel is wel zeker: indien geestelijke leiders uit het Jodendom of de islam, of de geloofswaarheden waaraan zij stem geven, aldus zouden worden bejegend, dan zou Nederland van verontwaardiging bol staan. Gelukkig gebeurt dat niet of nauwelijks, maar de christenen lijken wel vogelvrij verklaard. Strafrechtelijk wordt tegen beschimpingen weinig of niet opgetreden. Deze selectieve verontwaardiging groeit uit tot een nieuwe vorm van discriminatie.

Hoe heeft dit kunnen ontstaan? Kwaadsappigheid bij de criticasters, die de wind van de secularisatie krachtig in de rug hebben, is niet de enige oorzaak. Het verschijnsel heeft ook te maken met een tekort aan fierheid in eigen gelederen, met bangelijkheid. Te vaak komt het voor dat christenen niet meer durven uitkomen voor hun geloof, belemmerd door eigen onzekerheid of zich gemakzuchtig voegend naar de meesmuilende mode. (...)

Gezin
Het gezin zit flink in de tang. Het heeft zijn vanzelfsprekendheid verloren, het is niet langer de norm, slechts een op de drie huishoudens in Nederland is een gezin. (...)

Om ouders in staat te stellen werk en opvoeding goed te combineren, is er in menig geval meer begrip en inschikkelijkheid nodig dan door werkgevers en collega's op het werk wordt opgebracht. Kinderen opvoeden is geen hooggewaardeerde bezigheid meer en de solidariteit tussen mensen met en zonder kinderen is verbroken. Men beseft veelal niet dat de maatschappij straks niet meer naar behoren zal kunnen functioneren als er geen toegewijde jonge artsen en verpleegkundigen meer zullen zijn om de werkende generatie van nu bij te staan in hun oude dag. En hetzelfde geldt voor consciëntieuze bestuurders en ambtenaren en allerlei dienstverleners op wie de thans werkenden later in hun leven aangewezen zullen zijn. Wat in de kinderen wordt gezaaid, zal de maatschappij straks oogsten. Ik hecht eraan hier bij te zeggen dat ouders die er welbewust voor kiezen zich, althans voor een aantal jaren, helemaal te wijden aan hun gezin, geen depreciatie verdienen maar hoogachting.

Het stichten en instandhouden van een gezin, door huwelijk of een anderszins gestructureerde vereniging in trouw, mag niet ontmoedigd en zeker niet afgestraft worden, niet door maatschappelijke verguizing en ook niet door fiscaal of ander overheidsbeleid. (...) Het gezin, hoeder van normbesef, heeft steun nodig. Dat veel jeugdcriminaliteit, straatgeweld en andere kwalijke ontsporingen te maken hebben met gezinsontwrichting, is een ervaring die we helaas zijn gaan delen met een land als de Verenigde Staten. Wie in het krijt treedt voor het gezin, krijgt al gauw te horen dat hij de klok wil terugdraaien naar truttige tijden.

Televisie
De betiteling conservatief is een diskwalificatie geworden, soms zelfs een scheldwoord. Voor mij is conservatief, mits goed verstaan, een erenaam, een geuzennaam zo gij wilt. Tot motto van mijn leven heb ik gekozen het woord van de apostel Paulus: „Onderzoek alles en behoud het goede.” Een oproep tot een geesteshouding van onbevooroordeeld zijn, wars van apriorismen, ontvankelijk, bereid dus tot verandering waar nodig en tot vernieuwing waar zinnig. Maar ook een oproep om te bewaren en te behoeden al hetgeen bij herijking goed en nobel wordt bevonden uit het geestelijk erfgoed van de generaties die ons zijn voorafgegaan.

Onze samenleving lijkt op een schip dat is losgeslagen van zijn ankers, een schip zonder roer of kompas. Hoe hervinden wij een verankering in fundamentele waarden? In de opvoeding en het onderwijs allereerst. Ook de media, vooral de televisie, dragen een zware verantwoordelijkheid, omdat zij een machtige invloed hebben op de morele opvattingen, vooral van jongeren.

Een toegespitste verantwoordelijkheid rust ook op degenen die leidinggevende posities innemen in overheid en bedrijfsleven. Zij moeten uitblinken in verantwoordelijkheidszin.

Leiding geven is iets anders dan opiniepeilingen verzamelen en daaraan gehoorzamen. Ik ben ervan overtuigd dat er onder de oppervlakte van onze luidruchtige maatschappij een vraag leeft, bij veel mensen, naar gidsen die een handreiking bieden in een periode van geestelijke verwarring en morele desoriëntatie.

De auteur is oud-premier.