Forum | 20 januari 2001 |
Een kerk zonder kansel?Door P. Chr. van Olst Ds. Krol, in de kerkbladcolumn Kanselarm, waarin hij deze week zijn aversie tegen de preekstoel debiteerde: Ze zijn hoog, onpraktisch en vaak veraf. Kansels. Ondingen uit vroeger tijd, toen ze nodig waren om de stem van de spreker ver te laten klinken. Zwijgende getuigen uit een vroegere tijd (...) Ter wille van de hoorbaarheid waren ze ooit nodig. Ter wille van de zichtbaarheid kunnen ze beter gemist worden. Het zijn rare kooien met lastige schuttingen en muurtjes, die de spreker grotendeels aan het oog onttrekken. Alleen een deel van het bovenlichaam blijft te zien. En juist zichtbaarheid van een spreker en non-verbale communicatie zijn zo belangrijk. Ds. A. van der Meiden, gereformeerd predikant en communicatiedeskundige: Hij heeft eigenlijk wel gelijk, die Krol. Voor de hoorbaarheid is de preekstoel niet meer nodig en de zichtbaarheid is met een wat kleiner katheder ook wel geregeld. Persoonlijk kan het mij niet zo veel schelen waar ik sta. Zolang het maar niet van die heel hoge kansels zijn, waarbij je wel tien traptreden op moet voor je er bent terwijl je tijdens de beklimming voortduren op de zomen van je preekjurk trapt. Rondlopen doe ik eigenlijk alleen als ik iets aan kinderen vertel. Maar daar is verder niets op tegen. Dat heb ik vroeger ook wel meegemaakt in oud-gereformeerde en christelijke gereformeerde gemeenten. Dan kwam de dominee de kansel af om kerkgangers te vragen: Ik heb dat nu allemaal wel gezegd, maar wat betekent dat nou voor u persoonlijk? Heel retorisch! A. van Manen van timmerbedrijf Van Manen uit Kootwijkerbroek: Iemand die zulke ideeën over de preekstoel heeft, preekt vast niet veel in kerken met galerijen. In zulke kerken zijn de zichtlijnen heel belangrijk. Een preekstoel is daar meestal wel nodig. Niet dat wij er arm van worden hoor, als er geen preekstoelen meer hoeven komen. We maken er niet meer dan gemiddeld twee per jaar. Dat is echt bijwerk; kerkbanken maken we veel meer. We leveren vooral aan de afgescheiden kerken uit de gereformeerde gezindte. Daar is men al wat ruimere kansels gewend dan in hervormde kerken. Meestal wordt gevraagd om een preekstoel van zo'n 2 bij 1,5 meter. Dat is al wel iets ruimer als het vroeger was. Ds. C. de Jongste, predikant van de Gereformeerde Gemeente te Tholen, in het boek Wanneer ik voor U kniel: Middenin het liturgisch centrum heeft de kansel een plaats: in het hoofd der hoogten (volgens de grondtekst van Spreuken 8:2). Laat de kansel niet te laag zijn, maar vooral hoog! Dit is bevorderlijk voor het horen en zien. En daar de prediker als het ware in gesprek is met zijn gemeente, is een hoge kansel ook nuttig voor het oogcontact tussen spreker en hoorders, vice versa. Maar allermeest nog is daarvoor een pleidooi te voeren wegens het Woord van God zélf. In zichzelf zó verheven, verdient het ook symbolisch een verheven plaats. Het Woord is het waard! Ds. F. Kalis, luthers predikant en lid van de sectie eredienst en kerkmuziek: In sommige lutherse kerken in Nederland is de toegang tot de preekstoel rechtstreeks vanuit de muur. Dat symboliseert dat het Woord van de andere kant komt, een heel lutherse gedachte. Minder luthers is de dominante plaats van de preekstoel in de Nederlandse lutherse kerken. Dat is een invloed van het calvinisme. Mijn vrouw, ook predikant, vindt de preekstoel wel eens wat benauwd en preekt daarom vaak staande bij het altaar. Waar we volgens mij bij allerlei vernieuwingsideeën wel voor moeten oppassen, is dat het Woord centraal moet staan en niet de prediker. Ds. W. Vroegindeweij sr., hervormd emeritus predikant: Zo'n vijftien jaar geleden preekte ik eens in de gemeente Eemnes-Binnen. Ik stond op een heel kleine kansel en voelde me beslist niet goed. Dat laatste zag niemand, behalve mijn hulp, die in de kerk zat. Die heeft de hele dienst zitten bidden of ik op de been mocht blijven. Ze kon werkelijk niet bedenken hoe ze mij anders uit die krappe preekstoel moesten krijgen. Het deurtje klapte naar binnen, dus dat zou nog moeilijk worden. Gelukkig is er tijdens de dienst niets gebeurd. Naderhand stuurde de dokter mij onmiddellijk naar het ziekenhuis. Hoewel het daar in Eemnes dus bijna misging, heb ik verder nooit moeite gehad met enige preekstoel. Ik vind het een uitstekend middel om de gemeente toe te spreken. Met alle respect hoor, maar wat een dwaasheid om voor de afschaffing van de preekstoel te pleiten. W. G. van der Hulst, in het kinderboek Van de boze koster: Dáár, o ja, daar zat het biggetje zómaar op de trap van de preekstoel. Het stak zijn snuitje brutaal in de hoogte... Opnieuw ds. Krol in zijn column: Ik herinner me als klein jongetje mijn kanselvrees al. Toen werd voorgesteld daar (bij afwezigheid van de dominee) ons te verstoppen, vonden we dat te ver gaan. Spelen was leuk, maar het mocht niet doorslaan naar heiligschennis! |